1-500 | 501-516
Sura, Verse
1 1, 7 | 7. Het pad dergenen, aan wie Gij gunsten hebt geschonken -
2 1, 7 | geschonken - niet dat van hen, op wie toorn is nedergedaald, noch
3 2, 62 | Christenen en de Sabianen - wie onder hen ook in Allah en
4 2, 97 | 97. Zeg: "Al wie een vijand van Gabriël is" -
5 2, 98 | 98. "Al wie een vijand is van Allah
6 2, 105| voor Zijn barmhartigheid, wie Hij wil en Allah is de Heer
7 2, 108| voorheen werd ondervraagd? Maar wie ongeloof in ruil neemt voor
8 2, 112| 112. Neen, wie zich volledig aan Allah
9 2, 114| 114. En wie is onrechtvaardiger dan
10 2, 121| 121. Zij, wie Wij het Boek hebben gegeven,
11 2, 130| 130. En wie zal zich van het geloof
12 2, 138| Allah's kleur tot de uwe en wie is beter in kleur, dan Allah?
13 2, 140| het beter of Allah?" En wie is onrechtvaardiger, dan
14 2, 142| en het Westen. Hij leidt, wie Hij wil naar het rechte
15 2, 144| daarheen. En voorzeker, zij wie het Boek is gegeven, weten,
16 2, 145| elk teken aan degenen aan wie het Boek is gegeven, zouden
17 2, 146| 146. Degenen aan wie Wij het Boek hebben gegeven
18 2, 157| 157. Dezen zijn het, op wie de zegeningen en de barmhartigheid
19 2, 158| beiden (heen) loopt. En wie vrijwillig goed doet, voorzeker,
20 2, 160| verkondigen, dezen zijn het, tot wie Ik Mij met vergiffenis wend -
21 2, 178| barmhartigheid van uw Heer. Wie daarna overtreedt, hem wacht
22 2, 184| dagen (zult gij vasten) maar wie onder u ziek is, of op reis,
23 2, 185| leiding en onderscheid. Wie onder u daarom deze maand
24 2, 185| hem daarin vasten. Maar wie onder u ziek of op reis
25 2, 194| voor alle heilige dingen. Wie daarom agressief tegen u
26 2, 196| bestemming heeft bereikt. En wie onder u ziek is of een kwaal
27 2, 197| bedevaart zijn bekend, dus, wie besluit ter bedevaart te
28 2, 203| vastgestelde aantal dagen, maar wie na twee dagen zich haast (
29 2, 203| voor hem geen zonde zijn en wie achterblijft, ook voor hem
30 2, 212| Zijn gaven overvloedig aan wie Hij wil. ~
31 2, 213| er over, dan degenen aan wie het (Boek) was gegeven,
32 2, 213| leidt naar het rechte pad, wie Hij wil. ~
33 2, 217| afgebracht, als zij kunnen. Maar wie onder u zich van zijn geloof
34 2, 229| overschrijdt ze daarom niet; wie de door Allah voorgeschreven
35 2, 231| de perken te buiten gaat. Wie zulks doet, doet gewis zijn
36 2, 245| 245. Wie aan Allah het goede deel
37 2, 247| geeft Zijn heerschappij aan wie Hij wil en Allah is Milddadig,
38 2, 255| op aarde is, behoort Hem. Wie kan bij Hem bemiddelen zonder
39 2, 261| Allah vermeerdert voor wie Hij wil; Allah is Alomvattend,
40 2, 269| Hij schenkt wijsheid aan wie Hij wil en wie wijsheid
41 2, 269| wijsheid aan wie Hij wil en wie wijsheid is geschonken is
42 2, 272| plicht, maar Allah leidt wie Hij wil. En welke rijkdommen
43 2, 283| toevertrouwt, laat dan degene aan wie het toevertrouwd is, het
44 2, 283| Verbergt geen getuigenis; en wie dat wel doet diens hart
45 2, 284| vragen; dan zal Hij vergeven wie Hij wil en straffen, wie
46 2, 284| wie Hij wil en straffen, wie Hij wil. Allah heeft macht
47 3, 13 | versterkt met Zijn hulp, wie Hij wil. Daarin is zeker
48 3, 14 | maar Allah is het, bij Wie het juiste einddoel ligt. ~
49 3, 19 | de Islam. En degenen, aan wie het Boek was gegeven, verschilden
50 3, 19 | tot hen was gekomen. En wie de tekenen van Allah verwerpt, (
51 3, 20 | En zeg tot degenen aan wie het Boek is gegeven en tot
52 3, 23 | Kent gij niet degenen, aan wie een gedeelte van het Boek
53 3, 26 | Gij geeft heerschappij aan wie Gij wilt en neemt terug
54 3, 26 | wilt en neemt terug van wie Gij wilt. Gij verheft, wie
55 3, 26 | wie Gij wilt. Gij verheft, wie Gij wilt en vernedert, wie
56 3, 26 | wie Gij wilt en vernedert, wie Gij wilt. Slechts in Uw
57 3, 27 | Gij geeft onbeperkt aan wie Gij wilt." ~
58 3, 28 | boven de gelovigen - en wie dat doet heeft geen deel
59 3, 37 | Voorzeker, Allah geeft volop aan wie Hij wil. ~
60 3, 44 | zij lootten (om te zien), wie hunner de voogd van Maria
61 3, 52 | ongeloof bemerkte, zeide hij: "Wie zullen mijn helpers zijn
62 3, 73 | hand. Hij schenkt deze aan wie Hij wil". En Allah is Milddadig,
63 3, 74 | Hij geeft Zijn genade aan wie Hij wil. Allah is de Heer
64 3, 76 | 76. Neen, maar wie zijn belofte vervult en
65 3, 84 | geen onderscheid tussen wie dan ook van hen. Aan Hem
66 3, 85 | 85. En wie een andere godsdienst zoekt
67 3, 91 | vrijkopen. Dezen zijn het wie een smartelijke straf wacht
68 3, 97 | de plaats van Abraham en wie het binnengaat is in vrede.
69 3, 97 | naartoe kunnen vinden. En wie niet gelooft, Allah is voorzeker
70 3, 100| als gij sommigen hunner wie het Boek is gegeven gehoorzaamt,
71 3, 129| op aarde is. Hij vergeeft wie Hij wil en Hij straft wie
72 3, 129| wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil en Allah is Vergevensgezind,
73 3, 135| vragen voor hun zonden - wie kan deze zonden vergeven
74 3, 145| tijd is vastgesteld. En wie de beloning van de tegenwoordige
75 3, 145| zullen Wij er van geven; en wie de beloning van het Hiernamaals
76 3, 154| waart gebleven, zouden zij wie het strijden was bevolen,
77 3, 160| maar als Hij u verlaat, wie is er dan die u buiten Hem
78 3, 161| niet oneerlijk te handelen; wie oneerlijk handelt zal op
79 3, 179| tot Zijn boodschappers, wie Hij wil. Gelooft daarom
80 3, 185| volle worden uitbetaald. Wie daarom van het Vuur wordt
81 3, 186| dingen horen van degenen, aan wie het Boek was gegeven vóór
82 3, 192| 192. Onze Heer, wie Gij het Vuur doet ingaan,
83 4, 11 | kinderen, gij weet niet, wie van hen u het meest tot
84 4, 12 | man of een vrouw is, van wie wordt geërfd en deze is
85 4, 13 | vastgestelde bepalingen en wie Allah en Zijn boodschapper
86 4, 14 | 14. En wie Allah en Zijn boodschapper
87 4, 17 | hebben. Dezen zijn het, tot wie Allah Zich met barmhartigheid
88 4, 18 | sterven. Dezen zijn het, voor wie Wij een pijnlijke straf
89 4, 23 | zijn door uw vrouwen tot wie gij zijt ingegaan, maar
90 4, 25 | 25. En wie uwer het niet kan bekostigen
91 4, 30 | 30. En wie dit ook doet bij wijze van
92 4, 33 | nalaten; en van degenen met wie uw eden een overeenkomst
93 4, 34 | gesteld. En degenen, van wie gij ongehoorzaamheid vreest,
94 4, 38 | laatste Dag geloven. En wie Satan als metgezel heeft,
95 4, 48 | daarbuiten staat vergeven, wie Hij wil. En wie iets met
96 4, 48 | vergeven, wie Hij wil. En wie iets met Allah vereenzelvigt,
97 4, 49 | Allah is het, Die reinigt, wie Hij wil. Hen zal niet het
98 4, 51 | degenen niet waargenomen aan wie een gedeelte van het Boek
99 4, 69 | 69. En wie aldus Allah en deze boodschapper
100 4, 69 | zal zijn onder degenen wie Allah Zijn zegeningen heeft
101 4, 74 | zaak van Allah strijden. En wie voor de zaak van Allah strijdt,
102 4, 77 | Ziet gij niet degenen, tot wie gezegd werd: "Weerhoudt
103 4, 80 | 80. Wie de boodschapper gehoorzaamt,
104 4, 80 | gehoorzaamt inderdaad Allah en wie zich afkeert - tot hen hebben
105 4, 85 | 85. Wie het goede bijvalt, zal er
106 4, 85 | er aandeel aan hebben en wie het kwade bijvalt zal er
107 4, 87 | waaromtrent geen twijfel is. En wie is waarachtiger in Zijn
108 4, 92 | bij vergissing gebeurt. En wie een gelovige bij vergissing
109 4, 92 | slaaf worden bevrijd. Maar wie er geen vindt, moet twee
110 4, 93 | 93. En wie een gelovige opzettelijk
111 4, 99 | 99. Dezen zijn het, wie Allah moge vergeven, want
112 4, 100| 100. Wie terwille van Allah vlucht,
113 4, 100| en overvloed vinden. En wie van zijn huis weggaat, zijn
114 4, 109| leven voor hen pleiten. Maar wie zal bij Allah voor hen pleiten
115 4, 109| de dag der opstanding, of wie zal een voogd over hen zijn? ~
116 4, 110| 110. Wie kwaad doet of zijn ziel
117 4, 111| 111. En wie een zonde begaat, begaat
118 4, 112| 112. Wie een fout of een zonde begaat
119 4, 114| de mensen aansporen. En wie dit doet wijl hij Allah'
120 4, 116| zal, buiten dat, vergeven wie Hij wil. En wie iets met
121 4, 116| vergeven wie Hij wil. En wie iets met Allah vereenzelvigt,
122 4, 122| Allah is werkelijkheid en wie is waarachtiger in woord,
123 4, 123| de mensen van het Boek. Wie kwaad doet zal er voor worden
124 4, 124| 124. Maar, wie goede werken verricht, hetzij
125 4, 125| 125. En wie is beter in geloof dan hij,
126 4, 127| over de weesmeisjes, aan wie gij het haar toegekende
127 4, 131| hebben zeker degenen aan wie vóór u het Boek werd gegeven
128 4, 134| 134. Wie de beloning dezer wereld
129 4, 136| voordien openbaarde. En wie Allah en Zijn engelen en
130 4, 152| geen onderscheid tussen wie dan ook, maken, dezen zijn
131 4, 152| maken, dezen zijn het, wie Hij spoedig hun beloning
132 4, 172| nabijzijnde engelen dit doen en wie het versmaadt Hem te aanbidden,
133 5, 3 | godsdienst gekozen. Maar wie door honger wordt gedwongen
134 5, 5 | uit het midden dergenen, wie het Boek was gegeven vóór
135 5, 5 | minnaressen nemende. En wie het geloof verwerpt, diens
136 5, 12 | doorheen rivieren stromen. Maar wie onder u daarna dit verwerpt,
137 5, 17 | is zeker Allah." Zeg: "Wie heeft dan macht tegen Allah,
138 5, 18 | Hij schiep. Hij vergeeft, wie Hij wil en Hij straft, wie
139 5, 18 | wie Hij wil en Hij straft, wie Hij wil. En aan Allah behoort
140 5, 23 | die hun Heer vreesden en wie Allah Zijn gunst had bewezen: "
141 5, 32 | kinderen Israëls voor, dat wie ook een mens doodt, behalve
142 5, 40 | toebehoort? Hij straft, wie Hij wil en Hij vergeeft,
143 5, 40 | Hij wil en Hij vergeeft, wie Hij wil en Allah heeft macht
144 5, 41 | gegeven, past dan op." En wie Allah wenst te beproeven,
145 5, 44 | in tegen het wereldse. En wie niet rechtspreken volgens
146 5, 45 | voor zijn zonden zijn en wie niet rechtspreken bij hetgeen
147 5, 47 | daarin heeft geopenbaard en wie niet richten naar hetgeen
148 5, 50 | oordeel van onwetendheid? En wie is een betere rechter dan
149 5, 51 | zijn elkanders vrienden. En wie uwer hen tot vrienden neemt,
150 5, 54 | 54. O, gij die gelooft, wie onder u zich van zijn godsdienst
151 5, 54 | genade; Hij schenkt deze aan wie Hij wil en Allah is Milddadig,
152 5, 57 | godsdienst, uit de kring dergenen wie het Boek was gegeven vóór
153 5, 60 | heeft vervloekt en over wie Hij Zijn toorn heeft uitgestort
154 5, 60 | heeft uitgestort en van wie Hij apen, zwijnen en duivelsdienaren
155 5, 88 | voorzien. En vreest Allah in Wie gij gelooft. ~
156 5, 89 | vrijmaken van een slaaf. Maar wie dat niet kan doen zal drie
157 5, 95 | gij ter bedevaart zijt. En wie onder u het opzettelijk
158 5, 95 | vergeven wat voorbij is, maar wie er in terugvalt, hem zal
159 5, 96 | verboden. En vreest Allah, tot Wie gij zult worden verzameld. ~
160 5, 107| midden van degenen, tegen wie de twee eersten hebben getuigd;
161 5, 115| tot u nederzenden, maar wie uwer nadien ondankbaar wordt,
162 6, 12 | 12. Zeg: "Aan wie behoort hetgeen in de hemelen
163 6, 16 | 16. Van wie deze straf op die Dag is
164 6, 19 | 19. Zeg: "Wie is het gewichtigst als getuige?"
165 6, 19 | geopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge waarschuwen.
166 6, 20 | 20. Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen
167 6, 21 | 21. En wie is onrechtvaardiger dan
168 6, 39 | de duisternis. Allah laat wie Hij wil dwalen en Hij plaatst
169 6, 39 | plaatst op het rechte pad wie Hij wil. ~
170 6, 46 | uw hart zou verzegelen, wie is dan God buiten Allah
171 6, 54 | barmhartigheid op zich genomen; dus wie uwer in onwetendheid kwaad
172 6, 63 | 63. Zeg: "Wie verlost u van de rampen
173 6, 70 | tijdverdrijf hebben gemaakt en wie het wereldse leven heeft
174 6, 72 | gebed en vreest Hem, tot Wie gij zult worden verzameld." ~
175 6, 81 | gezag heeft nedergezonden? Wie van de twee partijen is
176 6, 83 | verheffen graadsgewijze, wie Wij willen. Voorzeker, Uw
177 6, 88 | daarmede van Zijn dienaren, wie Hij wil. En, indien zij
178 6, 89 | 89. Dezen zijn het, wie Wij het Boek en de heerschappij
179 6, 91 | iets geopenbaard." Zeg: "Wie openbaarde het Boek dat
180 6, 93 | 93. En wie is onrechtvaardiger dan
181 6, 104| van uw Heer tot u gekomen, wie dus ziet het is voor hemzelf
182 6, 104| ziet het is voor hemzelf en wie blind wordt het is tegen
183 6, 114| is verklaard? En degenen, wie Wij het Boek gaven weten
184 6, 117| uw Heer weet het beste wie van Zijn weg afdwaalt en
185 6, 122| Is hij, die dood was en wie Wij het leven gaven en voor
186 6, 122| het leven gaven en voor wie Wij een licht maakten waardoor
187 6, 125| 125. Wie Allah ook wenst te leiden,
188 6, 125| zijn hart voor de Islam en wie Hij wenst te laten dwalen,
189 6, 133| wegnemen en u doen opvolgen wie Hij wil, zoals Hij u uit
190 6, 135| Gij zult weldra weten voor wie de uiteindelijke beloning
191 6, 138| niemand zal er van eten, dan wie het ons belieft" - alzo
192 6, 144| toen Allah u dit oplegde? Wie is dan onrechtvaardiger
193 6, 145| Allah's is aangeroepen. Maar wie door noodzaak wordt gedreven
194 6, 157| van uw Heer tot u gekomen. Wie is onrechtvaardiger dan
195 6, 160| 160. Wie een goede daad verricht
196 6, 160| tienmaal zoveel ontvangen, maar wie een slechte daad verricht
197 7, 6 | Wij zullen degenen, tot wie de boodschappers waren gezonden
198 7, 18 | heen, veracht en verworpen. Wie hunner u ook zal volgen,
199 7, 32 | 32. Zeg: "Wie heeft de tooi van Allah,
200 7, 35 | tekenen aan u voordragen, dan, wie Allah zal vrezen en goede
201 7, 37 | 37. Wie is dan onrechtvaardiger
202 7, 51 | en tot vermaak namen en wie het leven van de wereld
203 7, 128| geeft haar als erfdeel aan wie Zijner dienaren Hij wil
204 7, 155| Gij laat daardoor dwalen wie Gij wilt en Gij leidt wie
205 7, 155| wie Gij wilt en Gij leidt wie Gij wilt. Gij zijt onze
206 7, 156| Mijn straf opleggen aan wie Ik wil, maar Mijn barmhartigheid
207 7, 158| boodschapper van Allah, aan Wie het koninkrijk der hemelen
208 7, 178| 178. Wie Allah leidt is op het rechte
209 7, 178| is op het rechte pad. En wie Hij laat dwalen, zal tot
210 7, 186| 186. En wie Allah laat dwalen, voor
211 8, 13 | boodschapper hebben verzet. En wie tegen Allah en Zijn boodschapper
212 8, 16 | 16. En wie op die dag zijn rug toekeert,
213 8, 24 | komt en dat Hij het is tot Wie gij zult worden vergaderd. ~
214 8, 49 | heeft dezen bedrogen." Maar wie zijn vertrouwen in Allah
215 8, 56 | 56. Degenen met wie gij een verbond sluit, daarna
216 9, 1 | der afgodendienaren met wie gij een verdrag hebt gesloten. ~
217 9, 4 | der afgodendienaren met wie gij een verbond hebt gesloten
218 9, 7 | uitzondering van hen, met wie gij in de heilige Moskee
219 9, 15 | Zich met barmhartigheid tot wie Hij wil. Allah is Alwetend,
220 9, 23 | boven geloof verkiezen. En wie onder u met hen bevriend
221 9, 27 | Barmhartigheid wenden tot wie Hij wil en Allah is Vergevensgezind,
222 9, 71 | boodschapper. Dezen zijn het, wie Allah barmhartigheid zal
223 9, 111| Evangelie en de Koran. En wie is getrouwer aan zijn belofte,
224 9, 116| Gewis, Allah is het, aan Wie het koninkrijk der hemelen
225 9, 124| sommigen hunner die zeggen: "Wie uwer heeft deze in geloof
226 10, 17 | 17. Wie is dan onrechtvaardiger,
227 10, 25 | tehuis van Vrede en leidt wie Hij wil naar het rechte
228 10, 31 | 31. Zeg: "Wie voorziet u van voedsel van
229 10, 31 | de hemel en de aarde? Of wie is het, die macht heeft
230 10, 31 | over de oren en de ogen? En wie brengt de levenden uit de
231 10, 31 | uit de levenden voort? En wie bestuurt het al?" Zij zullen
232 10, 38 | voort en roept buiten Allah wie gij kunt (om hulp aan),
233 10, 90 | geen God is dan Hij, in Wie de kinderen Israëls geloven
234 10, 96 | 96. Degenen tegen wie het woord van uw Heer van
235 10, 108| van uw Heer tot u gekomen. Wie daarom die leiding volgt,
236 10, 108| bate van zijn eigen ziel en wie dwaalt, dwaalt slechts tot
237 11, 8 | uitstellen, zeggen zij: "Wie weerhoudt haar?" Ziet toe!
238 11, 13 | voort en roept buiten Allah wie gij kunt, als gij waarachtig
239 11, 15 | 15. Wie het tegenwoordige leven
240 11, 17 | bewijs van zijn Heer bezit en wie een groot getuige van Hem
241 11, 17 | Dezen geloven in hem. En wie van de volkeren hem verwerpt,
242 11, 18 | 18. En wie is onrechtvaardiger dan
243 11, 30 | 30. "O, mijn volk, wie zou mij tegen Allah helpen
244 11, 39 | 39. Dan zult gij weten wie het is, over wie een vernederende
245 11, 39 | gij weten wie het is, over wie een vernederende straf komt
246 11, 39 | vernederende straf komt en op wie een blijvende straf zal
247 11, 40 | uitzondering van degenen, tegen wie het woord reeds is uitgegaan -
248 11, 43 | uitzondering van degenen wie Hij barmhartigheid toont."
249 11, 48 | zullen andere volkeren zijn wie Wij een (aardse) voorziening
250 11, 63 | barmhartigheid heeft geschonken, wie zal mij dan naast Allah
251 11, 93 | weldra te weten komen over wie een vernederende straf komt
252 11, 93 | vernederende straf komt en wie een leugenaar is. En wacht
253 12, 32 | zeide: "Dit is hij nu over wie gij mij beschuldigdet, ik
254 12, 42 | tot degene van hen, van wie hij wist dat hij bevrijd
255 12, 56 | Onze barmhartigheid aan wie Ons behaagt en Wij laten
256 12, 72 | missen des konings maatkop en wie hem brengt zal een kameellast
257 12, 76 | graden (van kennis en eer) wie Wij willen. Boven elke wetende
258 12, 79 | dan hem zouden nemen bij wie wij ons eigendom vonden;
259 12, 90 | genadig geweest. Voorwaar, wie godvrezend en geduldig is -
260 12, 100| Heer is goedertieren voor wie Hij wil. Waarlijk, Hij is
261 12, 110| kwam en dan werd gered, wie Ons behaagde. En Onze kastijding
262 13, 13 | bliksem en treft er mede, wie Hij wil; nog steeds redetwisten
263 13, 15 | 15. En wie in de hemelen en op aarde
264 13, 16 | 16. Zeg: "Wie is de Heer der hemelen en
265 13, 26 | vermindert de voorziening voor wie Hem behaagt. En zij (de
266 13, 36 | 36. En degenen, wie Wij het Boek hebben gegeven,
267 13, 42 | zullen weldra weten voor wie de uiteindelijke woonplaats
268 14, 2 | 2. Van Allah, aan Wie wat er ook in de hemelen
269 14, 4 | maken. Dan laat Allah dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij
270 14, 4 | dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij wil. Hij is de Almachtige,
271 14, 11 | Allah bewijst gunsten aan wie van Zijn dienaren Hij wil.
272 14, 36 | een dwaalspoor gebracht. Wie mij daarom ook volgt hij
273 15, 6 | dezen zeggen: "O, gij, tot wie de vermaning is nedergezonden,
274 15, 56 | 56. Hij zeide: "Wie kunnen aan de genade van
275 16, 2 | een Openbaring neder tot wie van Zijn dienaren Hij wil (
276 16, 27 | medegoden, ter wille van wie gij placht te strijden?"
277 16, 43 | vóór u, slechts mannen aan wie Wij een openbaring gaven -
278 16, 106| 106. Wie Allah verwerpt, na te hebben
279 16, 125| Voorzeker uw Heer weet het beste wie van Zijn weg is afgedwaald;
280 17, 18 | ons het te verschaffen aan wie Wij willen en wat Wij willen,
281 17, 30 | het levensonderhoud voor wie het Hem behaagt. Voorzeker
282 17, 33 | met recht geschiedt. En wie onrechtvaardig is gedood,
283 17, 51 | zullen zij zeggen: "Zeg, wie zal ons dan doen herleven?"
284 17, 63 | Hij zeide: "Ga heen! en wie onder hen u zal volgen,
285 17, 64 | En bekoor met uw stem wie gij kunt en spoor uw ruiterij
286 17, 72 | 72. Maar wie blind is geweest in deze
287 17, 84 | maar uw Heer weet het goed, wie op het rechte pad het best
288 17, 107| in gelooft, degenen aan wie voordien kennis was geschonken
289 18, 7 | gemaakt om te beproeven, wie van hen van goede werken
290 18, 15 | geen duidelijk bewijs? En wie is onrechtvaardiger, dan
291 18, 57 | 57. En wie is onrechtvaardiger dan
292 18, 65 | een Onzer dienaren, aan wie Wij Onze barmhartigheid
293 18, 65 | barmhartigheid hadden bewezen en wie Wij van Onze kennis hadden
294 18, 77 | inwoners ener stad kwamen aan wie zij om eten vroegen, doch
295 19, 58 | 58. Dezen zijn het over wie Allah Zijn zegeningen heeft
296 19, 70 | voorzeker, Wij weten het best wie onder hen het meest verdienen
297 19, 75 | daarna zullen zij weten wie de slechtste plaats inneemt
298 19, 75 | slechtste plaats inneemt en wie zwakkere strijdkrachten
299 20, 49 | 49. Pharao zeide: "Wie is uw Heer, o Mozes?" ~
300 20, 71 | zult met zekerheid weten wie van ons gestrenger en langduriger
301 20, 81 | nederdalen en degene op wie Mijn toorn nederdaalt gaat
302 20, 98 | is slechts Allah, naast Wie er geen God is. Hij omvat
303 20, 100| 100. Wie zich er van zal afwenden
304 20, 109| zijn behalve van hem aan wie de Barrnhartige verlof geeft
305 20, 135| zult gij te weten komen wie de mensen van het rechte
306 20, 135| van het rechte pad zijn en wie de rechte weg volgen." ~~
307 21, 7 | zonden Wij slechts mannen aan wie Wij een openbaring hadden
308 21, 29 | 29. En wie hunner zou zeggen: "Ik ben
309 21, 42 | 42. Zeg: "Wie beschermt u dag en nacht
310 21, 59 | dit zagen) zeiden zij: "Wie heeft dit onze Goden aangedaan?
311 21, 94 | 94. Wie ook goede werken verricht
312 21, 101| Voorzeker degenen, aan wie door Ons tevoren de belofte
313 22, 16 | Allah zal voorzeker leiden wie Hij wil. ~
314 22, 30 | 30. Zo zij het. Wie dus de heilige geboden van
315 22, 31 | Hem vereenzelvigende. En wie iets met Allah vereenzelvigt,
316 22, 32 | 32. Zo zij het. En wie de heilige tekenen van Allah
317 22, 39 | gegeven aan degenen tegen wie gevochten wordt, omdat hun
318 22, 54 | 54. En opdat degenen aan wie kennis is gegeven mogen
319 22, 60 | 60. Zo zal het zijn. En wie vergeldt in de mate waarin
320 23, 27 | gezin, behalve degenen tegen wie het woord reeds is uitgevaardigd.
321 23, 33 | Hiernamaals loochenden en wie Wij in dit leven overvloed (
322 23, 84 | 84. Zeg: "Wie behoort de aarde toe en
323 23, 86 | 86. Zeg: "Wie is de Heer der zeven hemelen
324 23, 88 | 88. Zeg: "Wie is het in Wiens hand de
325 23, 88 | Die beschermt doch tegen Wie er geen bescherming is, -
326 24, 21 | voetstappen van Satan niet. Wie de voetstappen van Satan
327 24, 21 | geworden, maar Allah reinigt wie Hij wil. Allah is Alhorend,
328 24, 35 | Allah leidt tot Zijn Licht wie Hij wil. - Allah geeft gelijkenissen
329 24, 38 | Allah geeft zonder maat aan wie Hij wil. ~
330 24, 40 | bijna niet zien; en hij, wie Allah geen licht geeft,
331 24, 43 | bevindt en Hij treft daarmee wie Hij wil en wendt het af
332 24, 43 | wil en wendt het af van wie Hij wil. De glans van de
333 24, 46 | leidt naar het rechte pad wie Hij wil. ~
334 24, 52 | 52. En wie Allah en Zijn boodschapper
335 24, 55 | Mij vereenzelvigen. Maar wie daarna het geloof verwerpen,
336 24, 62 | geef dan toestemming aan wie hunner gij wilt en vraag
337 25, 2 | 2. Aan Wie het Koninkrijk der hemelen
338 25, 19 | afwenden of hen helpen. En wie onder u onrechtvaardig is,
339 25, 42 | straf zullen aanschouwen, wie het meest afgedwaald is
340 25, 60 | Barmhartige," zeggen zij: "En wie is de Barmhartige? Zullen
341 26, 23 | 23. Pharao zeide: "En wie is de Heer der Werelden?" ~
342 26, 221| 221. Zal ik u mededelen op wie de duivelen nederdalen? ~
343 27, 40 | dankbaar of ondankbaar ben. En wie dankbaar is, is dankbaar
344 27, 40 | van zijn eigen ziel, maar wie ondankbaar is, waarlijk
345 27, 89 | 89. Wie een goede daad doet, zal
346 27, 92 | Koran te verkondigen.'' Wie daarom leiding volgt, volgt
347 28, 37 | Mijn Heer weet het beste wie de leiding van Hem heeft
348 28, 37 | Hem heeft gebracht en voor wie de gelukkige beloning van
349 28, 50 | eigen begeerten volgen. En wie dwaalt meer dan hij die
350 28, 52 | 52. Zij aan wie Wij het Boek voordien gaven,
351 28, 56 | leiden, maar Allah leidt wie Hij wil; en Hij kent hen
352 28, 61 | 61. Staat hij aan wie Wij een goede belofte hebben
353 28, 63 | 63. Zij, tegen wie het Woord van kracht zal
354 28, 80 | 80. Maar zij, aan wie kennis was gegeven, zeiden: "
355 28, 82 | verkleint de voorziening voor wie Hij wil van Zijn dienaren.
356 28, 85 | Mijn Heer weet het beste wie de ware leiding heeft gebracht
357 28, 85 | leiding heeft gebracht en wie op een openlijk dwaalspoor
358 29, 5 | 5. Wie de ontmoeting met Allah
359 29, 6 | 6. En wie streeft, streeft slechts
360 29, 21 | 21. Hij straft wie Hij wil en Hij toont barmhartigheid
361 29, 21 | toont barmhartigheid aan wie Hem behaagt en tot Hem zult
362 29, 32 | Zij zeiden: "Wij weten wel wie daar woont. Wij zullen hem
363 29, 47 | Boek nedergezonden en zij wie Wij het Boek hebben gegeven
364 29, 49 | in het hart van hen aan wie kennis is gegeven. En alleen
365 29, 61 | En als gij hen vraagt: "Wie heeft de hemelen en de aarde
366 29, 62 | het levensonderhoud voor wie Hij wil van Zijn dienaren.
367 29, 63 | En als gij hun vraagt: "Wie zendt water uit de hemel
368 29, 68 | 68. En wie is onrechtvaardiger dan
369 30, 5 | hulp van Allah, Hij helpt wie Hij wil; en Hij is de Almachtige,
370 30, 29 | zonder enige kennis. En wie kan hen leiden, die Allah
371 30, 37 | vergroot en bekrimpt voor wie Hij wil? Daarin zijn waarlijk
372 30, 48 | Hij deze doet vallen op wie van Zijn dienaren Hij wil,
373 30, 56 | 56. Maar zij wie wijsheid en geloof was gegeven,
374 31, 25 | En als gij hun vraagt: "Wie schiep de hemelen en de
375 32, 11 | Zeg: "De doodsengel, aan wie gij toevertrouwd zijt, zal
376 32, 22 | 22. En wie is onrechtvaardiger dan
377 33, 4 | heeft Hij uw vrouwen van wie gij wegblijft door haar
378 33, 17 | 17. Zeg: "Wie is het, die u tegen Allah
379 33, 31 | 31. Maar wie van u aan Allah en Zijn
380 33, 36 | zou zijn in die zaak. En wie Allah en Zijn boodschapper
381 33, 37 | herinnert u, toen gij tot hem, wie Allah gunsten had bewezen
382 33, 37 | Allah gunsten had bewezen en wie gij ook gunsten had bewezen,
383 33, 50 | vrouwen wettig gemaakt, aan wie gij haar huwelijksgiften
384 33, 51 | 51. Gij moogt verlaten wie gij wilt en tot u nemen
385 33, 51 | gij wilt en tot u nemen wie gij wilt, er rust geen blaam
386 33, 51 | gij haar terugneemt van wie gij u afzijdig hebt gehouden.
387 33, 71 | u uw zonden vergeven. En wie Allah en Zijn boodschapper
388 34, 1 | roem komt Allah toe aan Wie alles behoort wat in de
389 34, 6 | 6. En zij, wie kennis is gegeven, zien,
390 34, 23 | behalve voor degenen aan wie Hij het toestaat, tot zij,
391 34, 24 | 24. Zeg: "Wie geeft u uw levensonderhoud
392 34, 36 | het levensonderhoud voor wie Hij wil, maar de meeste
393 34, 39 | het levensonderhoud voor wie Hij wil van Zijn dienaren.
394 35, 8 | Zeker, Allah laat dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij
395 35, 8 | dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij wil. Laat uw ziel dus
396 35, 10 | 10. Wie eer wenst (wete), dat alle
397 35, 18 | het gebed onderhouden. En wie zich reinigt, reinigt zich
398 35, 37 | een leven, lang genoeg dat wie wilde nadenken, daarin kon
399 36, 22 | Hem, Die mij schiep en tot Wie gij zult worden teruggebracht,
400 36, 52 | zullen zeggen: "O wee ons, wie heeft ons van onze slaapplaatgen
401 36, 68 | 68. En wie Wij een lang leven schenken,
402 36, 78 | eigen ontstaan. Hij zegt: "Wie kan de beenderen doen herleven
403 38, 60 | Wee, gij zijt het, voor wie geen welkom is. Gij hebt
404 38, 61 | zullen zeggen: "Onze Heer, wie dit voor ons bereid heeft,
405 39, 4 | geschapen heeft kunnen nemen, wie Hij wilde. Heilig is Hij.
406 39, 15 | 15. Zeg: "Aanbidt wie gij wilt buiten Hem. Op
407 39, 19 | 19. Kunt gij hem, tegen wie de uitspraak van straf is
408 39, 23 | Allah, Hij leidt daarmee wie Hij wil. En wie Allah laat
409 39, 23 | daarmee wie Hij wil. En wie Allah laat dwalen, zal geen
410 39, 32 | 32. Wie is onrechtvaardiger dan
411 39, 37 | 37. En wie Allah leidt zal niemand
412 39, 38 | Indien gij hun vraagt: "Wie heeft de hemelen en de aarde
413 39, 40 | 40. Tot wie de vernederende kastijding
414 39, 40 | vernederende kastijding komt en op wie de blijvende straf nederdaalt." ~
415 39, 41 | bate van zijn eigen ziel en wie dwaalt, dwaalt ten nadele
416 39, 52 | vermeerdert of vermindert voor wie Hij wil; voorwaar, daarin
417 40, 15 | woord door Zijn gebod aan wie Hij wil van Zijn dienaren,
418 40, 16 | Allah verborgen zijn. "Van Wie is het Koninkrijk op deze
419 40, 18 | noch enige bemiddelaar naar wie zal worden geluisterd. ~
420 40, 29 | hoogsten in het land. Maar wie zal ons beschermen tegen
421 40, 40 | 40. Wie kwaad doet zal naar evenredigheid
422 40, 40 | hiervan worden vergolden; maar wie goed doet, man of vrouw,
423 41, 15 | laatdunkend op aarde en zeiden: "Wie is machtiger dan wij?" Wisten
424 41, 24 | behoren zij niet tot hen aan wie deze wordt verleend. ~
425 41, 33 | 33. En wie spreekt beter woord dan
426 41, 34 | is. Dan ziet, degene met wie gij vijandschap hebt, hij
427 41, 46 | 46. Wie goed doet, doet dit voor
428 41, 46 | voor zijn eigen ziel; en wie kwaad bedrijft, het is er
429 41, 52 | is en gij verwerpt het - wie begaat grotere dwaling dan
430 42, 8 | Zijn barmhartigheid toe wie Hij wil. Doch de onrechtvaardigen
431 42, 12 | bekrimpt de voorziening voor wie Hij wil. Hij heeft voorzeker
432 42, 13 | roept. Allah kiest voor Zich wie Hij wil en leidt hem die
433 42, 19 | dienaren. Hij zorgt voor wie Hij wil. Hij is de Sterke,
434 42, 20 | 20. Wie de oogst van het Hiernamaals
435 42, 20 | doen Wij toenemen, doch wie naar de oogst der wereld
436 42, 40 | het daaraan gelijke; maar wie vergeeft en verbetering
437 42, 49 | mannelijke kinderen aan wie Hij wil. ~
438 42, 50 | en Hij maakt onvruchtbaar wie Hij wil. Voorwaar, Hij is
439 42, 53 | Het pad van Allah, aan Wie hetgeen in de hemelen en
440 43, 9 | indien gij hun vraagt: "Wie schiep de hemelen en de
441 43, 36 | 36. En wie zich van de aanbidding van
442 43, 59 | is niets dan een dienaar wie Wij Onze gunst schonken
443 43, 85 | 85. En zalig is Hij, Wie het Koninkrijk der hemelen
444 43, 87 | indien gji hun vraagt: "Wie schiep hen?", zullen zij
445 45, 15 | 15. Wie goed doet, doet dat ten
446 45, 15 | van zijn eigen ziel: en wie kwaad doet, doet dat tegen
447 45, 23 | een sluier heeft gelegd? Wie zal hem buiten Allah kunnen
448 46, 5 | 5. Wie is verder afgedwaald dan
449 46, 18 | Dezulken zijn het tegen wie het woord van kracht is
450 46, 32 | 32. En wie aan Allah's verkondiger
451 47, 14 | Heer steunen als zij voor wie hun slechte daden schoonschijnend
452 47, 16 | zeggen zij tot hen aan wie kennis is gegeven: "Wat
453 47, 38 | onder u die vrekkig zijn. En wie vrekkig is, is dit slechts
454 48, 10 | rust op hun handen. Doch wie zijn eed schendt, doet dit
455 48, 10 | tot zijn eigen nadeel en wie zijn belofte aan Allah vervult,
456 48, 11 | niet in hun hart is. Zeg: "Wie kan u iets baten tegen Allah
457 48, 14 | Hij vergeeft en straft wie Hij wil. En Allah is Vergevensgezind,
458 48, 17 | lamme, noch op de zieke. En wie Allah en Zijn boodschapper
459 48, 17 | doorheen rivieren stromen: maar wie zich omkeert, hem zal Hij
460 48, 25 | barmhartigheid zou opnemen wie Hij wil. Als zij gescheiden
461 51, 9 | Daarvan wordt afgewend wie zich (van het ware geloof)
462 53, 26 | verlof heeft gegeven aan wie Hij wil en wie Hem behaagt. ~
463 53, 26 | gegeven aan wie Hij wil en wie Hem behaagt. ~
464 54, 26 | Morgen zullen zij weten wie de grote leugenaar en misdadiger
465 57, 21 | Allah. Hij schenkt deze aan wie Hij wil en Allah is de Heer
466 57, 24 | aansporen vrekkig te worden en wie zich van Hem afwendt; voorzeker
467 57, 29 | handen, Hij geeft deze aan wie Hij wil. En Allah is de
468 58, 4 | 4. Maar wie geen slaaf vindt, laat hem
469 58, 4 | zij elkander aanraken. En wie dat niet doen kan, moet
470 58, 8 | degenen niet waargenomen, wie de geheime samenzwering
471 58, 9 | rechtvaardigheid, en vreest Allah tot Wie gij zult worden verzameld. ~
472 59, 6 | Zijn boodschappers over wie Hij wil. En Allah heeft
473 59, 9 | zij zelf in armoede. En wie voor zijn eigen vrekkigheid
474 59, 22 | 22. Hij is Allah, naast Wie er geen God is, de Kenner
475 59, 23 | 23. Hij is Allah, naast Wie er geen God is, de Koning,
476 60, 1 | wat gij openbaar maakt. En wie van u zo handelt, is zeker
477 60, 6 | de Laatste Dag vreest. En wie zich (van de Waarheid) afwendt, -
478 60, 7 | u en diegene van hen met wie gij in vijandschap verkeert;
479 60, 9 | hebben u te verdrijven. En wie hun ook vriendschap aanbiedt,
480 60, 11 | hadden. En vreest Allah in Wie gij gelooft. ~
481 61, 7 | 7. Wie is onrechtvaardiger dan
482 61, 14 | zijn discipelen zeide: "Wie zijn mijn helpers terwille
483 62, 4 | genade, Hij schenkt haar aan wie Hij wil; en Allah is de
484 63, 9 | gedachtenis aan Allah. En wie dat doet behoort tot de
485 64, 10 | 10. Maar wie Onze tekenen verwerpen en
486 64, 11 | toelating van Allah. En wie in Allah gelooft, - Hij
487 65, 1 | vastgestelde grenzen; en wie de door Allah bepaalde grenzen
488 65, 5 | u heeft geopenbaard. En wie Allah vreest, van hem zal
489 65, 6 | 6. Herbergt haar (van wie gij scheidt) in de huizen
490 65, 11 | het licht moge brengen; en wie in Allah gelooft en goed
491 66, 3 | haar vertelde, zeide zij: "Wie gaf u hiervan kennis? "
492 67, 2 | opdat Hij u moge beproeven wie onder u zich het beste gedraagt;
493 67, 21 | 21. Of wie is er die voor u wil zorgen
494 67, 28 | zal Hij ons genadig zijn - wie zal de ongelovigen tegen
495 67, 29 | En gij zult weldra weten wie in klaarblijkelijke dwaling
496 67, 30 | diep in de aarde wegzakt, wie zal u dan helder stromend
497 68, 6 | 6. Wie van u bezeten is. ~
498 68, 7 | uw Heer weet het beste wie van Zijn weg afdwaalt en
499 68, 40 | 40. Vraag hun, wie van hen daar borg voor is. ~
500 69, 19 | 19. En hij, aan wie zijn boek in de rechter
1-500 | 501-516 |