Sura, Verse

1   3, 49 |   s gebod. En ik genees de blinden en de melaatsen en doe de
2   5, 110| Mijn gebod; en toen gij de blinden en de melaatsen door Mijn
3  10, 43 |   kijken. Maar kunt gij de blinden leiden, zelfs al willen
4  24, 61 |            61. Het doet de blinden, de lammen, de zieken of
5  30, 53 |       53. Noch kunt gij de blinden uit hun dwaling leiden.
6  40, 58 |                     58. De blinden en de zienden zijn niet
7  43, 40 |  de doven doen horen en de blinden en degenen die klaarblijkelijk