1-500 | 501-647
Sura, Verse
1 2, 30 | Heer tot de engelen zeide: "Ik wil een stedehouder op aarde
2 2, 30 | prijzen," antwoordde Hij: "Ik weet wat gij niet weet." ~
3 2, 33 | genoemd, zeide Hij: "Zeide Ik u niet: Waarlijk Ik ken
4 2, 33 | Zeide Ik u niet: Waarlijk Ik ken de geheimen der hemelen
5 2, 33 | hemelen en der aarde en Ik weet, wat gij onthult en
6 2, 40 | Gedenkt Mijn gunsten, welke Ik u bewees en weest getrouw
7 2, 40 | getrouw aan Mijn verbond. Ik zal Mijn verbond met u houden
8 2, 41 | 41. En gelooft in hetgeen Ik heb geopenbaard, vervullende
9 2, 47 | Gedenkt Mijn gunsten, die Ik u bewees, dat Ik u boven
10 2, 47 | gunsten, die Ik u bewees, dat Ik u boven de volkeren verhief. ~
11 2, 54 | Schepper en doodt uw eigen ik, dat is het beste voor u
12 2, 67 | spot met ons?" Hij zeide: "Ik zoek toevlucht bij Allah,
13 2, 122| gedenkt Mijn gunsten die Ik u bewees, dat Ik u boven
14 2, 122| gunsten die Ik u bewees, dat Ik u boven die volkeren verhief. ~
15 2, 124| deze vervulde, zeide Hij: "Ik zal u tot leider der mensen
16 2, 126| dag geloven", zeide Hij: "Ik zal voor een korte tijd
17 2, 126| weldaden schenken, daarna zal Ik hem in het Vuur drijven:
18 2, 131| Onderwerp U", zeide hij: "Ik heb mij aan de Heer der
19 2, 150| maar vreest Mij - en opdat Ik Mijn gunst aan u moge voltooien
20 2, 152| 152. Gedenkt Mij daarom en Ik zal u gedenken en weest
21 2, 160| dezen zijn het, tot wie Ik Mij met vergiffenis wend -
22 2, 160| Mij met vergiffenis wend - Ik ben Berouwaanvaardend, Genadevol. ~
23 2, 186| over Mij vragen, zeg dan: "Ik ben nabij. Ik verhoor het
24 2, 186| zeg dan: "Ik ben nabij. Ik verhoor het gebed van de
25 2, 258| doet sterven", zeide hij: "Ik geef leven en doe sterven."
26 2, 259| reeds?" Hij antwoordde: "Ik ben een dag, of een gedeelte
27 2, 259| duidelijk werd zeide hij: "Ik weet, dat Allah macht heeft
28 3, 15 | 15. Zeg: "Zal ik u over iets beters inlichten
29 3, 20 | zij met u redetwisten: "Ik, en degenen die mij volgen
30 3, 35 | vrouw van Imraan zeide: "Ik draag aan U op wat in mijn
31 3, 36 | zeide zij: "Mijn Heer, ik ben verlost van een meisje." -
32 3, 36 | gelijk aan de vrouw. En ik heb haar Maria genoemd en
33 3, 36 | heb haar Maria genoemd en ik stel haar en haar nageslacht
34 3, 47 | Zij zeide: "Heer, hoe zal ik een zoon hebben, daar geen
35 3, 49 | kinderen Israëls zijn. "Ik kom tot u met een teken
36 3, 49 | met een teken van uw Heer; ik zal u uit klei de vorm van
37 3, 49 | een vogel maken, dan adem ik daarin en hij zal een vogel
38 3, 49 | door Allah's gebod. En ik genees de blinden en de
39 3, 49 | doe de doden herleven en ik deel u mede, wat gij zult
40 3, 50 | 50. Ik kom tot u met een teken
41 3, 55 | Allah zeide: "O, Jezus, ik zal u doen sterven en u
42 3, 55 | terugkeer tot Mij zijn en Ik zal onder u rechtspreken
43 3, 56 | Doch de ongelovigen zal Ik in deze wereld en in de
44 3, 57 | goede werken verrichten zal Ik volle beloning toekennen.
45 3, 81 | sloot, zeide Hij: "Voorwaar, Ik heb u het Boek en de Wijsheid
46 3, 81 | Hij zeide: "Getuigt dan en Ik ben met u onder de getuigen." ~
47 3, 195| verhoorde hen, zeggende: "Ik zal het werk van iedere
48 3, 195| behoort tot elkander. - En Ik zal van hen, die hun land
49 4, 18 | gezicht staart en hij zegt: 'Ik heb berouw;' noch voor degenen
50 4, 72 | mij genadig geweest omdat ik niet bij hen tegenwoordig
51 4, 73 | u en hem bestond - "Ware ik bij hen geweest, dan zou
52 4, 73 | bij hen geweest, dan zou ik inderdaad een groot voordeel
53 4, 118| En hij (Satan) zeide: "Ik zal voorzeker een bepaald
54 4, 119| 119. "En ik zal hen zeker doen dwalen
55 4, 119| begeerten in hen opwekken en ik zal hen voorzeker ophitsen
56 4, 119| van het vee afsnijden en ik zal hen voorzeker aansporen
57 5, 3 | niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst voor u vervolmaakt,
58 5, 12 | Allah zeide: "Voorzeker, Ik ben met u. Indien gij het
59 5, 12 | goede lening verstrekt, zal Ik uw zonden van u verwijderen
60 5, 25 | Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb macht over niemand dan
61 5, 27 | De laatstgenoemde zeide: "Ik zal u zeker doden." - De
62 5, 28 | uitstrekt om mij te doden, zal ik mijn hand niet naar u uitstrekken,
63 5, 28 | uitstrekken, om u te doden. Ik vrees Allah, de Heer der
64 5, 29 | 29. Ik wens, dat gij zowel met
65 5, 31 | verbergen. Hij zeide: "Ware ik maar de raaf gelijk, zodat
66 5, 31 | maar de raaf gelijk, zodat ik het lijk van mijn broeder
67 5, 60 | 60. Zeg: "Zal ik u vertellen over degenen
68 5, 110| aan u en uw moeder, toen Ik u met de geest van heiligheid
69 5, 110| het volk spraakt en toen Ik u het Boek en de wijsheid
70 5, 110| doden opgewekt; en toen Ik de kinderen Israëls er van
71 5, 111| 111. "En toen Ik de discipelen bezielde om
72 5, 115| Allah zeide: "Waarlijk, Ik zal haar (de tafel) tot
73 5, 115| nadien ondankbaar wordt, zal Ik zó straffen als Ik geen
74 5, 115| zal Ik zó straffen als Ik geen ander onder de volkeren
75 5, 116| antwoorden: "Heilig zijt Gij! Ik zou nooit kunnen zeggen,
76 5, 116| nooit kunnen zeggen, waarop ik geen recht had. Indien ik
77 5, 116| ik geen recht had. Indien ik het had gezegd zoudt Gij
78 5, 116| in mijn innerlijk is en ik weet niet, wat in U is.
79 5, 117| 117. Ik zeide niets tot hen, dan
80 5, 117| mijn Heer en uw Heer." En ik was getuige van hen, zolang
81 5, 117| getuige van hen, zolang ik in hun midden verbleef,
82 6, 14 | 14. Zeg: "Zal ik een andere Beschermer nemen,
83 6, 15 | 15. Zeg: "Ik vrees, als ik mijn Heer
84 6, 15 | 15. Zeg: "Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam,
85 6, 19 | is mij geopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge
86 6, 19 | buiten Allah zijn?" Zeg: "Ik getuig niet." Zeg: "Hij
87 6, 19 | Zeg: "Hij is de ene God en ik heb niets uitstaande met
88 6, 50 | 50. Zeg: "Ik zeg niet tot u, dat ik de
89 6, 50 | Ik zeg niet tot u, dat ik de schatten van Allah bezit,
90 6, 50 | van Allah bezit, noch dat ik het onzienlijke ken, noch
91 6, 50 | onzienlijke ken, noch zeg ik tot u: 'Ik ben een engel';
92 6, 50 | ken, noch zeg ik tot u: 'Ik ben een engel'; ik volg
93 6, 50 | tot u: 'Ik ben een engel'; ik volg slechts hetgeen mij
94 6, 56 | aanroept, te aanbidden. Zeg: "Ik wil uw boze neigingen niet
95 6, 56 | volgen. In dat geval zal ik tot de dwalenden behoren
96 6, 57 | 57. Zeg: "Ik ben op de rechte weg van
97 6, 66 | het de waarheid is. Zeg: "Ik ben geen voogd over u." ~
98 6, 74 | Neemt gij afgoden tot Goden? Ik zie u en uw volk in duidelijke
99 6, 76 | zij onderging, zeide hij: "Ik heb de dingen, die ondergaan
100 6, 77 | mij niet geleid dan zou ik zeker tot het dwalende volk
101 6, 78 | zeide hij: "O, mijn volk, ik heb niets uitstaande met
102 6, 79 | 79. "Ik heb mijn aangezicht oprecht
103 6, 79 | hemelen en de aarde schiep en ik behoor niet tot de afgodendienaren." ~
104 6, 80 | mij recht heeft geleid? En ik vrees hetgeen gij met Hem
105 6, 81 | 81. "En hoe kan ik uw afgoden vrezen, terwijl
106 6, 90 | daarom hun leiding. Zeg: "Ik vraag u er geen beloning
107 6, 93 | geopenbaard en die zegt: "Ik zal iets nederzenden dat
108 6, 104| het is tegen hemzelf. En ik ben geen bewaker over u." ~
109 6, 114| 114. Zal ik als rechter iemand anders
110 6, 135| handel naar uw vermogen, ik handel ook. Gij zult weldra
111 6, 145| 145. Zeg: "Ik vind in hetgeen mij is geopenbaard
112 6, 151| 151. Zeg: "Komt, ik zal u verkondigen, wat uw
113 6, 163| gelijken. Zo is mij bevolen en ik ben de eerste der Moslims." ~
114 6, 164| 164. Zeg: "Zal ik een andere Heer begeren
115 7, 12 | u te onderwerpen, toen Ik u (dat) gebood?" Hij antwoordde: "
116 7, 12 | gebood?" Hij antwoordde: "Ik ben beter dan hij. Gij hebt
117 7, 16 | gij mij liet dwalen zal ik hen voorzeker in de weg
118 7, 17 | 17. "Dan zal ik mij gewis vóór hen en achter
119 7, 18 | hunner u ook zal volgen, Ik zal voorzeker de hel met
120 7, 21 | En hij zwoer tot hen: "Ik ben voor u zeker een oprechte
121 7, 22 | riep hen en zeide: "Verbood Ik u die boom niet en zeide
122 7, 22 | u die boom niet en zeide Ik niet tot u: 'Voorwaar, Satan
123 7, 59 | hebt geen god naast Hem. Ik vrees voor u de straf van
124 7, 61 | in mij geen dwaling, doch ik ben een boodschapper van
125 7, 62 | 62. "Ik breng u de boodschappen
126 7, 62 | geef u oprechte raad en ik weet van Allah wat gij niet
127 7, 67 | mij geen dwaasheid, maar ik ben een boodschapper van
128 7, 68 | 68. "Ik breng u de woorden van mijn
129 7, 68 | woorden van mijn Heer en ik ben voor u een eerlijke
130 7, 71 | nedergezonden? Wacht dan, ik ben met u onder de wachtenden." ~
131 7, 79 | en zeide: "O, mijn volk, ik bracht u de boodschap van
132 7, 87 | gelooft in hetgeen waarmede ik ben gezonden en een andere
133 7, 93 | en zeide: "O mijn volk, ik heb u inderdaad de boodschap
134 7, 93 | mijn Heer overgebracht en ik gaf u oprechte raad. Hoe
135 7, 93 | oprechte raad. Hoe moet ik dan om een ongelovig volk
136 7, 104| Mozes zeide: "O, Pharao, ik ben waarlijk een boodschapper
137 7, 105| 105. "Ik mag slechts de waarheid
138 7, 105| waarheid over Allah spreken. Ik ben met een duidelijk teken
139 7, 123| Pharao zeide: "Hebt gij vóór ik het u toestond in Hem geloofd?
140 7, 124| 124. "Ik zal gewis uw handen en uw
141 7, 124| doen afsnijden. Dan zal ik u allen tezamen laten kruisigen." ~
142 7, 140| Hij zeide (verder): "Zal ik u een andere god dan Allah
143 7, 143| Heer, toon U aan mij, opdat ik U moge aanschouwen." Hij (
144 7, 143| zeide hij: "Heilig zijt Gij, ik wend mij tot U en ik ben
145 7, 143| Gij, ik wend mij tot U en ik ben de eerste der gelovigen." ~
146 7, 144| Allah zeide: "O, Mozes, Ik heb u door Mijn boodschappen
147 7, 144| daarom vast aan hetgeen Ik u heb gegeven en behoor
148 7, 145| alles stipt op te volgen. Ik zal u weldra de verblijfplaats
149 7, 146| 146. Ik zal voorzeker degenen, die
150 7, 156| gekomen." Allah antwoordde: "Ik zal Mijn straf opleggen
151 7, 156| Mijn straf opleggen aan wie Ik wil, maar Mijn barmhartigheid
152 7, 156| omvat alle dingen. Zo zal Ik het verordenen voor degenen
153 7, 158| 158. Zeg: "O mensdom, ik ben u allen tot een boodschapper
154 7, 172| getuigen over henzelf: "Ben ik uw Heer niet?" antwoordden
155 7, 183| 183. Ik geef hun uitstel. Mijn plan
156 7, 188| 188. Zeg: "Ik heb buiten hetgeen Allah
157 7, 188| kwaad voor mijzelf. En als ik het onzienlijke kende zou
158 7, 188| het onzienlijke kende zou ik een overvloed van goed hebben
159 7, 188| mij niet hebben gedeerd. Ik ben slechts een waarschuwer
160 7, 203| gij het niet? " Antwoord: "Ik volg alleen hetgeen mij
161 8, 9 | afsmeektet en Hij u antwoordde: "Ik zal u met duizend engelen
162 8, 12 | de engelen openbaarde: "Ik ben met u; versterkt de
163 8, 12 | versterkt de gelovigen. Ik boezem ontzag in de harten
164 8, 48 | overhand over u hebben want ik ben uw metgezel." Maar toen
165 8, 48 | af en zeide: "Voorzeker, ik heb niets met u uitstaande,
166 8, 48 | u uitstaande, waarlijk, ik zie wat gij niet ziet, ik
167 8, 48 | ik zie wat gij niet ziet, ik vrees Allah en Allah is
168 9, 92 | verschaffen, en gij antwoorddet: "Ik kan niets vinden waarop
169 9, 92 | kan niets vinden waarop ik u kan doen rijden." Zij
170 9, 129| God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen want Hij
171 10, 15 | veranderen uit mijzelf. Ik volg slechts hetgeen mij
172 10, 15 | geopenbaard. Voorzeker, ik vrees, als ik mijn Heer
173 10, 15 | Voorzeker, ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam,
174 10, 16 | Allah het zo had gewild, zou ik u niet hebben voorgedragen (
175 10, 16 | hebben gemaakt. Voorzeker, ik heb voordien een heel leven
176 10, 20 | alleen Allah toe. Wacht, ik ben met u onder de wachtenden." ~
177 10, 41 | niets uitstaande met hetgeen ik doe noch heb ik iets uitstaande
178 10, 41 | hetgeen ik doe noch heb ik iets uitstaande met hetgeen
179 10, 49 | 49. Zeg: "Ik heb voor mij zelf geen macht
180 10, 71 | Allah u aanstoot geven - ik leg mijn vertrouwen in Allah -
181 10, 72 | als gij u terugtrekt vraag ik van u geen beloning. Mijn
182 10, 90 | bijna verdronk, zeide: "Ik geloof dat er geen God is
183 10, 90 | kinderen Israëls geloven en ik behoor tot de Moslims." ~
184 10, 102| stierven? Zeg: "Wacht daarom, ik ben met u onder de wachtenden." ~
185 10, 104| verkeert, (weet) dan dat ik niet aanbid degenen die
186 10, 104| naast Allah aanbidt, maar ik aanbid Allah Die u doet
187 10, 108| slechts tot haar nadeel. En ik ben geen bewaker over u." ~
188 11, 2 | slechts Allah. Voorzeker, ik (Mohammed) ben voor u een
189 11, 3 | gij u afwendt dan vrees ik, voorzeker, voor u de straf
190 11, 25 | volk zeggende: "Waarlijk, ik ben voor u een duidelijke
191 11, 26 | aanbidden. Anders vrees ik voor u de straf van een
192 11, 28 | mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk bewijs
193 11, 29 | 29. "O, mijn volk, ik vraag u er geen geld voor.
194 11, 29 | is alleen bij Allah. En ik wil de gelovigen niet verdrijven,
195 11, 29 | hun Heer ontmoeten. Maar ik beschouw u als een volk,
196 11, 30 | mij tegen Allah helpen als ik hen zou verdrijven? Wilt
197 11, 31 | 31. "En ik zeg u niet: 'Ik bezit de
198 11, 31 | 31. "En ik zeg u niet: 'Ik bezit de schatten van Allah',
199 11, 31 | schatten van Allah', noch ken ik het onzienlijke, noch zeg
200 11, 31 | het onzienlijke, noch zeg ik: 'Ik ben een engel'." "Noch
201 11, 31 | onzienlijke, noch zeg ik: 'Ik ben een engel'." "Noch zeg
202 11, 31 | ben een engel'." "Noch zeg ik over degenen, die gij minacht
203 11, 31 | innerlijk is. Anders zou ik zeker tot de onrechtvaardigen
204 11, 34 | 34. "En als ik u raad geef zal mijn raad
205 11, 35 | het verzonnen?" Zeg: "Als ik het heb verzonnen, zal mijn
206 11, 35 | zonde op mij rusten doch ik heb niets uitstaande met
207 11, 43 | 43. Hij antwoordde: "Ik zal mijn toevlucht weldra
208 11, 46 | waarvan gij geen kennis bezit. Ik geef u raad om niet tot
209 11, 47 | Hij zeide: "Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht tot
210 11, 47 | U om niet te vragen waar ik geen kennis van heb. En
211 11, 47 | barmhartigheid betoont, zal ik onder de verliezers zijn." ~
212 11, 51 | 51. "O, mijn volk, ik vraag van u geen beloning
213 11, 54 | antwoordde: "Voorzeker, ik roep Allah tot getuige en
214 11, 54 | en getuigt gij ook, dat ik niets met uw afgoden uitstaande
215 11, 56 | 56. "Ik heb voorzeker mijn vertrouwen
216 11, 57 | Indien gij u afwendt, dan heb ik u hetgeen waarmede ik tot
217 11, 57 | heb ik u hetgeen waarmede ik tot u ben gezonden medegedeeld,
218 11, 63 | mijn volk, zeg mij, als ik een duidelijk bewijs van
219 11, 63 | dan naast Allah helpen als ik Hem niet gehoorzaam? Gij
220 11, 72 | Zij zeide: "O wonder! Zal ik een kind baren nu ik een
221 11, 72 | Zal ik een kind baren nu ik een oude vrouw ben en deze
222 11, 80 | 80. Hij zeide: "Ach, had ik slechts de macht u weerstand
223 11, 84 | korte maat of licht gewicht. Ik zie u in voorspoed en ik
224 11, 84 | Ik zie u in voorspoed en ik vrees voor u de straf van
225 11, 86 | als gij gelovigen zijt. En ik ben geen bewaker over u." ~
226 11, 88 | volk, wat meent gij indien ik een duidelijk bewijs van
227 11, 88 | voorziening heeft geschonken? En ik wil niet, in tegenstelling
228 11, 88 | mijzelf veroorloven, hetgeen ik u verbied. Ik wil alleen,
229 11, 88 | veroorloven, hetgeen ik u verbied. Ik wil alleen, voor zover ik
230 11, 88 | Ik wil alleen, voor zover ik kan, een verbetering aanbrengen.
231 11, 88 | aanbrengen. Alleen door Allah ben ik hiertoe in staat. In Hem
232 11, 88 | in staat. In Hem vertrouw ik en tot Hem wend ik mij." ~
233 11, 88 | vertrouw ik en tot Hem wend ik mij." ~
234 11, 93 | volk, handel op uw wijze, ik handel op de mijne. Gij
235 11, 93 | leugenaar is. En wacht af, ik wacht gewis met u." ~
236 11, 119| woord van uw Heer: "Voorwaar Ik zal de hel met djinn en
237 12, 4 | vader, (in mijn droom) zag ik elf sterren en de zon en
238 12, 4 | en de zon en de maan en ik zag ze zich voor mij nederwerpen." ~
239 12, 13 | gij hem zoudt medenemen en ik vrees, dat de wolf hem zal
240 12, 32 | wie gij mij beschuldigdet, ik zocht hem werkelijk tegen
241 12, 32 | als hij nu niet doet wat ik hem verzoek, zal hij zeker
242 12, 33 | Jozef) zeide: "O mijn Heer, ik zou de gevangenis verkiezen
243 12, 33 | list van mij afwendt zal ik mij tot haar neigen en tot
244 12, 36 | binnen. Een hunner zeide: "Ik zag mij wijn persen." En
245 12, 36 | persen." En de andere zeide: "Ik zag mij in een droom brood
246 12, 37 | niet tot u komen, voordat ik u de verklaring er van heb
247 12, 37 | Heer mij heeft onderwezen. Ik heb van de godsdienst van
248 12, 38 | 38. "En ik volg de godsdienst van mijn
249 12, 43 | koring (van Egypte) zeide: "Ik zag zeven vette koeien,
250 12, 45 | tijd Jozef, en zeide toen: "Ik zal u de verklaring er van
251 12, 46 | andere verwelkte aren opdat ik tot het volk moge terugkeren,
252 12, 51 | waarheid aan het licht gekomen. Ik was het die hem tegen zijn
253 12, 52 | opdat hij moge weten dat ik hem in zijn afwezigheid
254 12, 53 | 53. "En ik verklaar mijzelf niet vrij (
255 12, 53 | zijn, want het menselijke, ik' spoort tot het kwade aan,
256 12, 54 | zeide: "Brengt hem bij mij, ik wil hem voor mijzelf houden."
257 12, 55 | schatten van het land want ik ben een deskundig bewaarder." ~
258 12, 59 | vaderskant. Ziet gij niet, dat ik u met volle maat geef en
259 12, 59 | met volle maat geef en dat ik een goed gastheer ben?" ~
260 12, 64 | Jacob) antwoordde: "Zal ik u hem toevertrouwen, zoals
261 12, 64 | hem toevertrouwen, zoals ik u voorheen zijn broeder
262 12, 66 | 66. Hij (Jacob) zeide: "Ik zal hem niet met u medezenden
263 12, 67 | verschillende poorten binnen; en ik kan u in niets tegen Allah
264 12, 67 | alleen bij Allah. In Hem stel ik mijn vertrouwen en laat
265 12, 69 | bij zich. En hij zeide: "Ik ben uw broeder, treur daarom
266 12, 72 | kameellast koren ontvangen en ik ben er borg voor." ~
267 12, 80 | tegenover Jozef hebt gefaald? Ik zal het land daarom niet
268 12, 84 | van hen af en zeide: "O ik heb verdriet over Jozef."
269 12, 86 | 86. Hij antwoordde: "Ik klaag alleen over mijn zorg
270 12, 86 | en verdriet tot Allah en ik weet van Allah, wat gij
271 12, 90 | dan Jozef?" Hij zeide: "Ik ben Jozef en dit is mijn
272 12, 94 | vertrok, zeide hun vader: "Ik bemerk voorzeker de geur
273 12, 96 | Dan riep hij uit: "Zei ik u niet: 'Ik weet van Allah
274 12, 96 | hij uit: "Zei ik u niet: 'Ik weet van Allah wat gij niet
275 12, 98 | 98. Hij (Jacob) zeide: "Ik zal mijn Heer om vergiffenis
276 12, 108| Zeg: "Dit is mijn weg: ik roep tot Allah in zeker
277 12, 108| tot Allah in zeker weten, ik en mijn volgelingen. Heilig
278 12, 108| volgelingen. Heilig is Allah en ik behoor niet tot de afgodendienaren." ~
279 13, 30 | God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen en tot Hem
280 13, 32 | vóór u ook bespot, maar Ik schonk uitstel aan de ongelovigen.
281 13, 32 | de ongelovigen. Dan greep Ik hen en hoe (vreselijk) was
282 13, 36 | vereenzelvigen. Tot Hem roep ik en tot Hem is mijn terugkeer." ~
283 14, 7 | Als gij dankbaar zijt zal ik u rneer geven, maar als
284 14, 22 | deed u een ware belofte, ik echter beloofde u en faalde,
285 14, 22 | beloofde u en faalde, maar ik had geen macht over u dan
286 14, 22 | geen macht over u dan dat ik u riep en gij mij gehoorzaamdet.
287 14, 22 | maar beschuldigt uzelf. Ik kan u niet bijstaan noch
288 14, 22 | noch kunt gij mij bijstaan. Ik verwerp dat gij mij voordien
289 14, 37 | 37. "Onze Heer, ik heb sommige van mijn kinderen
290 15, 28 | Heer tot de engelen zeide: "Ik ga de mens uit droge, klinkende
291 15, 29 | 29. "Wanneer Ik hem daaruit heb gevormd
292 15, 33 | 33. Hij antwoordde: "Ik ga mij niet onderwerpen
293 15, 39 | verloren hebt geacht, zal ik voor hen (de dingen) op
294 15, 49 | Zeg tot Mijn dienaren dat Ik voorzeker Vergevensgezind,
295 15, 89 | 89. En zeg: "Ik ben inderdaad een duidelijk
296 17, 24 | daar zij mij opvoedden toen ik jong was." ~
297 17, 61 | Iblies. Hij zeide: "Moet ik mij ter aarde werpen voor
298 17, 62 | Opstanding uitstel verleent, zal ik voorzeker zijn nakomelingen
299 17, 93 | Glorie zij mijn Heer: ik ben slechts mens en boodschapper!" ~
300 17, 101| zeide Pharao tot hem: "Ik geloof, O Mozes, dat gij
301 17, 102| tekenen heeft gezonden; en ik ben zeker dat gij, o Pharao,
302 18, 23 | En zeg niet over iets: "Ik zal het morgen doen," ~
303 18, 24 | gedenk dan uw Heer en zeg: "Ik hoop, dat mijn Heer mij
304 18, 34 | gesprek tot zijn gezel: "Ik ben rijker dan gij, aan
305 18, 35 | tegenover zichzelf. Hij zeide: "Ik denk niet, dat dit ooit
306 18, 36 | 36. "Noch denk ik dat het Uur zal komen. Indien
307 18, 36 | het Uur zal komen. Indien ik tot mijn Heer word teruggebracht,
308 18, 36 | word teruggebracht, zal ik voorzeker een betere plaats
309 18, 38 | Allah Die mijn Heer is, ik zal niemand met mijn Heer
310 18, 42 | neergestort en hij zeide: "Had ik maar niemand met mijn Heer
311 18, 51 | 51. Ik riep hen niet om te getuigen
312 18, 51 | eigen schepping noch neem Ik degenen die misleiden ooit
313 18, 60 | zeide tot zijn dienaar: "Ik zal het niet opgeven voordat
314 18, 60 | het niet opgeven voordat ik de samenvloeiing van twee
315 18, 60 | zeeën heb bereikt, al moet ik eeuwenlang voortgaan;" ~
316 18, 63 | op de rots begaven vergat ik de vis - en slechts Satan
317 18, 66 | Mozes zeide tot hem: "Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst
318 18, 69 | gij mij geduldig vinden en ik zal aan uw bevel niet ongehoorzaam
319 18, 70 | nergens vragen over eer ik zelf daaromtrent tot u spreek." ~
320 18, 72 | 72. Hij antwoordde: "Had ik u niet gezegd dat gij stellig
321 18, 73 | Maak mij geen verwijt omdat ik het vergeten ben en maak
322 18, 75 | 75. Hij antwoordde: "Zei ik u niet dat gij nimmer in
323 18, 76 | 76. Mozes zeide: "Indien ik u wederom iets vraag houd
324 18, 78 | scheiding tussen u en mij. Ik zal u thans de verklaring
325 18, 79 | op de rivier werkten, en ik verkoos haar onbruikbaar
326 18, 82 | Heer, en dit alles deed ik niet uit mezelf. Dit is
327 18, 83 | betreffende Zol-Qarnain. Zeg: "Ik zal u zijn verhaal vertellen." ~
328 18, 95 | lichamelijke kracht helpen. Ik zal tussen u en hen een
329 18, 96 | mij gesmolten koper, opdat ik het er overheen giete." ~
330 18, 110| 110. Zeg: "Ik ben slechts een mens gelijk
331 19, 4 | grijze haren, niettemin ben ik niet wanhopig, mijn Heer,
332 19, 5 | 5. "Maar ik vrees mijn bloedverwanten
333 19, 8 | vrouw onvruchtbaar is en ik de uiterste grens des ouderdoms
334 19, 9 | is gemakkelijk voor Mij, Ik heb u voordien geschapen
335 19, 18 | 18. Zij zeide: "Ik neem mijn toevlucht tot
336 19, 19 | 19. Hij antwoordde: "Ik ben slechts een boodschapper
337 19, 19 | boodschapper van uw Heer opdat ik u een reine zoon moge schenken." ~
338 19, 20 | 20. Zij zeide: "Hoe kan ik een zoon ontvangen terwijl
339 19, 20 | mij heeft aangeraakt en ik evenmin onkuisheid heb bedreven?" ~
340 19, 23 | Zij zeide: "O, liever zou ik vóór dit geschiedde gestorven
341 19, 26 | iemand ziet, beduid hem dan: 'Ik heb de Barmhartige gelofte
342 19, 26 | te vasten; derhalve zal ik heden met niemand spreken.'" ~
343 19, 30 | 30. Hij (Jezus) zeide: "Ik ben een dienaar van Allah.
344 19, 31 | heeft mij gezegend waar ik mij ook moge bevinden; en
345 19, 31 | geven van aalmoezen zolang ik leef opgelegd." ~
346 19, 32 | 32. "En dat ik gehoorzaam zou zijn jegens
347 19, 33 | en evenzo op de dag dat ik ten leven zal worden opgewekt." ~
348 19, 43 | gekomen, volg mij daarom, ik zal u naar een pad leiden
349 19, 45 | 45. "O mijn vader, ik vrees dat de straf van de
350 19, 46 | Indien gij niet ophoudt, zal ik u zeker uitbannen. Laat
351 19, 47 | zeide: "Vrede zij met u. Ik zal mijn Heer om vergiffenis
352 19, 48 | 48. "En ik zal mij verre houden van
353 19, 48 | nevens Allah aanroept, en ik zal tot mijn Heer bidden;
354 19, 48 | bidden; waarschijnlijk zal ik in mijn gebed tot mijn Heer
355 19, 66 | 66. En de mens zegt: "Zal ik wanneer ik dood ben, dan
356 19, 66 | mens zegt: "Zal ik wanneer ik dood ben, dan tot leven
357 20, 10 | de zijnen: "Blijft hier, ik bespeur een vuur; misschien
358 20, 10 | een vuur; misschien zal ik u daarvan een vuurbrand
359 20, 12 | 12. "Voorwaar, Ik ben uw Heer, ontdoe u van
360 20, 13 | 13. "Ik heb u uitverkoren; luister
361 20, 14 | 14. "Voorwaar, Ik ben Allah; er is geen God
362 20, 14 | er is geen God behalve Ik, aanbid Mij derhalve en
363 20, 15 | 15. "Zie, het Uur komt. Ik zal het onthullen opdat
364 20, 18 | Dit is mijn staf waarop ik leun, en waarmee ik bladeren
365 20, 18 | waarop ik leun, en waarmee ik bladeren afsla voor mijn
366 20, 18 | bladeren afsla voor mijn kudde; ik gebruik hem ook voor andere
367 20, 39 | hem, hem zal opnemen'. En Ik omhulde u met Mijn liefde;
368 20, 40 | voorbijkwam en zeide: 'Zal ik u iemand noemen die hem
369 20, 41 | 41. "En Ik heb u uitverkoren voor Mijzelf." ~
370 20, 46 | zei: "Vreest niet, want Ik ben met u. Ik hoor en Ik
371 20, 46 | niet, want Ik ben met u. Ik hoor en Ik zie." ~
372 20, 46 | Ik ben met u. Ik hoor en Ik zie." ~
373 20, 71 | Gelooft gij in Hem eer ik u daartoe verlof geef? Hij
374 20, 71 | heeft onderwezen. Daarom zal ik uw handen en voeten aan
375 20, 71 | tegenovergestelde kant afhakken en ik zal u voorzeker aan de stammen
376 20, 82 | 82. "Maar voorzeker, Ik ben Vergevensgezind jegens
377 20, 84 | volgen in mijn spoor, en ik heb mij tot U gehaast, Mijn
378 20, 94 | baard noch bij mijn hoofd." Ik was beducht dat gij zoudt
379 20, 96 | 96. Hij zeide: "Ik zag wat zij niet konden
380 20, 96 | wat zij niet konden zien. Ik volgde de voetstappen van
381 20, 96 | beste vermogen, doch dat heb ik thans opgegeven. Aldus heeft.
382 20, 120| hij zeide: "O Adam, zal ik u voeren tot de Boom der
383 20, 125| blind doen opstaan, terwijl ik kon zien?" ~
384 21, 29 | wie hunner zou zeggen: "Ik ben een God naast Hem,"
385 21, 37 | haastige natuur geschapen. Ik zal u Mijn tekenen tonen,
386 21, 45 | 45. Zeg: "Ik waarschuw u slechts door
387 21, 56 | aarde, Die deze schiep en ik leg getuigenis er van af." ~
388 21, 57 | 57. En, bij Allah, ik zal tegen uw afgoden een
389 21, 87 | dan Gij. Heilig zijt Gij. Ik behoorde inderdaad tot de
390 21, 92 | gemeenschap: één gemeenschap; en Ik ben uw Heer, aanbidt Mij
391 21, 109| zich afwenden, zeg dan: "Ik heb u allen gelijkelijk
392 21, 109| gelijkelijk ingelicht en ik weet niet of hetgeen waar
393 21, 111| 111. "En ik weet niet of het voor u
394 22, 44 | werd ook verloochend. Maar Ik schonk de ongelovigen uitstel,
395 22, 44 | ongelovigen uitstel, daarna greep Ik hen, en hoe (groot) was
396 22, 48 | 48. Hoe vele steden heb Ik uitstel verleend, hoewel
397 22, 48 | ongerechtigheden waren. Daarna greep Ik hen en tot Mij is de terugkeer.
398 22, 49 | 49. Zeg: "O mensdom, ik ben slechts een duidelijke
399 22, 72 | verhalen, aanvallen. Zeg: "Zal ik u over iets ergers dan dat
400 23, 51 | verricht goede werken. Voorwaar Ik weet goed wat gij doet. ~
401 23, 52 | één gemeenschap is en dat Ik uw Heer ben. Neemt Mij derhalve
402 23, 97 | Mijn Heer, bij U zoek ik mijn toevlucht tegen de
403 23, 98 | En bij U mijn Heer zoek ik mijn toevlucht, opdat zij
404 23, 100| 100. Opdat ik recht doe in hetgeen ik
405 23, 100| ik recht doe in hetgeen ik heb achtergelaten." (Dan
406 23, 111| 111. Inderdaad heb Ik hen heden beloond wegens
407 25, 27 | zal hij zeggen: "O, had ik de weg met de boodschapper
408 25, 28 | 28. O. wee! Had ik nooit zo iemand als vriend
409 25, 57 | 57. Zeg: "Ik vraag van u geen vergoeding
410 26, 12 | Zeide hij: "Mijn Heer, ik vrees, dat zij mij zullen
411 26, 14 | misdaad tegen mij, dus vrees ik dat zij mij zullen doden." ~
412 26, 20 | 20. Hij (Mozes) zeide: "Ik deed dit, toen ik nog tot
413 26, 20 | zeide: "Ik deed dit, toen ik nog tot de dwalenden behoorde." ~
414 26, 21 | 21. "Daarom vluchtte ik van u omdat ik u vreesde;
415 26, 21 | vluchtte ik van u omdat ik u vreesde; maar mijn Heer
416 26, 29 | God aanneemt dan mij zal ik u zeker in de gevangenis
417 26, 30 | Mozes antwoordde: "Ofschoon ik u een duidelijk teken breng?" ~
418 26, 49 | Gelooft gij in hem voordat ik u toestemming geef? Hij
419 26, 49 | het weldra te weten komen. Ik zal zeker uw handen en uw
420 26, 80 | Die mij geneest wanneer ik ziek ben; ~
421 26, 82 | 82. En Die, hoop ik, mij mijn tekortkomingen
422 26, 107| 107. "Waarlijk, ik ben voor u een getrouwe
423 26, 109| 109. En ik vraag u er geen beloning
424 26, 112| Noach) zeide: "En wat weet ik er van wat zij deden?" ~
425 26, 114| 114. "En ik ga de gelovigen niet verdrijven. ~
426 26, 115| 115. Ik ben niets dan een duidelijke
427 26, 125| 125. "Waarlijk, ik ben tot u een getrouwe boodschapper. ~
428 26, 127| 127. En ik vraag u er geen beloning
429 26, 135| 135. Ik vrees voor u inderdaad de
430 26, 143| 143. Waarlijk ik ben voor u een getrouwe
431 26, 145| 145. En ik vraag u er geen beloning
432 26, 162| 162. Waarlijk, ik ben u een getrouwe boodschapper, ~
433 26, 164| 164. En ik vraag u er geen beloning
434 26, 168| 168. Hij zeide: "Waarlijk, ik veracht uw handelwijze." ~
435 26, 178| 178. Waarlijk, ik ben voor u een getrouwe
436 26, 180| 180. En ik vraag u er geen beloning
437 26, 216| niet gehoorzamen, zeg: "Ik heb niets uitstaande met
438 26, 221| 221. Zal ik u mededelen op wie de duivelen
439 27, 7 | zijn familieleden zeide: "Ik zie een vuur. Ik zal u daarvan
440 27, 7 | zeide: "Ik zie een vuur. Ik zal u daarvan enig bericht
441 27, 7 | enig bericht brengen of ik breng wat vuur mee opdat
442 27, 9 | 9. O Mozes, Ik ben Allah, de Machtige,
443 27, 11 | vereffent; want waarlijk, Ik ben dan Vergevensgezind,
444 27, 20 | zeide: "Hoe kan het zijn dat ik de hop niet zie? Is hij
445 27, 21 | 21. Ik zal hem zeker streng straffen
446 27, 21 | zeker streng straffen of ik zal hem doden, als hij mij
447 27, 22 | totdat deze kwam en zeide: "Ik heb datgene gezien wat gij
448 27, 22 | gezien wat gij niet weet; en ik heb over Saba betrouwbare
449 27, 23 | 23. Ik vond een vrouw, die daar
450 27, 24 | 24. Ik vond, dat zij en haar volk
451 27, 32 | zaak die voor mij ligt, ik beslis niets totdat gij
452 27, 35 | 35. Maar ik ga hun geschenken sturen
453 27, 39 | dappere van de djinn zeide: "Ik zal deze tot u brengen voordat
454 27, 39 | kamp opstaat en zeker heb ik daar macht over en ik ben
455 27, 39 | heb ik daar macht over en ik ben betrouwbaar." ~
456 27, 40 | het geschrift had zeide: "Ik zal hem tot u brengen vóór
457 27, 40 | Hij mij moge beproeven of ik dankbaar of ondankbaar ben.
458 27, 44 | Zij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn ziel inderdaad
459 27, 44 | inderdaad onrecht aangedaan; en ik onderwerp mij met Salomo
460 27, 92 | zeg tegen hem die dwaalt: "Ik ben slechts een waarschuwer." ~
461 28, 12 | zij (zijn zuster): "Zal ik u een familie noemen die
462 28, 16 | Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn eigen ziel onrecht
463 28, 17 | Gij mij hebt bewezen zal ik nooit de schuldigen ondersteunen." ~
464 28, 20 | te doden. Ga daarom weg, ik ben u welgezind." ~
465 28, 22 | Midian keerde, zeide hij: "Ik hoop dat mijn Heer mij naar
466 28, 24 | schaduw, en zeide: "Mijn Heer, ik heb behoefte aan wat Gij
467 28, 27 | 27. En hij zeide: "Ik zou u een dezer twee dochters
468 28, 27 | vrije wil geschieden. En ik zal u geen moeilijkheden
469 28, 27 | als Allah het wil, dat ik tot de rechtvaardigen behoor." ~
470 28, 28 | Welke van de twee termijnen ik ook vervul, er zal mij geen
471 28, 29 | zijn familie: "Wacht hier, ik zie een vuur, misschien
472 28, 29 | een vuur, misschien kan ik u nieuws of wat vuur daarvan
473 28, 30 | boom: "O Mozes, voorwaar, Ik ben Allah, de Heer der Werelden. ~
474 28, 33 | Mozes) zeide: "Mijn Heer, ik doodde een man onder hen,
475 28, 33 | doodde een man onder hen, en ik vrees dat zij mij nu zullen
476 28, 34 | Aäron is beter bespraakt dan ik, zend hem daarom met mij
477 28, 34 | van mijn waarheid, want ik vrees dat zij mij zullen
478 28, 38 | Pharao zeide: "O leiders, ik erken geen God voor u naast
479 28, 38 | en bouw een toren, opdat ik moge opklimmen naar de God
480 28, 38 | van Mozes want waarlijk ik beschouw hem als een leugenaar." ~
481 28, 49 | betere leiding geeft dan dit, ik zal dat volgen, indien gij
482 29, 8 | Mij is uw terugkeer, en Ik zal u vertellen wat gij
483 29, 26 | in hem. Abraham zeide: "Ik vlucht naar mijn Heer; want
484 29, 50 | zijn bij Allah alleen, en ik ben slechts een duidelijke
485 31, 15 | gij tot Mij terugkeren en Ik zal u inlichten over hetgeen
486 32, 13 | woord werd bewaarheid: "Ik zal de hel met djinn en
487 33, 28 | luister wenst, komt dan, ik zal u een geschenk geven
488 34, 11 | verricht goede werken: want Ik zie alles wat gij doet." ~
489 34, 46 | 46. Zeg: "Ik raad u aan slechts één ding
490 34, 47 | 47. Zeg: "Welk loon ik ook van u vraag, dat is
491 34, 50 | 50. Zeg: "Als ik dwaal, dwaal ik slechts
492 34, 50 | Zeg: "Als ik dwaal, dwaal ik slechts door mijzelf; en
493 34, 50 | door mijzelf; en indien ik goed geleid ben, is het
494 35, 26 | 26. Dan greep Ik de ongelovigen aan en hoe (
495 36, 22 | 22. En welke reden heb ik, dat ik Hem, Die mij schiep
496 36, 22 | welke reden heb ik, dat ik Hem, Die mij schiep en tot
497 36, 23 | 23. Zal ik anderen tot goden nemen
498 36, 24 | 24. Dan zou ik inderdaad in openlijke dwaling
499 36, 25 | 25. Ik geloof in uw Heer, luistert
500 36, 60 | 60. "Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van
1-500 | 501-647 |