Sura, Verse

1   2, 118|          geen teken tot ons?" Zo spraken ook degenen, die vóór hen
2   5, 44 |       die gehoorzaam waren recht spraken voor de Joden en de Rabbijnen
3   6, 111|      engelen tot hen neder en al spraken de doden tot hen en Wij
4   9, 43 |          degenen die de waarheid spraken u bekend waren geworden
5   9, 65 |         zij beslist zeggen: "Wij spraken slechts ijdellijk (onder
6   9, 69 | ijdellijk, evenals zij ijdellijk spraken. Dezen zijn het wier werken
7   9, 74 |       zeiden, maar voorzeker zij spraken het woord des ongeloofs
8  33, 22 |       Allah en Zijn boodschapper spraken de waarheid." En dit vermeerderde
9  36, 52 |     beloofd, en de boodschappers spraken de waarheid." ~