Sura, Verse

1   2, 19 |  dichte duisternis, donder en bliksem komt, uit doodsangst hun
2   4, 153|   openlijk." Toen trof hen de bliksem wegens hun overtreding.
3  13, 12 |      12. Hij is het, Die u de bliksem toont vrees en hoop veroorzakende
4  13, 13 |      voor Hem en Hij zendt de bliksem en treft er mede, wie Hij
5  24, 43 |      Hij wil. De glans van de bliksem neemt het gezicht bijna
6  30, 24 | behoort eveneens dat Hij u de bliksem toont als vrees en hoop.
7  41, 13 |       bliksemstraal, zoals de bliksem die Aad en Samoed achterhaalde. " ~
8  41, 17 |       pad, daarom trof hen de bliksem van de straf der vernedering,
9  51, 44 |    Daarom achterhaalde hen de bliksem terwijl zij er naar keken, ~