1-500 | 501-522
bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 Voo | weer te geven, doch dit is ons niet altijd gelukt. Moesten
2 Voo | de tekst, dan hebben wij ons aan de letterlijke vertaling
3 Voo | te gaan, dan hebben wij ons van een omschrijving bediend.
4 Voo | volledig richtsnoer voor ons leven. ~Dit gebeurt nu eens
5 Voo | verplicht zijn wanneer zy ons op de hoogte willen stellen
6 Voo | Missie in Nederland. ~En ons laatste woord moge klinken: ~"
7 1, 6 | 6. Leid ons op het rechte pad, ~
8 2, 25 | zeggen: "Ziehier, hetgeen ons reeds voorheen werd gegeven";
9 2, 32 | kennis, buiten hetgeen Gij ons hebt geleerd; waarlijk,
10 2, 57 | voorzien." Zij schaadden Ons niet, maar zij plachten
11 2, 61 | voedsel, bid daarom voor ons tot uw Heer, dat Hij van
12 2, 61 | en linzen en uien - voor ons voortbrenge," zeide Hij: "
13 2, 67 | Drijft gij de spot met ons?" Hij zeide: "Ik zoek toevlucht
14 2, 68 | 68. Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, opdat Hij het
15 2, 68 | tot uw Heer, opdat Hij het ons duidelijk make, wat voor
16 2, 69 | 69. Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij het
17 2, 69 | tot uw Heer, dat Hij het ons duidelijk make, welke kleur
18 2, 70 | 70. Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij ons
19 2, 70 | ons tot uw Heer, dat Hij ons mededele, hoe zij is, want
20 2, 70 | zulke koeien zien er voor ons gelijk uit; en als Allah
21 2, 80 | zij zeggen: "Het Vuur zal ons slechts voor een klein aantal
22 2, 88 | 88. En zij zeiden: "Ons hart is verhuld." Neen,
23 2, 91 | geloven slechts in hetgeen ons is geopenbaard," maar zij
24 2, 118| Waarom spreekt Allah niet tot ons, of, komt er geen teken
25 2, 118| komt er geen teken tot ons?" Zo spraken ook degenen,
26 2, 127| Heer, aanvaard dit van ons, want Gij zijt de Alhorende,
27 2, 128| 128. Heer, maak ons beiden aan U onderdanig
28 2, 128| U onderdanig en maak van ons nageslacht een volk, dat
29 2, 128| onderdanig zij. En toon ons onze wijzen van aanbidding
30 2, 128| U met barmhartigheid tot ons, zeker, Gij zijt Berouwaanvaardend
31 2, 136| geloven in Allah en in hetgeen ons is geopenbaard en in hetgeen
32 2, 136| aan Hem onderwerpen wij ons. ~
33 2, 139| 139. Zeg: "Twist gij met ons omtrent Allah, terwijl Hij
34 2, 139| en onze Heer is? En voor ons zijn onze werken en voor
35 2, 167| hen verzaken, zoals zij ons hebben verzaakt". Zo zal
36 2, 200| zeggen: "Onze Heer, schenk ons (veel) in deze wereld",
37 2, 201| zeggen: "Onze Heer, schenk ons het goede in deze wereld,
38 2, 201| komende wereld en bescherm ons voor de marteling van het
39 2, 246| hunner profeten zeiden: "Stel ons een koning aan, opdat wij
40 2, 246| Welke reden hebben wij om ons van het vechten voor Allah'
41 2, 247| zeiden: "Hoe kan hij over ons regeren, terwijl wij meer
42 2, 250| Heer, stort geduld over ons uit en maak onze voetstappen
43 2, 250| voetstappen vast en help ons tegen het ongelovige volk!" ~
44 2, 286| verdient. "Onze Heer, straf ons niet als wij vergeten of
45 2, 286| begaan, Heer, en belast ons niet, zoals Gij degenen,
46 2, 286| zoals Gij degenen, die vóór ons waren hebt belast; onze
47 2, 286| belast; onze Heer belast ons niet met datgene, waarvoor
48 2, 286| onze fouten uit en schenk ons vergiffenis en wees ons
49 2, 286| ons vergiffenis en wees ons barmhartig; Gij zijt onze
50 2, 286| zijt onze Meester, help ons daarom tegen het ongelovige
51 3, 8 | 8. "Onze Heer, laat ons hart niet afdwalen nadat
52 3, 8 | niet afdwalen nadat Gij ons hebt geleid en schenk ons
53 3, 8 | ons hebt geleid en schenk ons Uw barmhartigheid; waarlijk,
54 3, 16 | hebben wij geloofd, vergeef ons daarom onze zonden en red
55 3, 16 | daarom onze zonden en red ons van de straf van het Vuur." ~
56 3, 24 | zij zeggen: "Het Vuur zal ons slechts voor een luttel
57 3, 53 | deze boodschapper. Schrijf ons onder hen die getuigen."
58 3, 61 | is, zeg dan: "Kom, laat ons onze kinderen en uw kinderen
59 3, 61 | vrouwen en uw vrouwen en ons volk en uw volk roepen;
60 3, 61 | en uw volk roepen; laat ons daarna vurig bidden en de
61 3, 84 | geloven in Allah en in hetgeen ons werd geopenbaard en hetgeen
62 3, 84 | Hem alleen onderwerpen wij ons. ~
63 3, 147| slechts: "Onze Heer, vergeef ons onze zonden en de buitensporigheden
64 3, 147| de buitensporigheden in ons gedrag en maak ons standvastig
65 3, 147| buitensporigheden in ons gedrag en maak ons standvastig en help ons
66 3, 147| ons standvastig en help ons tegen het ongelovige volk." ~
67 3, 156| zeggen: "Waren zij bij ons gebleven, zij zouden niet
68 3, 168| zelf achterbleven: "Als zij ons hadden gehoorzaamd, zouden
69 3, 173| zij antwoordden: "Allah is ons genoeg en Hij is een uitstekende
70 3, 183| die zeggen: "Allah heeft ons opgedragen in geen boodschapper
71 3, 183| te geloven, voordat deze ons een offer brengt dat door
72 3, 191| neen, heilig zijt Gij; red ons daarom van de straf van
73 3, 193| geloofd. Onze Heer, vergeef ons daarom onze zonden en bedek
74 3, 193| bedek onze zwakheden en doe ons sterven met de rechtvaardigen. ~
75 3, 194| 194. Onze Heer, schenk ons hetgeen Gij ons door Uw
76 3, 194| schenk ons hetgeen Gij ons door Uw boodschappers hebt
77 3, 194| hebt beloofd en verneder ons niet op de Dag der Opstanding.
78 4, 46 | en "hoort toe" en ,,Kijk ons aan" het dit beter en oprechter
79 4, 67 | gewis een grote beloning van Ons hebben gegeven. ~
80 4, 75 | zeggen: "Onze Heer, neem ons uit deze stad waarvan de
81 4, 75 | onderdrukkers zijn en schenk ons een vriend en een helper
82 4, 77 | Onze Heer, waarom hebt Gij ons het strijden voorgeschreven?
83 4, 77 | voorgeschreven? Waarom hebt Gij ons niet voor een korte tijd
84 4, 153| dan dit, zij zeiden: "Toon ons Allah openlijk." Toen trof
85 5, 19 | en geen waarschuwer tot ons gekomen." Waarlijk er is
86 5, 25 | daarom een onderscheid tussen ons en het opstandige volk." ~
87 5, 52 | zeggende: "Wij vrezen, dat ons rampspoed zal overkomen."
88 5, 59 | mensen van het Boek, gij haat ons slechts, omdat wij in Allah
89 5, 59 | Allah geloven en in hetgeen ons is nedergezonden en in hetgeen
90 5, 83 | Heer, wij geloven. Reken ons daarom onder de getuigen." ~
91 5, 84 | en in de waarheid die tot ons is gekomen geloven en begeren
92 5, 84 | en begeren dat onze Heer ons onder de rechtvaardige mensen
93 5, 104| boodschapper," zeggen zij: "Voor ons is datgene waarin wij onze
94 5, 107| zweren en zeggen: "Waarlijk, ons getuigenis is oprechter
95 5, 111| en getuigt Gij, dat wij ons hebben onderworpen." ~
96 5, 112| is uw Heer bij machte, ons een (met voedsel) gedekte
97 5, 113| van te mogen eten zodat ons hart gerustgesteld moge
98 5, 113| dat gij de waarheid tot ons hebt gesproken en wij daarvan
99 5, 114| O Allah, onze Heer, zend ons een (met voedsel) gedekte
100 5, 114| van U en tot onderhoud van ons, want Gij zijt de Beste
101 6, 29 | zeggen: "Er is niets dan ons leven van deze wereld en
102 6, 53 | dezen het, die Allah onder ons heeft begunstigd?" Kent
103 6, 63 | zeggende): 'Indien Hij ons hiervan redt zullen wij
104 6, 71 | Allah datgene aanroepen wat ons noch bevoordelen noch schaden
105 6, 71 | worden wij, nadat Allah ons heeft geleid, van het rechte
106 6, 71 | roepen, zeggende: 'Kom tot ons'?" Zeg: "De leiding van
107 6, 71 | enige leiding en het is ons bevolen ons aan de Heer
108 6, 71 | leiding en het is ons bevolen ons aan de Heer der Werelden
109 6, 94 | zijt gij één voor één tot Ons gekomen zoals Wij u eerst
110 6, 124| zullen niet geloven voordat ons hetzelfde is gegeven als
111 6, 128| de termijn welke Gij voor ons hebt vastgesteld bereikt."
112 6, 138| er van eten, dan wie het ons belieft" - alzo beweren
113 6, 148| enige kennis? Toont het ons dan. Gij volgt niets dan
114 6, 156| voor twee volkeren die vóór ons leefden, en wij waren inderdaad
115 6, 157| zeggen: "Voorzeker, als ons het Boek was nedergezonden,
116 7, 23 | onrecht aangedaan en als Gij ons niet vergeeft en ons niet
117 7, 23 | Gij ons niet vergeeft en ons niet genadig zijt, zullen
118 7, 28 | doen en Allah heeft het ons bevolen." Zeg: "Allah legt
119 7, 37 | is verloren geraakt voor ons," en zij zullen tegen zichzelven
120 7, 38 | Onze Heer, dezen deden ons dwalen, geef hun daarom
121 7, 39 | zeggen: "Gij zijt niet boven ons verheven, smaakt daarom
122 7, 43 | lof komt Allah toe, Die ons hiertoe heeft geleid. En
123 7, 43 | heeft geleid. En als Allah ons niet had terechtgewezen,
124 7, 44 | waar te zijn, wat onze Heer ons beloofde. Hebt gij ook bevonden,
125 7, 47 | zeggen: "Onze Heer, plaats ons niet onder het onrechtvaardige
126 7, 50 | roepen: "Giet wat water over ons uit of iets, waarmnee Allah
127 7, 53 | bemiddelaars hebben, die voor ons zullen bemiddelen? Of konden
128 7, 70 | Zij zeiden: "Zijt gij tot ons gekomen opdat wij Allah
129 7, 70 | aanbaden zullen verlaten? Breng ons dan hetgeen waarmede gii
130 7, 70 | dan hetgeen waarmede gii ons bedreigt, als gij oprecht
131 7, 77 | zeiden: "O, Salih, breng ons hetgeen, waarmede gij ons
132 7, 77 | ons hetgeen, waarmede gij ons hebt bedreigd, als gij tot
133 7, 87 | geduldig totdat Allah onder ons richt. Want Hij is de beste
134 7, 89 | terugvallen, nadat Allah ons er van heeft gered, dan
135 7, 89 | Allah verzonnen. En het past ons niet er naar te willen terugkeren,
136 7, 89 | kennis. Wij hebben in Allah ons vertrouwen gelegd. Oordeel
137 7, 89 | daarom, onze Heer, tussen ons en ons volk in waarheid
138 7, 89 | onze Heer, tussen ons en ons volk in waarheid en Gij
139 7, 126| gij neemt alleen wraak op ons omdat wij in de tekenen
140 7, 126| hebben geloofd toen zij ons getoond werden. Onze Heer,
141 7, 126| stort standvastigheid over ons uit en doe ons sterven terwijl
142 7, 126| standvastigheid over ons uit en doe ons sterven terwijl wij Moslims
143 7, 129| vervolgd, voordat gij tot ons kwaamt en nadat gij tot
144 7, 129| kwaamt en nadat gij tot ons zijt gekomen." Hij (Mozes)
145 7, 131| kwam zeiden zij: "Dit komt ons toe." En als hen kwaad overkwam,
146 7, 132| Mozes): "Welk teken gij ons ook moogt brengen om er
147 7, 132| ook moogt brengen om er ons mede te betoveren, wij zullen
148 7, 134| zij: "O, Mozes, bid voor ons tot uw Heer, zoals Hij u
149 7, 134| beloofd. Als gij de plaag van ons verwijdert, zullen wij u
150 7, 138| zeiden: "O, Mozes, maak ons een god zoals dit (volk)
151 7, 149| zeiden zij: "Als onze Heer ons geen barmhartigheid betoont
152 7, 149| barmhartigheid betoont en ons vergeeft, zullen wij gewis
153 7, 151| en mijn broeder en laat ons tot Uw barmhartigheid toe
154 7, 155| hebben vernietigd. Wilt Gij ons verdelgen voor hetgeen de
155 7, 155| hetgeen de dommen onder ons hebben gedaan? Dit is niets
156 7, 155| vergeef one daarom en toon ons barmhartigheid en Gij zijt
157 7, 156| verorden het goede voor ons in deze wereld en in het
158 7, 160| voorzien." En zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij
159 7, 169| wereld en zeiden: "Het zal ons worden vergeven." Maar als
160 7, 172| zoudt zeggen: "Wij waren ons hiervan zeker niet bewust." ~
161 7, 173| geslacht na hen. Wilt Gij ons dan vernietigen om hetgeen
162 7, 189| Allah hun Heer: "Als Gij ons een goed kind geeft, zullen
163 8, 32 | stenen uit de hemel over ons regenen of geef ons een (
164 8, 32 | over ons regenen of geef ons een (andere) smartelijke
165 8, 59 | hebben. Voorzeker, zij kunnen Ons niet ontkomen. ~
166 9, 40 | niet, want Allah is met ons." Toen zond Allah Zijn vrede
167 9, 51 | 51. Zeg: "Niets kan ons overkomen, behalve hetgeen
168 9, 51 | behalve hetgeen Allah voor ons heeft verordend. Hij is
169 9, 52 | Zeg: "Gij verwacht voor ons niets dan een der beide
170 9, 59 | hadden zij gezegd: "Allah is ons toereikend: Allah zal ons
171 9, 59 | ons toereikend: Allah zal ons van Zijn overvloed geven
172 9, 65 | elkander) en vermaakten ons." Zeg: "Was het over Allah
173 9, 75 | sloten. Zij zeiden: "Als Hij ons van Zijn overvloed geeft
174 9, 86 | toestemming en zeggen: "Laat ons achter, opdat vij bij de
175 9, 94 | niet geloven. Allah heeft ons reeds omtrent uw gedrag
176 9, 127| aan zeggende: "Ziet iemand ons?" Dan wenden zij zich af.
177 10, 7 | uitzien naar de ontmoeting met Ons en die met het leven dezer
178 10, 11 | niet naar de ontmoeting met Ons uitzien, in opstand, blindelings
179 10, 12 | moeilijkheid overkomt, bidt hij tot Ons, op zijn zijde liggende,
180 10, 12 | hij zijn gang, alsof hij Ons nooit vóór de verwijdering
181 10, 15 | niet naar de ontmoeting met Ons uitzien: "Breng een andere
182 10, 22 | aanbidding aan: "Als Gij ons hiervan redt, zullen wij
183 10, 23 | Daarna zal uw terugkeer tot Ons zijn en Wij zullen u inlichten
184 10, 24 | er macht over bezitten, Ons gebod bij dag of bij nacht
185 10, 28 | zeggen: "Voorzeker gij placht ons niet te aanbidden." ~
186 10, 29 | als Getuige tussen u en ons. Wij waren zeker van uw
187 10, 46 | doen sterven, dan is tot Ons hun terugkeer en Allah is
188 10, 70 | daarna zal hun terugkeer tot Ons zijn, dan zullen Wij hen
189 10, 76 | En toen de waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "
190 10, 78 | antwoordden: "Zijt gij tot ons gekomen, opdat wij ons mogen
191 10, 78 | tot ons gekomen, opdat wij ons mogen afwenden van hetgeen
192 10, 85 | antwoordden: "Wij leggen ons vertrouwen in Allah: Onze
193 10, 85 | in Allah: Onze Heer, maak ons niet tot voorwerp van vervolging
194 10, 86 | 86. En red ons door Uw barmhartigheid van
195 10, 103| gelovigen. Zo is het aan Ons, de gelovigen te redden. ~
196 11, 27 | eenvoudigen van geest onder ons. En wij zien u niet uitmunten
197 11, 27 | zien u niet uitmunten boven ons; neen, wij geloven dat gij
198 11, 32 | gij hebt inderdaad met ons getwist en veel getwist,
199 11, 32 | getwist en veel getwist, breng ons nu de straf waarmede gij
200 11, 32 | nu de straf waarmede gij ons hebt gedreigd, als gij waarachtig
201 11, 38 | hem. Hij zeide: "Als gij ons bespot, zullen wij u (later)
202 11, 38 | later) bespotten zoals gij (ons) nu doet, ~
203 11, 40 | 40. Toen Ons gebod kwam en de bronnen
204 11, 42 | mijn zoon, scheep u met ons in en wees niet met de ongelovigen." ~
205 11, 48 | een pijnlijke straf van Ons hen raken." ~
206 11, 53 | zeiden: "O Hoed, gij hebt ons geen enkel duidelijk bewijs
207 11, 58 | 58. En toen Ons gebod kwam, redden Wij Hoed
208 11, 62 | onze hoop. Verbiedt gij ons datgene te aanbidden wat
209 11, 62 | over hetgeen, waartoe gij ons roept." ~
210 11, 66 | 66. En toen Ons gebod kwam, redden Wij Salih
211 11, 74 | hem kwam, begon hij met ons over het volk van Lot te
212 11, 82 | 82. Toen Ons gebod kwam, keerden Wij
213 11, 87 | wij zouden ophouden met ons eigendom te doen wat wij
214 11, 91 | gij zwak zijt tegenover ons. Was het niet, om uw gezin,
215 11, 91 | zijt niet in aanzien bij ons." ~
216 11, 94 | 94. En toen Ons gebod kwam, redden Wij Shoaib
217 12, 11 | vader, waarom vertrouwt gij ons niet aangaande Jozef, hoewel
218 12, 12 | 12. "Zend hem morgen met ons mede, opdat hij zich moge
219 12, 17 | wij de waarheid, zult gij ons niet geloven." ~
220 12, 21 | is waarschijnlijk dat hij ons van nut kan zijn, of dat
221 12, 36 | waarvan de vogelen aten. Geef ons de verklaring er van, voorzeker,
222 12, 38 | Izaak en Jacob. Het betaamt ons niet dat wij iets met Allah
223 12, 38 | tot Allah's genade voor ons en de mensheid, maar de
224 12, 46 | gij man der waarheid, leg ons de betekenis uit van zeven
225 12, 54 | positie en vertrouwen bij ons." ~
226 12, 56 | Onze barmhartigheid aan wie Ons behaagt en Wij laten het
227 12, 63 | vader, een (verdere) maat is ons ontzegd, zend daarom onze
228 12, 63 | daarom onze broeder met ons mede, opdat wij onze maat (
229 12, 65 | wij meer wensen? Hier is ons geld aan ons teruggegeven.
230 12, 65 | wensen? Hier is ons geld aan ons teruggegeven. Wij zullen (
231 12, 79 | zouden nemen bij wie wij ons eigendom vonden; want dan
232 12, 88 | O, Aziez, armoede heeft ons en onze familie getroffen
233 12, 88 | geldsom meegebracht, geef ons daarvoor de volle maat en
234 12, 90 | is mijn broeder. Allah is ons inderdaad genadig geweest.
235 12, 91 | waarlijk Allah heeft u boven ons verkozen en wij zijn inderdaad
236 12, 97 | onze vader, vraag voor ons vergiffenis voor onze zonden:
237 12, 110| kwam en dan werd gered, wie Ons behaagde. En Onze kastijding
238 13, 40 | verkondiging (der boodschap) en op Ons de verrekening. ~
239 14, 9 | over hetgeen, waartoe gij ons roept." ~
240 14, 10 | mensen als wij; gij wenst ons afkerig te maken van hetgeen
241 14, 10 | vaderen aanbaden. Brengt ons daarom een duidelijk bewijs." ~
242 14, 11 | Hij wil. Het is niet aan ons u een bewijs te brengen,
243 14, 12 | Allah vertrouwen wanneer Hij ons onze wegen heeft getoond?
244 14, 12 | voorzeker al het kwaad dat gij ons doet met geduld dragen.
245 14, 21 | uw volgelingen; kunt gij ons dan tegen Allah's straf
246 14, 21 | zullen zeggen: "Als Allah ons had geleid, hadden wij u
247 14, 21 | zeker geleid. Het is voor ons gelijk of wij ongeduld tonen
248 14, 21 | blijven, want er is voor ons geen toevlucht." ~
249 14, 44 | zeggen: "Onze Heer, schenk ons uitstel voor een korte periode.
250 15, 7 | 7. "Waarom brengt gij ons geen engelen indien gij
251 15, 21 | schatten er van zijn bij Ons en Wij zenden deze slechts
252 17, 16 | 16. En wanneer Wij Ons voornemen een stad te verwoesten,
253 17, 16 | te verwoesten, zenden Wij Ons gebod tot haar machthebbers,
254 17, 18 | wereldse verkiest haasten Wij ons het te verschaffen aan wie
255 17, 51 | zij zeggen: "Zeg, wie zal ons dan doen herleven?" Zeg: "
256 17, 59 | 59. En niets weerhoudt Ons van het zenden van tekenen,
257 17, 69 | geen helper voor u tegen Ons zult vinden? ~
258 17, 73 | opdat gij iets anders over Ons mocht verzinnen; dan zouden
259 17, 75 | voor u geen helper tegen Ons hebben kunnen vinden. ~
260 17, 86 | dan zoudt gij daarin tegen Ons geen helper vinden; ~
261 17, 90 | geloven voordat gij voor ons een bron doet ontspringen
262 17, 92 | gij de hemel in stukken op ons doet nedervallen zoals gij
263 17, 92 | Allah en de engelen vóór ons brengt." ~
264 17, 93 | niet geloven tenzij gij ons een boek nederzendt dat
265 18, 10 | zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade en bereid ons
266 18, 10 | ons Uw genade en bereid ons een weg naar vrede en voorspoed
267 18, 15 | 15. "Dit ons volk heeft goden genomen
268 18, 19 | Het is beter) één van ons met deze zilveren munt naar
269 18, 19 | gedragen en niemand omtrent ons inlichten." ~
270 18, 28 | gemaakt voor de gedachte aan Ons, noch degene die zijn begeerte
271 18, 48 | zeggen) Nu zijt gij tot Ons gekomen zoals Wij u in den
272 18, 49 | zij zullen zeggen: "Wee ons! Wat voor een boek is dit!
273 18, 62 | tot zijn dienaar: "Breng ons het ochtendmaal. Waarlijk,
274 18, 62 | Waarlijk, vermoeidheid heeft ons bevangen, vanwege onze reis." ~
275 18, 63 | antwoordde: "Zie, toen wij ons op de rots begaven vergat
276 18, 88 | ontvangen, en Wij zullen hem op Ons bevel alle gemakken verschaffen." ~
277 18, 94 | afscheiding tussen hen en ons opricht?" ~
278 19, 13 | En zachtmoedigheid van Ons en reinheid. En hij was
279 19, 38 | die Dag wanneer zij tot Ons zullen komen. Waarlijk,
280 19, 40 | bevindt zullen erven en tot Ons zullen zij worden teruggebracht. ~
281 19, 52 | Sinaï), en deden hem tot Ons naderen om met hem te spreken. ~
282 19, 64 | behoort al hetgeen vóór ons is en al hetgeen achter
283 19, 64 | is en al hetgeen achter ons is en al hetgeen er tussen
284 19, 80 | erven en hij zal alleen tot Ons komen. ~
285 20, 35 | Voorzeker Gij doorziet ons." ~
286 20, 45 | vrezen dat hij tegenover ons gewelddadig zal zijn of
287 20, 47 | kinderen van Israël met ons weggaan, en doe hun geen
288 20, 48 | 48. "'Het is ons geopenbaard dat kastijding
289 20, 57 | mij gekomen, o Mozes, om ons door uw toverkunst uit ons
290 20, 57 | ons door uw toverkunst uit ons land te verdrijven?" ~
291 20, 58 | derhalve een afspraak met ons die wij noch gij zullen
292 20, 71 | zekerheid weten wie van ons gestrenger en langduriger
293 20, 72 | duidelijke tekenen die tot ons zijn gekomen, en boven Hem
294 20, 72 | gekomen, en boven Hem Die ons geschapen heeft. Doet derhalve
295 20, 73 | geloofd in onze Heer opdat Hij ons onze zonden en de tovenarij
296 20, 73 | en de tovenarij die gij ons hebt gedwongen te bedrijven,
297 20, 91 | aanbidden voordat Mozes tot ons is teruggekeerd." ~
298 20, 133| zeggen: "Waarom brengt hij ons geen teken van zijn Heer?"
299 20, 134| Onze Heer, waarom hebt Gij ons geen boodschapper gezonden,
300 21, 5 | is een dichter. Laat hem ons een teken brengen zoals
301 21, 14 | 14. Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, wij waren onrechtvaardig." ~
302 21, 35 | met kwaad en goed en tot Ons zult gij terugkeren. ~
303 21, 43 | kunnen beschermen tegen Ons? Zij kunnen zichzelf niet
304 21, 43 | helpen, noch worden zij door Ons bijgestaan. ~
305 21, 46 | ongetwijfeld zeggen: "Wee ons, wij waren inderdaad onrechtvaardigen." ~
306 21, 55 | 55. Zij zeiden: "Hebt gij ons de waarheid gebracht, of
307 21, 55 | of speelt gij slechts met ons?" ~
308 21, 73 | die de mensen leidden op Ons bevel en Wij zonden een
309 21, 73 | te geven. En zij aanbaden Ons alleen. ~
310 21, 90 | goede werken en zij riepen Ons in hoop en vrees aan en
311 21, 90 | aan en waren nederig voor Ons. ~
312 21, 93 | toch zullen zij allen tot Ons terugkeren. ~
313 21, 97 | zullen zeggen): "O! wee ons, wij waren hier inderdaad
314 21, 101| Voorzeker degenen, aan wie door Ons tevoren de belofte van een
315 21, 104| terugbrengen - een Belofte van Ons; voorwaar Wij zullen deze
316 22, 5 | maken. En Wij laten wat Ons behaagt gedurende een vastgestelde
317 23, 27 | Onze openbaring. En wanneer Ons bevel komt en de oppervlakte
318 23, 28 | lof behoort aan Allah, Die ons van een boosaardig volk
319 23, 37 | geen ander leven buiten ons tegenwoordige leven; wij
320 23, 47 | geloven in twee mannen aan ons gelijk terwigl hun volk
321 23, 56 | 56. Wij Ons haasten hun goed te doen?
322 23, 62 | boven haar vermogen. Bij Ons is een boek, dat de waarheid
323 23, 65 | Dag, want gij zult door Ons niet worden geholpen. ~
324 23, 75 | 75. En indien Wij ons over hen ontfermden en hun
325 23, 83 | 83. "Dit werd ons en onze voorvaderen ook
326 23, 106| Heer onze tegenspoed heeft ons overweldigd en wij waren
327 23, 107| 107. Onze Heer, neem ons daaruit; indien wij in het (
328 23, 109| hebben geloofd, vergeef ons daarom en wees Barmhartig
329 23, 109| en wees Barmhartig jegens ons. En Gij zijt de Beste der
330 23, 115| schiepen en dat gij niet tot Ons zult worden teruggebracht? ~
331 24, 16 | het hoordet: "Het betaamt ons niet om erover te spreken.
332 25, 18 | Ere zij U; Het betaamde ons niet andere beschermers
333 25, 21 | Waarom zijn geen engelen tot ons nedergezonden? of waarom
334 25, 22 | grote afscheiding (tussen ons)." ~
335 25, 23 | 23. En Wij zullen ons tot hun werken wenden en
336 25, 42 | 42. Hij had ons inderdaad bijna van onze
337 25, 46 | trekken Wij haar langzaam tot Ons terug. ~
338 25, 60 | Barmhartige? Zullen wij ons nederwerpen voor degene
339 25, 60 | nederwerpen voor degene die gij ons gelast?" En dit vermeerdert
340 25, 65 | wend de straf der hel van ons af want de straf daarvan
341 25, 74 | troost der ogen, en maak ons tot voorbeeld voor de godvruchtigen." ~
342 26, 17 | de kinderen Israëls met ons meegaan'."
343 26, 18 | Voedden wij u niet onder ons op toen gij een kind waart?
344 26, 18 | waart? En gij bleeft onder ons vele jaren van uw leven. ~
345 26, 41 | Zal er een beloning voor ons zijn als wij de overwinnaars
346 26, 51 | Wij hopen dat onze Heer ons onze zonden zal vergeven,
347 26, 55 | 55. Toch hebben zij ons vertoornd; ~
348 26, 99 | slechts de schuldigen deden ons dwalen. ~
349 26, 102| 102. Indien er voor ons een terugkeer (naar de aarde)
350 26, 136| Zij antwoordden: "Het is ons hetzelfde of gij predikt
351 26, 154| een mens zoals wij, toon ons dan een teken, als gij tot
352 26, 187| stukken van de hemel op ons vallen als gij waarachtig
353 26, 203| zij zullen zeggen: "Wordt ons geen uitstel gegeven?" ~
354 27, 15 | eer behoort aan Allah, Die ons boven vele van Zijn gelovige
355 27, 16 | hij zeide: "O gij mensen, ons is de taal der vogelen onderwezen,
356 27, 16 | der vogelen onderwezen, en ons werd alles geschonken. Dit
357 27, 34 | handelen dezen (zeker ook met ons). ~
358 27, 42 | als het ware dezelfde." En ons is voordien kennis gegeven
359 27, 68 | 68. Er was ons voorheen reeds mede gedreigd, -
360 27, 68 | voorheen reeds mede gedreigd, - ons en onze voorvaderen; dit
361 28, 9 | niet. Hij kan nuttig voor ons zijn of wij kunnen hem als
362 28, 25 | moge belonen omdat gij voor ons gedrenkt hebt." Dan, toen
363 28, 39 | dachten, dat zij nooit naar Ons zouden worden teruggebracht. ~
364 28, 47 | Onze Heer, waarom zondt Gij ons geen boodschapper, opdat
365 28, 48 | Maar toen de Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "
366 28, 53 | Heer. Inderdaad, wij hadden ons zelf reeds onderworpen." ~
367 28, 55 | er van af en zeggen: "Aan ons onze werken en aan u uw
368 28, 57 | zouden volgen, zouden wij van ons land worden weggevoerd."
369 28, 57 | als een voorziening van Ons? Maar de meesten onder hen
370 28, 59 | boodschapper heeft verwekt die hun Ons woord verkondigt; noch verwoesten
371 28, 79 | wensten, zeiden: "O, ware ons hetzelfde gegeven als Korach.
372 28, 82 | Zijn dienaren. Indien Allah ons niet genadig was geweest
373 28, 82 | genadig was geweest zou Hij ons ook in de aarde hebben doen
374 29, 4 | slechte daden doen, dat zij Ons zullen ontsnappen? Hun oordeel
375 29, 29 | de straf van Allah over ons als gij de waarheid spreekt." ~
376 29, 39 | op aarde; toch konden zij Ons niet ontsnappen. ~
377 29, 46 | Wij geloven in hetgeen ons is geopenbaard en hetgeen
378 29, 46 | aan Hem onderwerpen wij ons." ~
379 29, 57 | ondergaan, daarna zult gij tot Ons worden teruggebracht. ~
380 29, 69 | 69. En zij, die naar Ons streven, - Wij zullen hen
381 31, 23 | ongeloof u niet verdrieten. Tot Ons zullen zij wederkeren en
382 32, 12 | wij hebben gehoord, zend ons nu terug opdat wij goede
383 32, 24 | midden aan, die het volk door Ons gebod leidden, zolang zij
384 33, 12 | Allah en Zijn boodschapper ons beloofden was slechts bedrog." ~
385 33, 18 | broeders zeggen: "Komt naar ons toe," en die zich weinig
386 33, 22 | Allah en Zijn boodschapper ons beloofden; en Allah en Zijn
387 33, 67 | grote mannen maar zij deden ons van de rechte weg afdwalen. ~
388 34, 3 | Het Uur zal niet over ons komen." Zeg: "Ja, bij mijn
389 34, 9 | de aarde is? Indien het Ons behaagde konden Wij de aarde
390 34, 10 | schonken David overvloed van Ons Zelf en zeiden: "O gij bergen,
391 34, 12 | iemand van hen zich van Ons gebod zou afkeren, zouden
392 34, 26 | 26. Zeg: "Onze Heer zal ons allen tezamen brengen; dan
393 34, 26 | brengen; dan zal Hij onder ons richten met rechtvaardigheid.
394 34, 33 | nacht beraamd, waarbij gij ons geboodt niet in Allah te
395 35, 34 | Allah, Die droefheid van ons heeft weggenomen. Onze Heer
396 35, 35 | 35. "Hij, Die ons door Zijn genade deze verbligfplaats
397 35, 35 | heeft toegewezen, waarin ons geen last, noch vermoeienis
398 35, 37 | zeggende: "Onze Heer, haal ons er uit, wij zullen goede
399 36, 17 | 17. Op ons rust slechts de duidelijke
400 36, 32 | allen zullen tezamen voor Ons worden gebracht. ~
401 36, 52 | Zij zullen zeggen: "O wee ons, wie heeft ons van onze
402 36, 52 | zeggen: "O wee ons, wie heeft ons van onze slaapplaatgen gewekt?
403 36, 53 | ziet! zij zullen allen voor Ons worden gebracht. ~
404 36, 65 | maar hun handen zullen tot ons spreken en hun voeten zullen
405 36, 78 | 78. En hij zet Ons verhalen voor en vergeet
406 37, 20 | zullen zij zeggen: "Wee ons! Dit is de Dag der vergelding." ~
407 37, 28 | zeggen: "Voorwaar, gij placht ons op de goede weg tegen te
408 37, 31 | woord van onze Heer omtrent ons werkelijkheid geworden.
409 37, 53 | stof en beenderen geworden, ons inderdaad wordt vergolden?" ~
410 37, 75 | 75. Noach riep Ons aan, en hoe uitmuntend zijn
411 37, 97 | 97. Zij zeiden: "Laat ons een omheining bouwen en
412 37, 143| niet behoorde tot hen die Ons verheerlijken, ~
413 37, 171| 171. En waarlijk, Ons woord aangaande Onze dienaren,
414 38, 8 | 8. Aan hem is onder ons de vermaning gezonden?"
415 38, 16 | zeggen: "Onze Heer, geef ons spoedig ons deel vóór de
416 38, 16 | Onze Heer, geef ons spoedig ons deel vóór de Dag der Afrekening." ~
417 38, 22 | spreek daarom recht tussen ons in waarheid en handel niet
418 38, 22 | niet onrechtvaardig en leid ons naar het rechte pad." ~
419 38, 25 | voortreffelijk toevlucht tot Ons. ~
420 38, 30 | dienaar, die altijd (tot Ons) geneigd was. ~
421 38, 40 | een dichte toenadering tot Ons en een voortreffelijke toevlucht. ~
422 38, 43 | als een barmhartigheid van Ons en als les voor mensen van
423 38, 44 | voortreffelijke dienaar en altijd tot Ons geneigd. ~
424 38, 60 | welkom is. Gij hebt dit voor ons bereid. En het is een slechte
425 38, 61 | Onze Heer, wie dit voor ons bereid heeft, voeg hem een
426 39, 3 | dezen slechts opdat zij ons in Allah's nabijheid brengen."
427 39, 49 | tegenspoed treft, roept hij Ons aan. Als Wij hem dan Onze
428 39, 51 | ook treffen en zij kunnen Ons niet ontsnappen. ~
429 39, 74 | Allah, Die Zijn belofte aan ons heeft vervuld en ons het
430 39, 74 | aan ons heeft vervuld en ons het land als erfenis heeft
431 40, 11 | zeggen: "Onze Heer, Gij deedt ons tweemaal sterven en Gij
432 40, 11 | tweemaal sterven en Gij hebt ons tweemaal in het leven teruggeroepen
433 40, 25 | Mozes) met Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "
434 40, 29 | in het land. Maar wie zal ons beschermen tegen de straf
435 40, 29 | straf van Allah als zij over ons komt?" Pharao zeide: "Ik
436 40, 47 | gedeelte van het Vuur van ons wegnemen?" ~
437 40, 77 | sterven, zij zullen toch tot Ons worden teruggebracht. ~
438 41, 5 | voor datgene waartoe gij ons roept en er is doofheid
439 41, 5 | onze oren en tussen u en ons is een scherm. Daarom ga
440 41, 21 | Waarom getuigt gij tegen ons?" Deze zullen antwoorden: "
441 41, 21 | doen spreken - deed ook ons spreken. En Hij is het Die
442 41, 29 | zeggen: "Onze Heer, toon ons degenen der djinn en der
443 41, 29 | djinn en der mensen die ons deden dwalen, opdat wij
444 41, 40 | verdraaien zijn niet voor Ons verborgen. Is dan hij die
445 41, 47 | verklaren U, dat niemand van ons getuige is." ~
446 42, 15 | onze Heer en uw Heer. Aan ons onze werken en aan u uw
447 42, 15 | er geen twist tussen u en ons bestaan. Allah zal ons tezamen
448 42, 15 | en ons bestaan. Allah zal ons tezamen brengen en tot Hem
449 42, 21 | Allah verboden heeft? Ware Ons gebod voor het laatste gericht
450 42, 52 | hebben Wij u een woord door ons gebod geopenbaard. Gij wist
451 43, 4 | het Boek der Boeken bij Ons, verheven, vol van wijsheid. ~
452 43, 22 | godsdienst volgen en wij richten ons naar hun voetstappen." ~
453 43, 38 | 38. Wanneer zo iemand bij Ons komt, zegt hij tegen zijn
454 43, 49 | gij tovenaar, bid voor ons tot uw Heer overeenkomstig
455 43, 55 | 55. Toen zij Ons vertoornden, straften Wij
456 43, 77 | laat uw Heer een einde aan ons maken." Deze zal antwoorden: "
457 44, 5 | 5. Door Ons gebod. - Voorzeker, Wij
458 44, 12 | Heer, neem de marteling van ons weg; waarlijk wij zijn gelovigen," (
459 45, 24 | alleen de tijd vernietigt ons." Maar zij hebben daaromtrent
460 45, 29 | 29. "Dit is Ons Boek: het spreekt tot u;
461 46, 11 | dit goed was, zouden zij ons daarin niet voorgegaan zijn. "
462 46, 22 | zeiden zij: "Zijt gij tot ons gekomen om ons van onze
463 46, 22 | Zijt gij tot ons gekomen om ons van onze goden afvallig
464 46, 22 | Breng hetgeen waarmee gij ons bedreigt dan over ons, als
465 46, 22 | gij ons bedreigt dan over ons, als gij waarachtig zijt." ~
466 46, 24 | zij: "Dit is een wolk, die ons regen zal geven." Neen,
467 46, 30 | 30. Zij zeiden: "O, ons volk, wij hebben een Boek
468 46, 31 | 31. "O, ons volk, geef gehoor aan Allah'
469 46, 34 | dan de straf omdat gij (ons woord) verwierpt."
470 48, 11 | en onze gezinnen hielden ons bezig (zodat wij u niet
471 48, 11 | helpen); vraag daarom voor ons vergiffenis." Zij zeggen
472 48, 15 | gemakkelijk buit kunt maken: "Sta ons toe u te volgen." Zij wensen
473 48, 15 | veranderen. Zeg: "Gij zult ons zeker niet volgen. Allah
474 48, 15 | Neen, doch gij benijdt ons." Neen, zij begrijpen slechts
475 49, 14 | zegt liever: Wij hebben ons onderworpen want het geloof
476 50, 4 | van hen verteert en bij Ons is een Boek dat alles bewaart. ~
477 50, 35 | zijn wat zij wensen en bij Ons is nog meer. ~
478 50, 38 | geen vermoeidheid raakte Ons. ~
479 50, 43 | dood veroorzaken, en tot Ons is de terugkeer. ~
480 50, 44 | verzamelen gemakkelijk voor Ons. ~
481 52, 27 | 27. Maar Allah is ons genadig geweest en heeft
482 52, 27 | genadig geweest en heeft ons voor de marteling van de
483 53, 29 | zich van de gedachtenis aan Ons afwendt, en die niets wenst
484 54, 24 | Moeten wij een man uit ons midden volgen? Dan zouden
485 54, 35 | 35. Als een gunst van Ons. Zo belonen Wij hen die
486 54, 50 | 50. En Ons gebod komt in één oogwenk. ~
487 57, 13 | gelovigen zullen zeggen: "Laat ons iets van uw licht nemen,"
488 58, 8 | zij: "Waarom straft Allah ons niet voor hetgeen uw (tegen
489 59, 10 | zeggen: "Onze Heer, vergeef ons en onze broeders, die ons
490 59, 10 | ons en onze broeders, die ons voorafgingen in het geloof,
491 59, 10 | geloof, en laat geen wrok in ons hart blijven tegen de gelovigen.
492 60, 4 | verwerpen u en er is tussen u en ons eeuwige vijandschap en haat
493 60, 4 | Onze Heer, in U stellen wij ons vertrouwen en tot U wenden
494 60, 4 | vertrouwen en tot U wenden wij ons, en naar U is de terugkeer. ~
495 60, 5 | 5. Onze Heer, maak ons niet tot een voorwerp van
496 60, 5 | de ongelovigen en vergeef ons o, Heer, voorzeker Gij,
497 64, 6 | zeiden: "Zullen stervelingen ons leiden?" Daarom verwierpen
498 66, 8 | zeggen: "Onze Heer, volmaak ons licht voor ons en vergeef
499 66, 8 | volmaak ons licht voor ons en vergeef ons; want Gij
500 66, 8 | licht voor ons en vergeef ons; want Gij hebt macht over
1-500 | 501-522 |