1-500 | 501-572
Sura, Verse
501 69, 2 | 2. Wat is het dat plaats zal hebben? ~
502 69, 3 | 3. Gij weet niet wat plaats zal hebben. ~
503 69, 5 | 5. Wat de Samoed betreft, dezen
504 69, 26 | had ik maar niet geweten wat mijn oordeel was! ~
505 69, 38 | Neen, Ik zweer bij alles wat gij ziet, ~
506 69, 39 | 39. En bij alles wat gij niet ziet, ~
507 70, 36 | 36. Maar wat scheelt de ongelovigen die
508 71, 13 | 13. Wat scheelt u, dat gij geen
509 72, 28 | overgebracht. En Hij omvat alles wat met hen is - en Hij heeft
510 73, 10 | verdraag met geduld alles wat zij (de ongelovigen) zeggen;
511 73, 20 | Allah een goede lening. En wat goeds gij voor u uitzendt,
512 74, 27 | 27. En wat weet gij wat het Vuur der
513 74, 27 | 27. En wat weet gij wat het Vuur der hel is? ~
514 74, 31 | ongelovig zijn, mogen zeggen: "Wat bedoelt Allah met deze gelijkenis?"
515 74, 42 | 42. "Wat heeft u in de hel gebracht?" ~
516 74, 49 | 49. Wat scheelt hun dat zij zich
517 77, 14 | 14. En wat weet gij ervan wat de Dag
518 77, 14 | 14. En wat weet gij ervan wat de Dag der beslissing is? ~
519 78, 37 | en der aarde en van alles wat daar tussen is, de Barmhartige.
520 78, 38 | en die alleen zal spreken wat recht is. ~
521 78, 40 | waarop de mens zal zien wat hij heeft uitgevoerd en (
522 79, 7 | 7. Hierop zal volgen, wat volgen moet. ~
523 80, 3 | 3. (Mens) wat weet gij? Misschien wilde
524 81, 14 | Dan zal ieder ziel weten wat zij heeft voorbereid. ~
525 81, 15 | roep tot getuige datgene wat terugkeert, ~
526 81, 24 | 24. En hij is geen vrek wat het onzienlijke aangaat.
527 81, 29 | zult niets willen behalve wat Allah wil, de Heer der Werelden. ~~
528 82, 5 | 5. Zal iedere ziel weten wat zij heeft vooruitgezonden
529 82, 5 | heeft vooruitgezonden en wat zij achterwege heeft gelaten. ~
530 82, 6 | 6. O mens, wat heeft u bedrogen omtrent
531 82, 12 | 12. Die weten wat gij doet. ~
532 82, 17 | 17. En wat weet gij er van wat de Dag
533 82, 17 | En wat weet gij er van wat de Dag des Oordeels is? ~
534 82, 18 | 18. Nogmaals, wat weet gij er van wat de Dag
535 82, 18 | Nogmaals, wat weet gij er van wat de Dag des Oordeels is? ~
536 83, 8 | 8. En wat weet gij er van wat Sidjdjien
537 83, 8 | En wat weet gij er van wat Sidjdjien is? ~
538 83, 19 | 19. En wat weet gij er van wat"Illijjien"
539 83, 19 | En wat weet gij er van wat"Illijjien" is? ~
540 84, 4 | En alles zal uitwerpen wat in haar is, en leeg wordt. ~
541 84, 7 | 7. Wat hem betreft, wie het boek
542 84, 17 | 17. En de nacht en wat deze omsluiert, ~
543 84, 20 | 20. Maar, wat scheelt hen, dat zij niet
544 84, 23 | Doch Allah weet het beste wat zij denken. ~
545 85, 7 | 7. En waren getuigen van wat zij de gelovigen aandeden. ~
546 85, 16 | 16. Uitvoerder van wat Hij wil. ~
547 86, 2 | 2. En wat weet gij (er van) wat de
548 86, 2 | En wat weet gij (er van) wat de morgenster is? ~
549 87, 7 | 7. Behalve wat Allah wil - Voorwaar, Hij
550 89, 15 | 15. Wat de mens betreft, wanneer
551 90, 3 | 3. En bij de vader en wat hij verwekte. ~
552 90, 12 | 12. En wat weet gij (er van) wat de
553 90, 12 | En wat weet gij (er van) wat de heuvel is? ~
554 91, 8 | 8. Hij openbaarde haar wat slecht en wat goed (voor
555 91, 8 | openbaarde haar wat slecht en wat goed (voor haar) is, ~
556 92, 5 | 5. Wat hem betreft die geeft en
557 95, 7 | 7. Wat is de oorzaak die u het
558 96, 5 | leerde aan de mens datgene wat deze niet kende, ~
559 97, 2 | 2. Wat weet gij (er van) wat de
560 97, 2 | 2. Wat weet gij (er van) wat de waardevolle nacht is? ~
561 99, 3 | En de mens zal zeggen: "Wat is er met haar gebeurd?" ~
562 101, 2 | 2. Wat is de ramp? ~
563 101, 3 | 3. En wat weet gij (er van) wat de
564 101, 3 | En wat weet gij (er van) wat de ramp is? ~
565 101, 10 | 10. En gij weet niet, wat dit is. ~
566 104, 5 | 5. En wat weet gij er van wat het
567 104, 5 | En wat weet gij er van wat het verterende Vuur betekent? ~
568 109, 2 | 2. Ik bid niet aan, wat gij aanbidt, ~
569 109, 3 | 3. Noch gij bidt aan, wat ik aanbid. ~
570 109, 4 | Noch wil ik aanbidden, wat gij aanbidt, ~
571 109, 5 | gij wilt niet aanbidden wat ik aanbid. ~
572 113, 2 | 2. Tegen het kwade van wat Hij heeft geschapen ~
1-500 | 501-572 |