Sura, Verse

501  62, 10 |          geëindigd is, verspreidt u dan over het land en zoekt naar Allah'
502  63, 4  |                 acht. Allah's vloek zij over hen! Hoe ver zijn zij afgewend (
503  64, 1  |               Lof, want Hij heeft macht over alle dingen. ~
504  64, 12 |                  de boodschap duidelijk over te brengen. ~
505  65, 12 |             weten dat Allah macht heeft over alle dingen, en dat Allah
506  66, 8  |                ons; want Gij hebt macht over alle dingen." ~
507  67, 1  |        Koninkrijk is en Die macht heeft over alle dingen. ~
508  68, 19 |               van uw Heer een bezoeking over hen, terwijl zij sliepen, ~
509  69, 7  |             acht dagen achtereenvolgens over hen liet woeden, zodat gij
510  69, 50 |          ongelovigen zullen er wroeging over hebben. ~
511  70, 2  |                                      2. Over de ongelovigen, die niemand
512  71, 1  |           voordat een smartelijke straf over hen komt." ~
513  72, 4  |               de dwaas onder ons placht over Allah leugen te spreken. ~
514  72, 5  |               en djinn nooit een leugen over Allah zouden uiten. ~
515  73, 8  |                volle toewijding aan Hem over. ~
516  75, 13 |               die Dag worden onderricht over hetgeen hij vooruitzond
517  75, 34 |                     34. "Wee u! Wee dus over u." ~
518  76, 14 |             schaduw der bomen zal dicht over hen zijn en de trossen fruit
519  78, 2  |                                      2. Over de grote aankondiging, ~
520  80, 21 |               en geeft hem aan het graf over, ~
521  81, 8  |                        8. En wanneer er over het gedode kind (verantwoording)
522  82, 10 |              voorzeker er zijn bewakers over u. ~
523  83, 7  |                 Neen! Het gedenkschrift over de bozen is in Sidjdjien. ~
524  83, 33 |                 waren niet als bewakers over hen gezonden. ~
525  83, 34 |                op deze Dag de gelovigen over de ongelovigen lachen, ~
526  88, 22 |                 22. Gij zijt geen waker over hen. ~
527  89, 13 |                een roede der kastijding over hen nederdalen. ~
528  90, 5  |             Denkt hij dat niemand macht over hem heeft? ~
529  93, 3  |          verlaten, noch is Hij mishaagd over u. ~
530 102, 8  |             zult gij worden ondervraagd over de gaven. ~~