Sura, Verse
1 2, 38 | u komt, zullen zij, die Mijn leiding volgen, vrees noch
2 2, 40 | kinderen Israëls! Gedenkt Mijn gunsten, welke Ik u bewees
3 2, 40 | bewees en weest getrouw aan Mijn verbond. Ik zal Mijn verbond
4 2, 40 | aan Mijn verbond. Ik zal Mijn verbond met u houden en
5 2, 41 | verwerpen; verruilt evenmin mijn tekenen voor geringe prijs
6 2, 47 | kinderen Israëls! Gedenkt Mijn gunsten, die Ik u bewees,
7 2, 54 | tot zijn volk zeide: "O mijn volk, gij hebt uzelf onrecht
8 2, 122| kinderen Israëls, gedenkt Mijn gunsten die Ik u bewees,
9 2, 124| vroeg: "En ook aran onder mijn nakomelingen?" Hij zeide: "
10 2, 124| nakomelingen?" Hij zeide: "Mijn verbond betreft de overtreders
11 2, 125| Ismaël, zeggende: "Reinigt Mijn Huis voor degenen, die de
12 2, 126| 126. En toen Abraham bad: "Mijn Heer, maak deze plaats toch
13 2, 132| desgelijks, zeggende: "O mijn zonen, Allah heeft waarlijk
14 2, 150| vreest Mij - en opdat Ik Mijn gunst aan u moge voltooien
15 2, 186| 186. En wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen,
16 2, 258| gegeven? Toen Abraham zeide: "Mijn Heer is Hij, die het leven
17 2, 260| En toen Abraham zeide: "Mijn Heer, toon mij, hoe Gij
18 2, 260| Hij zeide: "Ja, maar opdat mijn hart rustig zij." Hij antwoordde: "
19 3, 35 | Ik draag aan U op wat in mijn baarmoeder is, dat het vrij
20 3, 36 | verlost was, zeide zij: "Mijn Heer, ik ben verlost van
21 3, 38 | Zacharia tot zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een rein nageslacht;
22 3, 40 | ouderdom al over mij gekomen en mijn vrouw onvruchtbaar is?"
23 3, 51 | 51. Voorzeker, Allah is mijn Heer en uw Heer; aanbidt
24 3, 52 | zeide hij: "Wie zullen mijn helpers zijn terwille van
25 3, 79 | mensen zou zeggen: "Weest mijn dienaren buiten Allah'';
26 3, 81 | bekrachtigd en daarmede Mijn verbond aanvaard?" Zij antwoordden: "
27 3, 195| huizen zijn verjaagd en voor Mijn zaak zign vervolgd en die
28 5, 3 | godsdienst voor u vervolmaakt, Mijn gunst aan u voltooid en
29 5, 12 | de Zakaat betaalt en in Mijn boodschappers gelooft en
30 5, 20 | tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, herinner u Allah's
31 5, 21 | 21. "O, mijn volk, gaat het heilige land
32 5, 25 | 25. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb macht over
33 5, 25 | niemand dan over mijzelf en mijn broeder, maak daarom een
34 5, 28 | om mij te doden, zal ik mijn hand niet naar u uitstrekken,
35 5, 31 | gelijk, zodat ik het lijk van mijn broeder kon verbergen."
36 5, 44 | doch vreest Mij en ruilt Mijn tekenen niet in tegen het
37 5, 72 | Israëls, aanbidt Allah, Die mijn Heer en uw Heer is." Gewis,
38 5, 110| zoon van Maria, gedenk Mijn gunst aan u en uw moeder,
39 5, 110| onderwees en toen gij door Mijn gebod uit klei de vorm van
40 5, 110| het een vogel werd door Mijn gebod; en toen gij de blinden
41 5, 110| blinden en de melaatsen door Mijn gebod hebt genezen en de
42 5, 111| discipelen bezielde om in Mij en Mijn boodschapper te geloven,
43 5, 116| gezegd: 'Beschouwt mij en mijn moeder als twee Goden naast
44 5, 116| geweten. Gij weet, wat in mijn innerlijk is en ik weet
45 5, 117| geboden: "Aanbidt Allah, mijn Heer en uw Heer." En ik
46 6, 15 | Zeg: "Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de
47 6, 57 | ben op de rechte weg van mijn Heer en gij verloochent
48 6, 57 | gij verhaast is niet in mijn macht. De beslissing berust
49 6, 58 | hetgeen gij verhaast in mijn macht was, zou de zaak voorzeker
50 6, 76 | ster. Hij zeide: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging,
51 6, 77 | glanzen, zeide hij: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging
52 6, 77 | onderging zeide hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan
53 6, 78 | stralen zeide hij: "Dit is mijn Heer. Dit is de grootste"
54 6, 78 | onderging, zeide hij: "O, mijn volk, ik heb niets uitstaande
55 6, 79 | 79. "Ik heb mijn aangezicht oprecht gewend
56 6, 80 | vereenzelvigt niet, tenzij mijn Heer iets wenst. Mijn Heer
57 6, 80 | tenzij mijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat alle dingen in
58 6, 130| boodschappers tot u die u Mijn tekenen verhaalden en die
59 6, 135| 135. Zeg: "O mijn volk, handel naar uw vermogen,
60 6, 153| wegen opdat zij u niet van Mijn weg afleiden. Hiertoe vermaant
61 6, 161| Zeg: "Wat mij betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte
62 6, 162| 162. Zeg: "Mijn gebed en mijn offer, mijn
63 6, 162| 162. Zeg: "Mijn gebed en mijn offer, mijn leven en mijn
64 6, 162| Mijn gebed en mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn
65 6, 162| mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn gewijd aan Allah,
66 7, 29 | 29. Zeg: "Mijn Heer heeft rechtvaardigheid
67 7, 33 | 33. Zeg: "Mijn Heer heeft slechte daden,
68 7, 35 | midden tot u komen, die Mijn tekenen aan u voordragen,
69 7, 59 | zijn volk en hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt Allah, gij
70 7, 61 | 61. Hij zeide: "O, mijn volk, er is in mij geen
71 7, 62 | breng u de boodschappen van mijn Heer over en geef u oprechte
72 7, 65 | broeder Hoed. Hij zeide: "O mijn volk, aanbidt Allah, gij
73 7, 67 | 67. Hij antwoordde: "O, mijn volk, er is in mij geen
74 7, 68 | Ik breng u de woorden van mijn Heer en ik ben voor u een
75 7, 73 | broeder Salih. Hij zeide: "O mijn volk, aanbidt Allah; gij
76 7, 79 | van hen af en zeide: "O, mijn volk, ik bracht u de boodschap
77 7, 79 | bracht u de boodschap van mijn Heer en bood u oprechte
78 7, 85 | broeder Shoaib. Hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt Allah, gij
79 7, 93 | van hen af en zeide: "O mijn volk, ik heb u inderdaad
80 7, 93 | inderdaad de boodschap van mijn Heer overgebracht en ik
81 7, 142| zijn broeder Aäron: "Wees mijn plaatsvervanger onder mijn
82 7, 142| mijn plaatsvervanger onder mijn volk in mijn afwezigheid
83 7, 142| plaatsvervanger onder mijn volk in mijn afwezigheid en beheer wel
84 7, 143| tot hem sprak, zeide hij: "Mijn Heer, toon U aan mij, opdat
85 7, 144| O, Mozes, Ik heb u door Mijn boodschappen en Mijn woord
86 7, 144| door Mijn boodschappen en Mijn woord boven de volkeren
87 7, 146| handelen op aarde weldra van Mijn tekenen afkeren; en hoewel
88 7, 150| zeide hij: "Hetgeen gij in mijn afwezigheid deedt, was slecht.
89 7, 150| Aäron) zeide: "Zoon van mijn moeder, het volk achtte
90 7, 151| 151. Hij (Mozes) zeide: "Mijn Heer, vergeef mij en mijn
91 7, 151| Mijn Heer, vergeef mij en mijn broeder en laat ons tot
92 7, 155| achterhaalde, zeide hj: "Mijn Heer, als het U had behaagd,
93 7, 156| Allah antwoordde: "Ik zal Mijn straf opleggen aan wie Ik
94 7, 156| opleggen aan wie Ik wil, maar Mijn barmhartigheid omvat alle
95 7, 183| 183. Ik geef hun uitstel. Mijn plan is voorzeker machtig. ~
96 7, 187| kennis daarvan is slechts bij mijn Heer. Niemand dan Hij kan
97 7, 196| 196. Waarlijk, mijn Beschermer is alleen Allah
98 7, 203| volg alleen hetgeen mij van mijn Heer wordt geopenbaard."
99 9, 129| naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen want Hij is de
100 10, 15 | Voorzeker, ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de
101 10, 41 | besehuldigen, zeg dan: "Aan mij mijn werk en aan u uw werk. Gij
102 10, 53 | waarheid?" Zeg: "Ja, bij mijn Heer, het is zeker waar
103 10, 71 | tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, als mijn houding en
104 10, 71 | zeide: "O, mijn volk, als mijn houding en mijn vermaning
105 10, 71 | volk, als mijn houding en mijn vermaning door de tekenen
106 10, 71 | aanstoot geven - ik leg mijn vertrouwen in Allah - breng
107 10, 72 | ik van u geen beloning. Mijn beloning is bij Allah alleen
108 10, 84 | 84. En Mozes zeide: "O mijn volk, indien gij in Allah
109 10, 104| gij mensen, als gij over mijn godsdienst in twijfel verkeert, (
110 11, 28 | Hij (Noach) zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik mij
111 11, 28 | een duidelijk bewijs van mijn Heer beroep en Hij mij grote
112 11, 29 | 29. "O, mijn volk, ik vraag u er geen
113 11, 29 | vraag u er geen geld voor. Mijn beloning is alleen bij Allah.
114 11, 30 | 30. "O, mijn volk, wie zou mij tegen
115 11, 34 | En als ik u raad geef zal mijn raad u niet baten als Allah
116 11, 35 | ik het heb verzonnen, zal mijn zonde op mij rusten doch
117 11, 41 | haar vaart en haar ankeren. Mijn Heer is voorzeker Vergevensgezind,
118 11, 42 | zich afzijdig hield: "O mijn zoon, scheep u met ons in
119 11, 43 | Hij antwoordde: "Ik zal mijn toevlucht weldra op een
120 11, 45 | zijn Heer aan en zeide: "Mijn Heer, mijn zoon is voorwaar
121 11, 45 | aan en zeide: "Mijn Heer, mijn zoon is voorwaar van mijn
122 11, 45 | mijn zoon is voorwaar van mijn familie en Uw belofte is
123 11, 47 | 47. Hij zeide: "Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht
124 11, 47 | zeide: "Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht tot U om niet
125 11, 50 | zeide hun broeder Hoed: "O, mijn volk, aanbid Allah. Gij
126 11, 51 | 51. "O, mijn volk, ik vraag van u geen
127 11, 51 | geen beloning hiervoor; mijn beloning is alleen bij Hem,
128 11, 52 | 52. "En o, mijn volk, vraag vergiffenis
129 11, 56 | 56. "Ik heb voorzeker mijn vertrouwen in Allah gesteld,
130 11, 56 | vertrouwen in Allah gesteld, Die mijn Heer en uw Heer is. Er is
131 11, 56 | in Zijn macht. Voorzeker, mijn Heer is op het rechte pad." ~
132 11, 57 | gezonden medegedeeld, en mijn Heer zal een ander volk
133 11, 57 | geheel niet deren. Voorzeker, mijn Heer is Bewaker over alle
134 11, 61 | zeide hun broeder Salih: "O, mijn volk, aanbid Allah; gij
135 11, 61 | bekeert u tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is nabij, Verhorende." ~
136 11, 63 | 63. Hij zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik een
137 11, 63 | een duidelijk bewijs van mijn Heer heb ontvangen en Hij
138 11, 63 | gehoorzaam? Gij zult slechts tot mijn ondergang bijdragen." ~
139 11, 64 | 64. "En o, mijn volk, dit is de kamelin
140 11, 72 | een oude vrouw ben en deze mijn echtgenoot een oude man
141 11, 78 | doen. Hij (Lot) zeide: "O, mijn volk, dit zijn mijn dochters,
142 11, 78 | O, mijn volk, dit zijn mijn dochters, zij zijn te rein
143 11, 78 | en onteer mij niet wegens mijn gasten. Is er onder u geen
144 11, 84 | zeide hun broeder Shoaib: "O mijn volk, aanbid Allah. Gij
145 11, 85 | 85. "En o, mijn volk, geef volle maat en
146 11, 88 | 88. Hij zeide: "O mijn volk, wat meent gij indien
147 11, 88 | een duidelijk bewijs van mijn Heer heb en Hij mij een
148 11, 89 | 89. "O, mijn volk, laat vijandigheid
149 11, 90 | bekeer u tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is Genadig, Liefdevol." ~
150 11, 92 | 92. Hij zeide: "O, mijn volk, is mijn gezin waardiger
151 11, 92 | zeide: "O, mijn volk, is mijn gezin waardiger bij u dan
152 11, 92 | waardeloos verworpen. Voorzeker, mijn Heer omvat al hetgeen gij
153 11, 93 | 93. "En o, mijn volk, handel op uw wijze,
154 12, 4 | tot zijn vader zeide: "O mijn vader, (in mijn droom) zag
155 12, 4 | zeide: "O mijn vader, (in mijn droom) zag ik elf sterren
156 12, 5 | 5. Hij zeide: "O, mijn zoon, verhaal uw broedars
157 12, 23 | Dat verhoede Allah, hij is mijn heer. Hij heeft mijn verblijf
158 12, 23 | is mijn heer. Hij heeft mijn verblijf waardig gemaakt.
159 12, 26 | Zij is het die mij tegen mijn wil zocht te verleiden."
160 12, 33 | 33. Hij (Jozef) zeide: "O mijn Heer, ik zou de gevangenis
161 12, 36 | mij in een droom brood op mijn hoofd dragen waarvan de
162 12, 37 | naar aanleiding van hetgeen mijn Heer mij heeft onderwezen.
163 12, 38 | ik volg de godsdienst van mijn vaderen, Abraham, Izaak
164 12, 39 | 39. "O, mijn twee medegevangenen, zijn
165 12, 41 | 41. "O mijn twee medegevangenen, wat
166 12, 43 | legt mij de betekenis van mijn droom uit als gij een droom
167 12, 50 | handen sneden, voorzeker mijn Heer kent haar sluwe plan
168 12, 53 | uitgezonderd dat waarover mijn Heer barmhartigheid betoont.
169 12, 53 | barmhartigheid betoont. Voorzeker, mijn Heer is Vergevensgezind,
170 12, 60 | u zijn noch zult gij in mijn nabijheid komen." ~
171 12, 67 | 67. En hij zeide: "O mijn zonen, gaat niet door één
172 12, 67 | bij Allah. In Hem stel ik mijn vertrouwen en laat allen
173 12, 80 | daarom niet verlaten voordat mijn vader het mij toestaat,
174 12, 86 | antwoordde: "Ik klaag alleen over mijn zorg en verdriet tot Allah
175 12, 87 | 87. "O mijn zonen, gaat en zoekt naar
176 12, 90 | Ik ben Jozef en dit is mijn broeder. Allah is ons inderdaad
177 12, 93 | voor het aangezicht van mijn vader neder; hij zal het
178 12, 98 | Hij (Jacob) zeide: "Ik zal mijn Heer om vergiffenis voor
179 12, 100| neder. En hij zeide: "O mijn vader, dit is de vervulling
180 12, 100| dit is de vervulling van mijn vroegere droom. Mijn Heer
181 12, 100| van mijn vroegere droom. Mijn Heer heeft deze verwezenlijkt.
182 12, 100| tweedracht tussen mij en mijn broeders had gezaaid. Voorzeker,
183 12, 100| had gezaaid. Voorzeker, mijn Heer is goedertieren voor
184 12, 101| 101. "O, mijn Heer, Gij hebt mij macht
185 12, 101| hemelen en der aarde, Gij zijt mijn Beschermer in deze wereld
186 12, 108| 108. Zeg: "Dit is mijn weg: ik roep tot Allah in
187 12, 108| Allah in zeker weten, ik en mijn volgelingen. Heilig is Allah
188 13, 30 | Barmhartige. Zeg: "Hij is mijn Heer; er is geen God naast
189 13, 30 | naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen en tot Hem is
190 13, 30 | vertrouwen en tot Hem is mijn terugkeer." ~
191 13, 32 | hen en hoe (vreselijk) was Mijn straf. ~
192 13, 36 | Hem roep ik en tot Hem is mijn terugkeer." ~
193 14, 7 | als gij ondankbaar zijt is Mijn straf inderdaad streng." ~
194 14, 14 | vóór Mij te staan en die Mijn waarschuwing vreest." ~
195 14, 31 | 31. Zeg tot mijn gelovige dienaren dat zij
196 14, 35 | En toen Abraham zeide: "Mijn Heer maak deze stad (oord
197 14, 35 | vrede en weerhoud mij en mijn kinderen van het aanbidden
198 14, 36 | 36. Mijn Heer, zij hebben inderdaad
199 14, 37 | Heer, ik heb sommige van mijn kinderen in een onvruchtbaar
200 14, 39 | Izaak heeft gegeven Waarlijk mijn Heer is de Verhoorder van
201 14, 40 | 40. "Mijn Heer maak mij en mijn kinderen
202 14, 40 | Mijn Heer maak mij en mijn kinderen onderhouders van
203 14, 40 | gebed. Onze Heer, aanvaard mijn gebed." ~
204 14, 41 | Onze Heer, vergeef mij en mijn ouders en de gelovigen op
205 15, 29 | daaruit heb gevormd en hem Mijn geest heb ingeblazen, valt
206 15, 35 | 35. "Mijn vloek zal tot de Dag des
207 15, 36 | 36. Hij zeide: "Mijn Heer, schenk mij dan uitstel
208 15, 39 | 39. Hij antwoordde: "Mijn Heer, daar Gij mij verloren
209 15, 42 | 42. "Gij zult over Mijn dienaren zeker geen macht
210 15, 49 | 49. Zeg tot Mijn dienaren dat Ik voorzeker
211 15, 50 | 50. En dat Mijn straf de pijnlijke straf
212 15, 68 | 68. Hij zeide: "Dit zijn mijn gasten maakt mij daarom
213 15, 71 | 71. Hij zeide: "Dit zijn mijn dochters als gij iets wilt
214 16, 27 | Hij zal zeggen: "Waar zijn Mijn medegoden, ter wille van
215 17, 24 | hen in erbarming. En zeg: "Mijn Heer, ontferm u over hen
216 17, 53 | 53. En zeg tot Mijn dienaren dat zij spreken
217 17, 65 | 65. Voorzeker over Mijn dienaren zult gij geen macht
218 17, 80 | 80. En zeg: "O mijn Heer, laat mijn intrede
219 17, 80 | zeg: "O mijn Heer, laat mijn intrede een goede intrede
220 17, 80 | intrede een goede intrede en mijn uitgang een goede uitgang
221 17, 85 | De Geest is op bevel van mijn Heer: en er is u slechts
222 17, 93 | lezen." Zeg: "Glorie zij mijn Heer: ik ben slechts mens
223 17, 100| schatten der barmhartigheid van mijn Heer bezat zoudt gij ze
224 18, 22 | achtste was hun hond." Zeg: "Mijn Heer kent hun getal het
225 18, 24 | Heer en zeg: "Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan
226 18, 36 | zal komen. Indien ik tot mijn Heer word teruggebracht,
227 18, 38 | betreft, het is Allah Die mijn Heer is, ik zal niemand
228 18, 38 | Heer is, ik zal niemand met mijn Heer vereenzelvigen." ~
229 18, 40 | 40. "Waarschijnlijk zal mijn Heer mij iets beters geven
230 18, 42 | Had ik maar niemand met mijn Heer vereenzelvigd." ~
231 18, 52 | waarvan gij beweerdet dat zij Mijn deelgenoten waren." Dan
232 18, 56 | niet te doen. En zij houden Mijn tekenen en al hetgeen waarmee
233 18, 76 | een verontschuldiging van mijn kant." ~
234 18, 95 | antwoordde: "De macht waarmee mijn Heer mij heeft bekleed is
235 18, 98 | Dit is een genade van mijn Heer. Maar wanneer de belofte
236 18, 98 | Maar wanneer de belofte van mijn Heer vervuld zal worden,
237 18, 98 | vallen. En de belofte van mijn Heer is werkelijkheid, ~
238 18, 102| Denken de ongelovigen dat zij Mijn dienaren tot beschermers
239 18, 106| ongeloof en de spot die zij met Mijn Tekenen en Mijn boodschappers
240 18, 106| zij met Mijn Tekenen en Mijn boodschappers bedreven. ~
241 18, 109| inkt voor de Woorden van mijn Heer, zo zou de oceaan zijn
242 18, 109| uitgeput eer de Woorden van mijn Heer ten einde komen - zelfs
243 19, 4 | 4. Zeide hij: "Mijn Heer, het gebeente in mij
244 19, 4 | mij is zwak geworden en mijn hoofd glanst met grijze
245 19, 4 | niettemin ben ik niet wanhopig, mijn Heer, bij mijn aanroep tot
246 19, 4 | wanhopig, mijn Heer, bij mijn aanroep tot U." ~
247 19, 5 | 5. "Maar ik vrees mijn bloedverwanten na mij; mijn
248 19, 5 | mijn bloedverwanten na mij; mijn vrouw is onvruchtbaar, geef
249 19, 6 | moge zijn. En maak hem, mijn Heer, U welgevallig." ~
250 19, 8 | 8. Hij zeide: "Mijn Heer, hoe kan mij een zoon
251 19, 8 | een zoon geworden, terwijl mijn vrouw onvruchtbaar is en
252 19, 10 | 10. Hij zeide: "Mijn Heer, geef mij een teken." (
253 19, 18 | 18. Zij zeide: "Ik neem mijn toevlucht tot de Barmhartige
254 19, 32 | gehoorzaam zou zijn jegens mijn moeder. Hij heeft mij noch
255 19, 33 | met mij zijn op de dag van mijn dood en evenzo op de dag
256 19, 36 | 36. "Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt
257 19, 42 | tot zijn vader zeide: "O mijn vader, waarom aanbidt gij
258 19, 43 | 43. "O mijn vader, er is inderdaad kennis
259 19, 44 | 44. "O mijn vader, dien Satan niet want
260 19, 45 | 45. "O mijn vader, ik vrees dat de straf
261 19, 46 | Antwoordde hij: "Verzaakt gij mijn goden, o Abraham? Indien
262 19, 47 | Vrede zij met u. Ik zal mijn Heer om vergiffenis voor
263 19, 48 | aanroept, en ik zal tot mijn Heer bidden; waarschijnlijk
264 19, 48 | waarschijnlijk zal ik in mijn gebed tot mijn Heer niet
265 19, 48 | zal ik in mijn gebed tot mijn Heer niet worden teleurgesteld." ~
266 20, 14 | en verricht het gebed tot Mijn gedachtenis." ~
267 20, 18 | Hij antwoordde: "Dit is mijn staf waarop ik leun, en
268 20, 18 | waarmee ik bladeren afsla voor mijn kudde; ik gebruik hem ook
269 20, 25 | 25. Hij zeide: "Mijn Heer, verruim mijn borst," ~
270 20, 25 | zeide: "Mijn Heer, verruim mijn borst," ~
271 20, 26 | 26. "En maak mij mijn taak lichter," ~
272 20, 27 | En ontdoe de knoop in mijn tong," ~
273 20, 28 | Opdat zij (de mensen) mijn woorden mogen verstaan," ~
274 20, 29 | Geef mij een helper uit mijn familie," ~
275 20, 30 | 30. "Aäron, mijn broeder;" ~
276 20, 31 | 31. "Vergroot mijn kracht door hem," ~
277 20, 32 | 32. "En laat hem mijn arbeid delen," ~
278 20, 39 | opnemen'. En Ik omhulde u met Mijn liefde; opdat gij zoudt
279 20, 39 | worden grootgebracht voor Mijn oog." ~
280 20, 42 | gij en uw broeder, met Mijn tekenen, en verwaarloost
281 20, 52 | De kennis daarvan is bij mijn Heer in een Boek. Mijn Heer
282 20, 52 | bij mijn Heer in een Boek. Mijn Heer dwaalt, noch vergeet,"
283 20, 77 | openbaarden Mozes: "Voer Mijn dienaren weg in de nacht
284 20, 81 | niet hier in, anders zal Mijn toorn op u nederdalen en
285 20, 81 | nederdalen en degene op wie Mijn toorn nederdaalt gaat ten
286 20, 84 | Hij zeide: "Zij volgen in mijn spoor, en ik heb mij tot
287 20, 84 | ik heb mij tot U gehaast, Mijn Heer, opdat Gij welbehagen
288 20, 86 | volk terug. Hij zeide: "O mijn volk, heeft uw Heer u dan
289 20, 90 | reeds tot hen gezegd: "O mijn volk, voorzeker gij zijt
290 20, 90 | derhalve en gehoorzaamt mijn bevel." ~
291 20, 93 | te volgen? Hebt gij dan mijn gebod veronachtzaamd?"
292 20, 94 | antwoordde: "O zoon van mijn moeder, grijp mij niet bij
293 20, 94 | moeder, grijp mij niet bij mijn baard noch bij mijn hoofd."
294 20, 94 | bij mijn baard noch bij mijn hoofd." Ik was beducht dat
295 20, 94 | van Israël en hebt niet op mijn woord gewacht.'" ~
296 20, 96 | van de boodschapper naar mijn beste vermogen, doch dat
297 20, 96 | opgegeven. Aldus heeft. mijn ziel het voor mij vergemakkelijkt." ~
298 20, 105| betreffende de bergen. Zeg: "Mijn Heer zal ze verpulveren." ~
299 20, 114| u voltooid is en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen in
300 20, 123| komt dan zal een ieder die Mijn leiding volgt, noch dwalen
301 20, 124| Doch degene die zich van Mijn gedachtenis zal afwenden,
302 20, 125| 125. Hij zal zeggen: "Mijn Heer waarom hebt Gij mij
303 21, 4 | 4. Zeg: "Mijn Heer, weet wat in de hemel
304 21, 37 | natuur geschapen. Ik zal u Mijn tekenen tonen, doch vraagt
305 21, 89 | zijn Heer riep, zeggende: "Mijn Heer, laat mij niet alleen
306 21, 105| geschriften geschreven dat Mijn rechtvaardige dienaren de
307 21, 112| 112. Zeg: "Mijn Heer, oordeel in waarheid."
308 22, 26 | Vereenzelvig niets met Mij, en houd Mijn Huis rein voor degenen die
309 22, 44 | en hoe (groot) was toen Mijn afkeer! ~
310 23, 23 | zijn volk, en hij zeide: "O mijn volk, dien Allah. Gij hebt
311 23, 26 | 26. Noach zeide: "O mijn Heer, help mij, want zij
312 23, 29 | 29. En zeg: "Mijn Heer, verleen mij een gezegende
313 23, 39 | 39. Hij zeide: "Mijn Heer, help mij, want zij
314 23, 66 | 66. Mijn woorden werden u verkondigd,
315 23, 93 | 93. Zeg: "Mijn Heer, indien Gij mij datgene
316 23, 94 | 94. Mijn Heer, plaats mij dan niet
317 23, 97 | 97. En zeg: "Mijn Heer, bij U zoek ik mijn
318 23, 97 | Mijn Heer, bij U zoek ik mijn toevlucht tegen de inblazingen
319 23, 98 | 98. En bij U mijn Heer zoek ik mijn toevlucht,
320 23, 98 | bij U mijn Heer zoek ik mijn toevlucht, opdat zij niet
321 23, 99 | komt, zegt deze smekend: "Mijn Heer, zend mij terug. ~
322 23, 105| zal gezegd worden): Werden Mijn woorden U niet verkondigd?
323 23, 109| er was een gedeelte van Mijn dienaren dat placht te zeggen: "
324 23, 110| ten spot totdat dezen u Mijn gedachtenis deden vergeten
325 23, 118| 118. En zeg: "O mijn Heer, vergeef en wees Barmhartig,
326 25, 17 | Waart gij het, die deze mijn dienaren deedt dwalen, of
327 25, 30 | boodschapper zal zeggen: "O, mijn Heer, mijn volk heeft deze
328 25, 30 | zal zeggen: "O, mijn Heer, mijn volk heeft deze Koran verzaakt!" ~
329 25, 77 | 77. Zeg: "Mijn Heer zou niets om U geven
330 26, 12 | 12. Zeide hij: "Mijn Heer, ik vrees, dat zij
331 26, 13 | 13. En mijn boezem vernauwt zich en
332 26, 13 | boezem vernauwt zich en mijn tong is niet welsprekend;
333 26, 21 | omdat ik u vreesde; maar mijn Heer heeft mij wijsheid
334 26, 52 | Mozes, zeggende: "Neemt Mijn dienaren mede in de nacht,
335 26, 62 | geen geval!" zeide hij. "Mijn Heer is met mij. Hij zal
336 26, 82 | 82. En Die, hoop ik, mij mijn tekortkomingen zal vergeven
337 26, 83 | 83. "Mijn Heer schenk mij wijsheid
338 26, 86 | 86. En vergeef mijn vader, want hij behoorde
339 26, 109| u er geen beloning voor: Mijn loon is bij de Heer der
340 26, 113| Hun rekening is alleen bij mijn Heer, als gij het slechts
341 26, 117| 117. Hij zeide: "Mijn Heer, mijn volk heeft mij
342 26, 117| Hij zeide: "Mijn Heer, mijn volk heeft mij verloochend. ~
343 26, 127| u er geen beloning voor; mijn loon is slechts bij de Heer
344 26, 145| u er geen beloning voor. Mijn beloning is slechts bij
345 26, 164| u er geen beloning voor. Mijn beloning is slechts bij
346 26, 169| 169. "Mijn Heer, red mij en mijn familie
347 26, 169| Mijn Heer, red mij en mijn familie van hetgeen zij
348 26, 180| u er geen beloning voor. Mijn beloning is slechts bij
349 26, 188| 188. Hij zeide: "Mijn Heer weet het beste wat
350 27, 19 | haar woorden en hij zeide: "Mijn Heer, doe mij dankbaar zijn
351 27, 19 | Uw gunst, die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen en laat
352 27, 28 | 28. Ga met deze mijn brief en leg hem voor hen
353 27, 40 | Dit is bij de gratie van mijn Heer, opdat Hij mij moge
354 27, 40 | ondankbaar is, waarlijk mijn Heer is Zichzelf-genoeg,
355 27, 44 | is met glas." Zij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn ziel inderdaad
356 27, 44 | zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn ziel inderdaad onrecht aangedaan;
357 27, 46 | 46. Hij zeide: "O mijn volk, waarom wenst gij het
358 28, 16 | 16. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn eigen
359 28, 16 | zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn eigen ziel onrecht gedaan,
360 28, 17 | 17. Hij zeide: "Mijn Heer, door de gunsten die
361 28, 21 | op zijn hoede. Hij bad: "Mijn Heer, verlos mij van het
362 28, 22 | zeide hij: "Ik hoop dat mijn Heer mij naar de rechte
363 28, 24 | in de schaduw, en zeide: "Mijn Heer, ik heb behoefte aan
364 28, 25 | hem toelopen. Zij zeide: "Mijn vader roept u opdat hij
365 28, 26 | twee vrouwen zeide: "O, mijn vader neem hem in dienst,
366 28, 33 | 33. Hij (Mozes) zeide: "Mijn Heer, ik doodde een man
367 28, 34 | 34. Maar mijn broeder Aäron is beter bespraakt
368 28, 34 | opdat hij moge getuigen van mijn waarheid, want ik vrees
369 28, 37 | 37. Mozes zeide: "Mijn Heer weet het beste wie
370 28, 62 | roepen en zeggen: "Waar zijn Mijn deelgenoten die gij u beweerdet
371 28, 74 | oproepen en zeggen: "Waar zijn Mijn mededingers, die gij u placht
372 28, 78 | Mij werd het alleen door mijn kennis gegeven." Wist hij
373 28, 85 | terugkeer brengen. Zeg: "Mijn Heer weet het beste wie
374 29, 26 | Abraham zeide: "Ik vlucht naar mijn Heer; want Hij is de Almachtige,
375 29, 30 | Hij (Lot) zeide: "Help mij mijn Heer, tegen het volk dat
376 29, 36 | broeder Shoaib, die zeide: "O mijn volk, dien Allah en vrees
377 29, 56 | 56. O Mijn gelovige dienaren Mijn aarde
378 29, 56 | O Mijn gelovige dienaren Mijn aarde is uitgestrekt, aanbidt
379 31, 13 | hem raad gaf, zeide: "O mijn lieve zoon, ken geen medegoden
380 31, 16 | 16. "O mijn lieve zoon! Al zou het het
381 31, 17 | 17. O mijn lieve zoon, verricht het
382 32, 13 | leiding kunnen geven, maar Mijn woord werd bewaarheid: "
383 34, 3 | ons komen." Zeg: "Ja, bij mijn Heer, de Kenner van het
384 34, 13 | doch slechts weinigen van Mijn dienaren zijn dankbaar. ~
385 34, 36 | 36. Zeg: "Waarlijk, mijn Heer vergroot en bekrimpt
386 34, 39 | 39. Waarlijk, mijn Heer vergroot en bekrimpt
387 34, 45 | gaven - zij verloochenden Mijn Boodschappers en hoe (streng)
388 34, 45 | en hoe (streng) was dan Mijn afkeuring. ~
389 34, 47 | u vraag, dat is voor u. Mijn loon is bij Allah; en Hij
390 34, 48 | 48. Zeg: "Waarlijk, mijn Heer verspreidt de Waarheid.
391 34, 50 | ben, is het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard.
392 35, 26 | aan en hoe (vreselijk) was Mijn afkeuring! ~
393 36, 20 | der stad; hij zeide: "O mijn volk, volg de boodschappers; ~
394 36, 26 | Hij riep uit: "O, als mijn volk slechts wist, ~
395 36, 27 | 27. Hoe mijn Heer mij vergiffenis heeft
396 37, 57 | het niet door de gunst van mijn Heer, ik zou ook tot hen
397 37, 99 | Hij zeide: "Ik ga naar mijn Heer, Die zal mij leiden. ~
398 37, 100| 100. Mijn Heer, schenk mij een nakomeling
399 37, 102| bereikte, zeide hij: "O mijn lieve zoon, ik heb in een
400 37, 102| daarvan?" Deze antwoordde: "O mijn vader doe zoals u bevolen
401 38, 8 | Neen, zij twijfelen aan Mijn vermaning, zij hebben Mijn
402 38, 8 | Mijn vermaning, zij hebben Mijn straf nog niet ondergaan. ~
403 38, 14 | boodschappers, daarom werd Mijn straf verwerkelijkt. ~
404 38, 23 | 23. "Deze is mijn broeder; hij heeft negen
405 38, 32 | vanwege de gedachtenis aan mijn Heer." Toen zij (de zon)
406 38, 35 | 35. En zeide: "O mijn Heer, vergeef mij, en schenk
407 38, 72 | hem heb gevormd en hem van Mijn geest heb ingeademd, werpt
408 38, 75 | buigen voor hem, die Ik met Mijn Hand heb geschapen? Zijt
409 38, 78 | 78. En Mijn vloek zal op u rusten tot
410 38, 79 | 79. Hij zeide: "O mijn Heer, vergun mij dan uitstel
411 39, 10 | 10. Zeg: "O, Mijn gelovige dienaren, vreest
412 39, 13 | 13. Zeg: "Indien ik mijn Heer niet gehoorzaam, vrees
413 39, 16 | Allah Zijn dienaren: "O Mijn dienaren, vreest Mij derhalve." ~
414 39, 17 | geef blijde tijding aan Mijn dienaren, ~
415 39, 39 | 39. Zeg: "O, mijn volk, handel op uw plaats,
416 39, 49 | Dit is mij alleen wegens mijn verdiensten geschonken."
417 39, 53 | 53. Zeg: "O mijn dienaren die tegen u zelf
418 39, 59 | zal antwoorden): "Neen, Mijn tekenen kwamen tot u, doch
419 40, 5 | hoe verschrikkelijk was Mijn straf! ~
420 40, 27 | Ik zoek toevlucht bij mijn Heer en uw Heer, tegen elke
421 40, 28 | man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allah'; terwijl
422 40, 29 | 29. O mijn volk heden hebt gij de oppermacht
423 40, 30 | En de gelovige zeide: "O mijn volk, ik vrees voor u een
424 40, 32 | 32. En o mijn volk, ik vrees voor u de
425 40, 38 | En de gelovige zeide: "O, mijn volk, volg mij, ik zal u
426 40, 39 | 39. O mijn volk, dit leven dezer wereld
427 40, 41 | 41. En O mijn volk, hoe komt het toch
428 40, 44 | ik u zeg. En ik vertrouw mijn zaak aan Allah toe. Voorwaar,
429 40, 66 | duidelijke bewjizen van mijn Heer tot mij zijn gekomen;
430 41, 47 | hen zal roepen: "Waar zijn Mijn medegoden?" zullen zij antwoorden: "
431 41, 50 | plaatsvinden. Maar indien ik tot mijn Heer word teruggebracht
432 42, 10 | Allah. Zeg: "Zo is Allah, mijn Heer. In Hem stel ik mijn
433 42, 10 | mijn Heer. In Hem stel ik mijn vertrouwen, en tot Hem wend
434 42, 23 | vraag u geen loon voor (mijn prediking), behalve liefde
435 43, 51 | riep tot zijn volk: "O, mijn volk! Behoort het koninkrijk
436 43, 51 | stromen deze rivieren niet op mijn bevel? Kunt, gij dat niet
437 43, 64 | 64. Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Dient Hem
438 43, 68 | 68. "O Mijn dienaren, geen vrees zal
439 43, 88 | des Profeten) gezegde: "O, mijn Heer, dit is een volk dat
440 44, 20 | En ik zoek toevlucht tot mijn en uw Heer, vrezende dat
441 44, 23 | 23. God zeide: "Trek met Mijn dienaren 's nachts weg want
442 45, 31 | gezegd worden): "Werden Mijn woorden niet aan u voorgedragen?
443 46, 15 | jaren wordt, hij zegt: "Mijn Heer, stel mij in staat,
444 46, 15 | de gunsten die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen en dat
445 46, 15 | dat U behaagt. En laat mijn nakomelingen rechtvaardig
446 50, 28 | antwoorden: "Redetwist niet in Mijn tegenwoordigheid, terwijl
447 50, 29 | niet onrechtvaardig jegens Mijn dienaren."
448 50, 45 | dus met de Koran hem die Mijn bedreiging vreest. ~~
449 51, 56 | en de mensen slechts tot Mijn aanbidding geschapen. ~
450 54, 16 | 16. Hoe vreselijk was Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
451 54, 16 | vreselijk was Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
452 54, 18 | eveneens. Hoe (ernstig) was Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
453 54, 18 | ernstig) was Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
454 54, 21 | 21. Hoe groot was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
455 54, 21 | groot was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
456 54, 30 | Hoe vreselijk was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
457 54, 30 | vreselijk was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~
458 54, 37 | en zeiden: "Ondergaat nu Mijn straf en Mijn waarschuwing." ~
459 54, 37 | Ondergaat nu Mijn straf en Mijn waarschuwing." ~
460 54, 39 | 39. "Ondergaat nu Mijn straf en Mijn waarschuwing." ~
461 54, 39 | Ondergaat nu Mijn straf en Mijn waarschuwing." ~
462 58, 21 | verordend: "Voorwaar Ik en Mijn boodschappers zullen zegevieren."
463 60, 1 | O gij die gelooft, neemt Mijn vijanden en uw vijanden
464 60, 1 | Indien gij optreedt om voor Mijn zaak te strijden en Mijn
465 60, 1 | Mijn zaak te strijden en Mijn welbehagen te zoeken, zoudt
466 61, 5 | tegen zijn volk zeide: "O mijn volk, waarom ergert gij
467 61, 14 | discipelen zeide: "Wie zijn mijn helpers terwille van Allah?"
468 63, 10 | overvalt en deze zegt: "Mijn Heer! Waarom hebt Gij mij
469 64, 7 | opgewekt. Zeg: "Ja, bij mijn Heer, gij zult zeker herrijzen;
470 66, 11 | Pharao toen zij zeide: "Mijn Heer! bouw voor mij een
471 67, 17 | Dan zult gij weten, hoe (mijn) waarschuwing was. ~
472 67, 18 | Hoe (ernstig) was dan Mijn afkeuring! ~
473 68, 45 | Ik geef hun uitstel; want Mijn opzet is sterk. ~
474 69, 19 | zal zeggen: "Komt, leest mijn boek. ~
475 69, 20 | Voorzeker, ik wist dat ik mijn afrekening tegemoet moest
476 69, 25 | gegeven, zal zeggen: "O was mijn boek mij maar niet gegeven! ~
477 69, 26 | ik maar niet geweten wat mijn oordeel was! ~
478 69, 28 | 28. Mijn rijkdom heeft mij niet gebaat, ~
479 69, 29 | 29. Mijn macht is van mij weg gegaan." ~
480 71, 2 | 2. Noach zeide: "O mijn volk! Waarlijk ik ben een
481 71, 5 | 5. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn volk dag
482 71, 5 | zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en nacht geroepen, ~
483 71, 6 | 6. Maar mijn roepen heeft slechts hun
484 71, 21 | 21. Noach zeide: "Mijn Heer, zij gehoorzamen mij
485 71, 26 | 26. En Noach had gezegd: "Mijn Heer, laat in het land geen
486 71, 28 | 28. Mijn Heer, vergeef mij, en mijn
487 71, 28 | Mijn Heer, vergeef mij, en mijn ouders, en hem die gelovend
488 71, 28 | ouders, en hem die gelovend mijn huis binnentreedt, ook de
489 72, 20 | Zeg: "Ik bid alleen tot mijn Heer en ik vereenzelvig
490 72, 25 | wordt nabij is of wel dat mijn Heer het zal uitstellen
491 89, 15 | bewijzen, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd." ~
492 89, 16 | te beperken, zegt hij: "Mijn Heer heeft mij onteerd."
493 89, 29 | 29. Ga daarom in onder Mijn dienaren, ~
494 89, 30 | 30. En ga Mijn paradijs binnen. ~~
495 109, 6 | uw godsdienst en voor mij mijn godsdienst." ~~
496 113, 1 | 1. Zeg: "Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer van
497 114, 1 | 1. Zeg: "Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer der
|