Sura, Verse
1 2, 31 | engelen en zeide: "Noemt Mij hun namen, indien gij in
2 2, 38 | En, indien er leiding van Mij tot u komt, zullen zij,
3 2, 40 | verbond met u houden en Mij alleen zult gij vrezen. ~
4 2, 41 | en zoekt bescherming in Mij alleen. ~
5 2, 131| Onderwerp U", zeide hij: "Ik heb mij aan de Heer der Werelden
6 2, 133| zeide: "Wat zult gij na mij aanbidden?" Zij antwoordden: "
7 2, 150| hen dus niet, maar vreest Mij - en opdat Ik Mijn gunst
8 2, 152| 152. Gedenkt Mij daarom en Ik zal u gedenken
9 2, 152| zal u gedenken en weest Mij dankbaar en weest Mij niet
10 2, 152| weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar. ~
11 2, 160| dezen zijn het, tot wie Ik Mij met vergiffenis wend - Ik
12 2, 186| wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen, zeg dan: "Ik ben
13 2, 186| de smekeling, wanneer hij Mij aanroept." Daarom moeten
14 2, 186| Daarom moeten zij naar Mij luisteren en in Mij geloven,
15 2, 186| naar Mij luisteren en in Mij geloven, opdat zij geleid
16 2, 197| is godsvrucht. En vreest Mij alleen, o mensen van begrip. ~
17 2, 249| van drinkt, is niet met mij, behalve wanneer hij maar
18 2, 249| van neemt, is zeker met mij." Maar behoudens enigen
19 2, 260| zeide: "Mijn Heer, toon mij, hoe Gij de doden tot leven
20 3, 20 | redetwisten: "Ik, en degenen die mij volgen hebben zich aan Allah
21 3, 31 | gij Allah liefhebt, volgt mij, Allah zal u liefhebben
22 3, 35 | dienen), aanvaard het van mij, Gij zijt gewis Alhorend,
23 3, 38 | zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een rein nageslacht; voorzeker,
24 3, 40 | hoe zal er een zoon voor mij zijn, waar ouderdom al over
25 3, 40 | zijn, waar ouderdom al over mij gekomen en mijn vrouw onvruchtbaar
26 3, 41 | Hij zeide: "Heer, geef mij een teken." Hij antwoordde: "
27 3, 47 | zoon hebben, daar geen man mij heeft benaderd?" Hij zeide: "
28 3, 50 | Heer bevestigende wat vóór mij was, namelijk, de Torah
29 3, 50 | daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~
30 3, 55 | u doen sterven en u tot Mij; opheffen en u zuiveren
31 3, 55 | dan zal uw terugkeer tot Mij zijn en Ik zal onder u rechtspreken
32 3, 175| vreest dezen niet maar vreest Mij, als gij gelovigen zijt. ~
33 3, 183| hun: "Er zijn reeds vóór mij boodschappers tot u gekomen
34 4, 72 | hij: "Waarlijk, Allah is mij genadig geweest omdat ik
35 5, 3 | Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst
36 5, 28 | 28. "Als gij uw hand naar mij uitstrekt om mij te doden,
37 5, 28 | hand naar mij uitstrekt om mij te doden, zal ik mijn hand
38 5, 29 | zowel met de zonde tegen mij, als met uw zonde terugkeert,
39 5, 44 | mensen niet, doch vreest Mij en ruilt Mijn tekenen niet
40 5, 111| discipelen bezielde om in Mij en Mijn boodschapper te
41 5, 116| mensen gezegd: 'Beschouwt mij en mijn moeder als twee
42 5, 117| tot hen, dan hetgeen Gij mij hebt geboden: "Aanbidt Allah,
43 5, 117| verbleef, maar nadat Gij mij deedt sterven, waart Gij
44 6, 14 | wordt gevoed?" Zeg: "Het is mij bevolen, de eerste te zijn
45 6, 19 | Allah is getuige tussen u en mij. En deze Koran is mij geopenbaard,
46 6, 19 | en mij. En deze Koran is mij geopenbaard, opdat ik u
47 6, 50 | ik volg slechts hetgeen mij wordt geopenbaard." Zeg: "
48 6, 56 | 56. Zeg: "Het is mij verboden degenen, die gij
49 6, 58 | zaak voorzeker tussen u en mij reeds zijn beslist. En Allah
50 6, 77 | zeide hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan zou ik zeker
51 6, 80 | zeide: "Redetwist gij met mij omtrent Allah, terwijl Hij
52 6, 80 | omtrent Allah, terwijl Hij mij recht heeft geleid? En ik
53 6, 93 | uitdenkt of zegt: "Het is mij geopenbaard," terwijl hem
54 6, 143| dieren bevatten? Onderricht mij met zekerheid, indien gij
55 6, 145| Zeg: "Ik vind in hetgeen mij is geopenbaard niets, dat
56 6, 153| is het rechte pad dat tot Mij leidt. Volgt het daarom
57 6, 161| 161. Zeg: "Wat mij betreft, mijn Heer heeft
58 6, 161| betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte pad geleid -
59 6, 163| heeft geen gelijken. Zo is mij bevolen en ik ben de eerste
60 7, 12 | beter dan hij. Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei
61 7, 14 | 14. Hij zeide: "Geef mij uitstel tot aan de Dag waarop
62 7, 16 | antwoordde: "Welnu, daar gij mij liet dwalen zal ik hen voorzeker
63 7, 17 | 17. "Dan zal ik mij gewis vóór hen en achter
64 7, 61 | O, mijn volk, er is in mij geen dwaling, doch ik ben
65 7, 67 | O, mijn volk, er is in mij geen dwaasheid, maar ik
66 7, 71 | getroffen. Redetwist gij met mij over namen, die gij hebt
67 7, 105| de kinderen Israëls met mij mee." ~
68 7, 143| Mijn Heer, toon U aan mij, opdat ik U moge aanschouwen."
69 7, 143| Allah) antwoordde: "Gij zult Mij stellig niet kunnen aanschouwen,
70 7, 143| plaats blijft, dan zult gij Mij wel kunnen zien." En toen
71 7, 143| Heilig zijt Gij, ik wend mij tot U en ik ben de eerste
72 7, 150| moeder, het volk achtte mij inderdaad zwak en wilde
73 7, 150| inderdaad zwak en wilde mij doden. Laat zich de vijanden
74 7, 150| vijanden daarom niet over mij verblijden en plaats mij
75 7, 150| mij verblijden en plaats mij niet bij het onrechtvaardige
76 7, 151| zeide: "Mijn Heer, vergeef mij en mijn broeder en laat
77 7, 155| behaagd, kondet, Gij hen en mij voordien reeds hebben vernietigd.
78 7, 156| verordenen voor degenen die Mij vrezen en de Zakaat betalen
79 7, 188| bemachtigd en het kwade zou mij niet hebben gedeerd. Ik
80 7, 195| aan. Smeedt plannen tegen mij (profeet) en geeft mij geen
81 7, 195| tegen mij (profeet) en geeft mij geen uitstel" ~
82 7, 203| Ik volg alleen hetgeen mij van mijn Heer wordt geopenbaard."
83 9, 49 | hen is hij die zegt: "Geef mij verlof en stel mij niet
84 9, 49 | Geef mij verlof en stel mij niet op de proef." Voorzeker,
85 9, 83 | zeg dan: "Gij zult met mij niet uittrekken en gij zult
86 9, 83 | zult nooit een vijand met mij bestrijden. Gij verkoost
87 9, 129| afwenden zeg dan: "Allah is mij toereikend. Er is geen God
88 10, 15 | Zeg: "Het staat niet aan mij, hem te veranderen uit mijzelf.
89 10, 15 | Ik volg slechts hetgeen mij is geopenbaard. Voorzeker,
90 10, 41 | besehuldigen, zeg dan: "Aan mij mijn werk en aan u uw werk.
91 10, 49 | 49. Zeg: "Ik heb voor mij zelf geen macht over schade
92 10, 50 | 50. Zeg: "Vertelt mij, als Zijn straf bij dag
93 10, 71 | blijken, komt dan tegen mij op en geeft mij geen uitstel. ~
94 10, 71 | dan tegen mij op en geeft mij geen uitstel. ~
95 10, 72 | bij Allah alleen en het is mij bevolen tot de Moslims te
96 10, 79 | En Pharao zeide: "Brengt mij elke bedreven tovenaar." ~
97 10, 104| u doet sterven en het is mij geboden tot de gelovigen
98 11, 10 | zeggen: "De rampspoed is van mij geweken." Ziet! hij wordt
99 11, 28 | zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk
100 11, 28 | mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk bewijs
101 11, 28 | mijn Heer beroep en Hij mij grote barmhartigheid heeft
102 11, 30 | O, mijn volk, wie zou mij tegen Allah helpen als ik
103 11, 35 | verzonnen, zal mijn zonde op mij rusten doch ik heb niets
104 11, 37 | voorschriften op. En roep Mij omtrent de onrechtvaardigen
105 11, 43 | op een berg zoeken, die mij tegen het water zal beschermen."
106 11, 46 | goed zijn; daarom vraag Mij niet over hetgeen waarvan
107 11, 47 | kennis van heb. En indien Gij mij niet vergeeft noch mij barmhartigheid
108 11, 47 | Gij mij niet vergeeft noch mij barmhartigheid betoont,
109 11, 51 | beloning is alleen bij Hem, Die mij schiep. Wilt gij dan niet
110 11, 55 | buiten Hem plannen tegen mij en geeft mij geen uitstel." ~
111 11, 55 | plannen tegen mij en geeft mij geen uitstel." ~
112 11, 63 | zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik een duidelijk bewijs
113 11, 63 | Heer heb ontvangen en Hij mij barmhartigheid heeft geschonken,
114 11, 63 | heeft geschonken, wie zal mij dan naast Allah helpen als
115 11, 78 | Vrees daarom Allah en onteer mij niet wegens mijn gasten.
116 11, 88 | van mijn Heer heb en Hij mij een goede voorziening heeft
117 11, 88 | vertrouw ik en tot Hem wend ik mij." ~
118 11, 89 | laat vijandigheid jegens mij u niet er toe leiden, dat
119 12, 4 | maan en ik zag ze zich voor mij nederwerpen." ~
120 12, 13 | Hij zeide: "Het verdriet mij, dat gij hem zoudt medenemen
121 12, 26 | zeide: "Zij is het die mij tegen mijn wil zocht te
122 12, 32 | Dit is hij nu over wie gij mij beschuldigdet, ik zocht
123 12, 33 | boven hetgeen waartoe zij mij roepen; tenzij Gij haar
124 12, 33 | tenzij Gij haar list van mij afwendt zal ik mij tot haar
125 12, 33 | list van mij afwendt zal ik mij tot haar neigen en tot de
126 12, 36 | Een hunner zeide: "Ik zag mij wijn persen." En de andere
127 12, 36 | de andere zeide: "Ik zag mij in een droom brood op mijn
128 12, 37 | aanleiding van hetgeen mijn Heer mij heeft onderwezen. Ik heb
129 12, 42 | bevrijd zou worden: "Vermeld mij bij uw heer." Maar Satan
130 12, 43 | aren. O gij leiders, legt mij de betekenis van mijn droom
131 12, 45 | er van laten weten, zend mij daarom." ~
132 12, 50 | koning zeide: "Brengt hem tot mij." Maar toen de boodschapper
133 12, 54 | koning zeide: "Brengt hem bij mij, ik wil hem voor mijzelf
134 12, 55 | 55. Hij antwoordde: "Stel mij aan over de schatten van
135 12, 59 | voorzien, zeide hij: "Brengt mij uw broeder van vaderskant.
136 12, 60 | indien gij hem niet tot mij brengt dan zal er van mij
137 12, 60 | mij brengt dan zal er van mij geen maat (koren) voor u
138 12, 66 | u medezenden voordat gij mij een ernstige belofte aflegt
139 12, 66 | Allah, dat gij hem zeker tot mij zult brengen tenzij gij
140 12, 80 | verlaten voordat mijn vader het mij toestaat, of Allah voor
141 12, 80 | toestaat, of Allah voor mij beslist en Hij is de beste
142 12, 83 | Allah hen allen te zamen tot mij zal brengen; waarlijk Hij
143 12, 93 | Gaat met dit hemd van mij en legt het voor het aangezicht
144 12, 93 | het begrijpen. En brengt mij uw gehele familie." ~
145 12, 94 | Jozef, zelfs al ziet gij mij voor zwakzinnig aan." ~
146 12, 100| verwezenlijkt. En Hij schonk mij een gunst toen Hij mij uit
147 12, 100| schonk mij een gunst toen Hij mij uit de gevangenis verloste
148 12, 100| Satan tweedracht tussen mij en mijn broeders had gezaaid.
149 12, 101| O, mijn Heer, Gij hebt mij macht gegeven en de verklaring
150 12, 101| in het Hiernamaals. Doe mij sterven als Moslim en verenig
151 12, 101| sterven als Moslim en verenig mij met de rechtvaardigen." ~
152 13, 36 | ontkennen. Zeg: "Het is mij bevolen, Allah te aanbidden
153 13, 43 | als getuigen tussen u en mij." ~~
154 14, 14 | voor hem die vreest vóór Mij te staan en die Mijn waarschuwing
155 14, 22 | dan dat ik u riep en gij mij gehoorzaamdet. Verwijt mij
156 14, 22 | mij gehoorzaamdet. Verwijt mij daarom niet, maar beschuldigt
157 14, 22 | niet bijstaan noch kunt gij mij bijstaan. Ik verwerp dat
158 14, 22 | bijstaan. Ik verwerp dat gij mij voordien met Allah hebt
159 14, 35 | oord van) vrede en weerhoud mij en mijn kinderen van het
160 14, 36 | dwaalspoor gebracht. Wie mij daarom ook volgt hij is
161 14, 36 | volgt hij is stellig van mij en wat betreft hem die mij
162 14, 36 | mij en wat betreft hem die mij niet gehoorzaamt - Gij zijt
163 14, 39 | lof behoort aan Allah, Die mij in weerwil van ouderdom
164 14, 40 | 40. "Mijn Heer maak mij en mijn kinderen onderhouders
165 14, 41 | 41. "Onze Heer, vergeef mij en mijn ouders en de gelovigen
166 15, 33 | Hij antwoordde: "Ik ga mij niet onderwerpen aan de
167 15, 36 | zeide: "Mijn Heer, schenk mij dan uitstel tot de Dag waarop
168 15, 39 | antwoordde: "Mijn Heer, daar Gij mij verloren hebt geacht, zal
169 15, 41 | een pad, rechtstreeks tot Mij." ~
170 15, 54 | 54. Hij zeide: "Geeft gij mij blijde tijding hoewel de
171 15, 54 | tijding hoewel de ouderdom mij heeft achterhaald? Wat is
172 15, 54 | is het dan, waarover gij mij blijde tijding geeft?" ~
173 15, 68 | Dit zijn mijn gasten maakt mij daarom niet te schande." ~
174 15, 69 | vreest Allah en onteert mij niet."
175 16, 2 | Waarschuwt, dat er buiten Mij geen God is, vreest daarom
176 16, 2 | geen God is, vreest daarom Mij alleen." ~
177 16, 51 | slechts Eén God. Vreest daarom Mij alleen." ~
178 17, 2 | zeggende: "Neemt niemand buiten Mij als Voogd." ~
179 17, 23 | Aanbidt niemand anders dan Mij en betoont vriendelijkheid
180 17, 24 | ontferm u over hen daar zij mij opvoedden toen ik jong was." ~
181 17, 61 | Iblies. Hij zeide: "Moet ik mij ter aarde werpen voor iemand
182 17, 62 | zeide: "Hebt Gij hem boven mij geëerd? Indien Gij mij tot
183 17, 62 | boven mij geëerd? Indien Gij mij tot de Dag der Opstanding
184 17, 62 | voorzeker zijn nakomelingen mij doen volgen, op enkelen
185 17, 80 | uitgang zijn. En schenk,mij van U een gezag dat tot
186 17, 96 | als getuige tussen u en mij; voorwaar Hij weet en ziet
187 18, 24 | Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan thans naar
188 18, 38 | 38. "Wat mij betreft, het is Allah Die
189 18, 39 | God dan Allah?' indien gij mij als uw mindere in rijkdom
190 18, 40 | Waarschijnlijk zal mijn Heer mij iets beters geven dan uw
191 18, 63 | en slechts Satan deed mij vergeten er over te spreken -
192 18, 66 | Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst in de leiding,
193 18, 67 | kunt geen geduld hebben met mij." ~
194 18, 69 | het Gode behaagt, zult gij mij geduldig vinden en ik zal
195 18, 70 | Welaan dan, indien gij mij wenst te volgen stel mij
196 18, 70 | mij wenst te volgen stel mij nergens vragen over eer
197 18, 72 | stellig geen geduld met mij zoudt kunnen tonen?" ~
198 18, 73 | 73. Mozes zeide: "Maak mij geen verwijt omdat ik het
199 18, 73 | vergeten ben en maak het mij niet moeilijk." ~
200 18, 75 | nimmer in staat zoudt zijn mij met geduld te vergezellen?" ~
201 18, 76 | wederom iets vraag houd mij dan niet in uw gezelschap,
202 18, 78 | de scheiding tussen u en mij. Ik zal u thans de verklaring
203 18, 95 | macht waarmee mijn Heer mij heeft bekleed is beter,
204 18, 95 | is beter, doch gij kunt mij met lichamelijke kracht
205 18, 96 | 96. "Brengt mij blokken ijzer." (Zij deden
206 18, 96 | werd, nu zeide hij: "Brengt mij gesmolten koper, opdat ik
207 18, 101| voor de herinnering aan Mij, en die zelfs niet konden
208 18, 102| beschermers kunnen nemen buiten Mij? Voorwaar Wij hebben de
209 18, 110| een mens gelijk gij, doch mij wordt geopenbaard dat uw
210 19, 4 | Mijn Heer, het gebeente in mij is zwak geworden en mijn
211 19, 5 | vrees mijn bloedverwanten na mij; mijn vrouw is onvruchtbaar,
212 19, 5 | vrouw is onvruchtbaar, geef mij een opvolger van U." ~
213 19, 6 | 6. "Opdat hij mij en het Huis van Jacob tot
214 19, 8 | zeide: "Mijn Heer, hoe kan mij een zoon geworden, terwijl
215 19, 9 | Het is gemakkelijk voor Mij, Ik heb u voordien geschapen
216 19, 10 | zeide: "Mijn Heer, geef mij een teken." (God) zei: "
217 19, 18 | Barmhartige tegen u, laat mij met rust, indien gij (God)
218 19, 20 | ontvangen terwijl geen man mij heeft aangeraakt en ik evenmin
219 19, 21 | het is gemakkelijk voor Mij,'" opdat Wij hem tot een
220 19, 30 | dienaar van Allah. Hij heeft mij het Boek gegeven en mij
221 19, 30 | mij het Boek gegeven en mij tot een profeet gemaakt;" ~
222 19, 31 | 31. "Hij heeft mij gezegend waar ik mij ook
223 19, 31 | heeft mij gezegend waar ik mij ook moge bevinden; en heeft
224 19, 31 | moge bevinden; en heeft mij het gebed en het geven van
225 19, 32 | jegens mijn moeder. Hij heeft mij noch een onderdrukker, noch
226 19, 33 | 33. "Vrede was met mij op de dag mijner geboorte
227 19, 33 | mijner geboorte en zal met mij zijn op de dag van mijn
228 19, 43 | is inderdaad kennis tot mij gekomen die niet tot u is
229 19, 43 | niet tot u is gekomen, volg mij daarom, ik zal u naar een
230 19, 46 | u zeker uitbannen. Laat mij een tijd met rust." ~
231 19, 47 | vergiffenis voor u smeken. Hij is mij inderdaad genadig." ~
232 19, 48 | 48. "En ik zal mij verre houden van u en van
233 19, 77 | tekenen verwerpt en zegt: "Mij zullen zeker rijkdommen
234 20, 14 | geen God behalve Ik, aanbid Mij derhalve en verricht het
235 20, 26 | 26. "En maak mij mijn taak lichter," ~
236 20, 29 | 29. "Geef mij een helper uit mijn familie," ~
237 20, 39 | werpen, zodat een vijand van Mij en van hem, hem zal opnemen'.
238 20, 57 | Hij zeide: "Zijt gij tot mij gekomen, o Mozes, om ons
239 20, 84 | in mijn spoor, en ik heb mij tot U gehaast, Mijn Heer,
240 20, 84 | opdat Gij welbehagen in mij moogt hebben." ~
241 20, 86 | nederdalen dat gij uw belofte aan mij hebt gebroken?" ~
242 20, 90 | is de Barmhartige; volgt mij derhalve en gehoorzaamt
243 20, 93 | 93. Mij te volgen? Hebt gij dan
244 20, 94 | zoon van mijn moeder, grijp mij niet bij mijn baard noch
245 20, 96 | heeft. mijn ziel het voor mij vergemakkelijkt." ~
246 20, 97 | leven zult gij zeggen: 'Raak mij niet aan,' en bovendien
247 20, 114| en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis." ~
248 20, 123| En indien er leiding van Mij tot u komt dan zal een ieder
249 20, 125| Mijn Heer waarom hebt Gij mij blind doen opstaan, terwijl
250 21, 24 | verkondiging dergenen die vóór mij waren. Doch de meesten hunner
251 21, 25 | Voorzeker er is geen God buiten Mij, aanbidt derhalve Mij alleen." ~
252 21, 25 | buiten Mij, aanbidt derhalve Mij alleen." ~
253 21, 37 | tekenen tonen, doch vraagt Mij niet ze te verhaasten. ~
254 21, 83 | zeggende: "Kwelling heeft mij terneer geworpen en Gij
255 21, 89 | zeggende: "Mijn Heer, laat mij niet alleen en Gij zijt
256 21, 92 | Ik ben uw Heer, aanbidt Mij derhalve. ~
257 21, 108| 108. Zeg: "Voorzeker, mij is geopenbaard dat uw God
258 22, 26 | Vereenzelvig niets met Mij, en houd Mijn Huis rein
259 22, 48 | Daarna greep Ik hen en tot Mij is de terugkeer.
260 23, 26 | zeide: "O mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend." ~
261 23, 26 | help mij, want zij hebben mij verloochend." ~
262 23, 27 | uitgevaardigd. En spreek Mij niet over de onrechtvaardigen,
263 23, 29 | zeg: "Mijn Heer, verleen mij een gezegende landing, want
264 23, 39 | zeide: "Mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend." ~
265 23, 39 | help mij, want zij hebben mij verloochend." ~
266 23, 52 | dat Ik uw Heer ben. Neemt Mij derhalve tot uw Beschermer. ~
267 23, 93 | Mijn Heer, indien Gij mij datgene zoudt laten zien
268 23, 94 | 94. Mijn Heer, plaats mij dan niet te midden van het
269 23, 98 | toevlucht, opdat zij niet bij mij komen." ~
270 23, 99 | smekend: "Mijn Heer, zend mij terug. ~
271 23, 108| vernederd en spreekt niet tot Mij. ~
272 24, 55 | en veiligheid zal geven; Mij zullen zij aanbidden en
273 24, 55 | zij aanbidden en niets met Mij vereenzelvigen. Maar wie
274 25, 29 | 29. Hij deed mij van de herinnering afdwalen
275 25, 29 | herinnering afdwalen nadat zij tot mij was gekomen." En Satan laat
276 26, 11 | van Pharao. Zullen zij (Mij) niet vrezen?" ~
277 26, 12 | Heer, ik vrees, dat zij mij zullen verloochenen; ~
278 26, 13 | bericht) aan Aäron (om mij te helpen). ~
279 26, 14 | aanklacht van misdaad tegen mij, dus vrees ik dat zij mij
280 26, 14 | mij, dus vrees ik dat zij mij zullen doden." ~
281 26, 21 | vreesde; maar mijn Heer heeft mij wijsheid geschonken en mij
282 26, 21 | mij wijsheid geschonken en mij tot een boodschapper gemaakt. ~
283 26, 22 | Is dit de gunst die gij mij in herinnering brengt, dat
284 26, 29 | andere God aanneemt dan mij zal ik u zeker in de gevangenis
285 26, 35 | tovenarij. Wat raadt gij mij dan aan?" ~
286 26, 62 | zeide hij. "Mijn Heer is met mij. Hij zal mij leiden." ~
287 26, 62 | Heer is met mij. Hij zal mij leiden." ~
288 26, 77 | 77. Zij zijn vijanden van mij behalve de Heer der Werelden,
289 26, 78 | 78. Die mij heeft geschapen en Hij is
290 26, 78 | geschapen en Hij is het, Die mij leidt; ~
291 26, 79 | 79. En Die mij voedsel en drank geeft. ~
292 26, 80 | 80. En Die mij geneest wanneer ik ziek
293 26, 81 | 81. En Die mij zal doen sterven en daarna
294 26, 82 | 82. En Die, hoop ik, mij mijn tekortkomingen zal
295 26, 83 | 83. "Mijn Heer schenk mij wijsheid en voeg mij bij
296 26, 83 | schenk mij wijsheid en voeg mij bij de rechtvaardigen; ~
297 26, 84 | 84. En geef mij een goede naam onder de
298 26, 85 | 85. :En maak mij een der erfgenamen van de
299 26, 87 | 87. En verneder mij niet op de Dag waarop de
300 26, 108| daarom Allah, en gehoorzaamt mij, ~
301 26, 110| daarom Allah en gehoorzaamt mij." ~
302 26, 117| Mijn Heer, mijn volk heeft mij verloochend. ~
303 26, 118| beslissend tussen hen en mij; en red mij en de gelovigen
304 26, 118| tussen hen en mij; en red mij en de gelovigen die met
305 26, 118| en de gelovigen die met mij zijn." ~
306 26, 126| vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
307 26, 131| Vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
308 26, 144| daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~
309 26, 150| vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
310 26, 163| daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~
311 26, 169| 169. "Mijn Heer, red mij en mijn familie van hetgeen
312 26, 179| vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
313 27, 10 | vrees niet, voorwqwaar bij Mij vrezen de boodschappers
314 27, 19 | hij zeide: "Mijn Heer, doe mij dankbaar zijn voor Uw gunst,
315 27, 19 | zijn voor Uw gunst, die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen
316 27, 19 | ouders hebt bewezen en laat mij het goede doen dat U behaagt
317 27, 19 | doen dat U behaagt en laat mij door Uw barmhartigheid tot
318 27, 21 | ik zal hem doden, als hij mij geen duidelijke uitleg geeft." ~
319 27, 29 | Gij, leiders, er is aan mij een nobele brief afgeleverd. ~
320 27, 31 | niet laatdunkend tegenover mij maar komt tot mij in onderworpenheid." ~
321 27, 31 | tegenover mij maar komt tot mij in onderworpenheid." ~
322 27, 32 | zeide: "Gij leiders, geeft mij raad in de zaak die voor
323 27, 32 | raad in de zaak die voor mij ligt, ik beslis niets totdat
324 27, 36 | zeide deze: "Schenkt gij mij rijkdommen? Maar datgene
325 27, 36 | Maar datgene wat Allah mij geschonken heeft is beter
326 27, 38 | edelen, welke onder u zal mij een passende troon voor
327 27, 38 | voordat zij onderdanig tot mij komt?" ~
328 27, 40 | van mijn Heer, opdat Hij mij moge beproeven of ik dankbaar
329 27, 44 | aangedaan; en ik onderwerp mij met Salomo aan Allah, de
330 27, 91 | 91. Zeg: "Het is mij geboden alleen de Heer dezer
331 27, 91 | behoren alle dingen, en het is mij geboden tot de Moslims te
332 28, 9 | voor de ogen voor u en voor mij. Dood hem niet. Hij kan
333 28, 16 | onrecht gedaan, bescherm mij." Daarom vergaf Hij hem;
334 28, 17 | door de gunsten die Gij mij hebt bewezen zal ik nooit
335 28, 19 | deze: "O Mozes, wilt gij mij ook doden, zoals gij gisteren
336 28, 21 | bad: "Mijn Heer, verlos mij van het kwaadaardige volk." ~
337 28, 22 | Ik hoop dat mijn Heer mij naar de rechte weg zal leiden."
338 28, 24 | heb behoefte aan wat Gij mij voor goeds moogt nederzenden." ~
339 28, 27 | dezer twee dochters van mij uithuwen, mits gij acht
340 28, 27 | mits gij acht jaren voor mij werkt. En als gij er tien
341 28, 28 | overeenkomst tussen u en mij. Welke van de twee termijnen
342 28, 28 | termijnen ik ook vervul, er zal mij geen onrecht worden aangedaan;
343 28, 33 | hen, en ik vrees dat zij mij nu zullen doden. ~
344 28, 34 | ik, zend hem daarom met mij als helper, opdat hij moge
345 28, 34 | waarheid, want ik vrees dat zij mij zullen verloochenen." ~
346 28, 38 | erken geen God voor u naast mij; stook voor mij een vuur
347 28, 38 | u naast mij; stook voor mij een vuur O Hamaan, om stenen
348 28, 71 | 71. Zeg: "Vertelt mij, als Allah de nacht over
349 28, 72 | 72. Zeg: "Vertelt mij, als Allah de dag voor u
350 28, 78 | 78. Hij antuoordde: "Mij werd het alleen door mijn
351 29, 8 | brengen dat gij iets met Mij vereenzelvigt waarvan gij
352 29, 8 | gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is uw terugkeer, en Ik zal
353 29, 30 | Hij (Lot) zeide: "Help mij mijn Heer, tegen het volk
354 29, 52 | als Getuige tussen u en mij. Hij weet alles wat in de
355 29, 56 | uitgestrekt, aanbidt derhalve Mij alleen. ~
356 31, 11 | Schepping van Allah. Toont mij nu wat degenen hebben geschapen
357 31, 14 | twee jaren in beslag. Zeg Mij en uw ouders dank, tot Mij
358 31, 14 | Mij en uw ouders dank, tot Mij is de terugkeer. ~
359 31, 15 | ouders) trachten u iets met Mij te doen vereenzelvigen,
360 31, 15 | weg van hem die zich tot Mij richt. Dan zult gij tot
361 31, 15 | richt. Dan zult gij tot Mij terugkeren en Ik zal u inlichten
362 34, 27 | 27. Zeg: "Toont mij hen, die gij met Hem vereenzelvigt!
363 34, 50 | het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard. Voorwaar,
364 35, 40 | 40. Zeg: "Licht (mij) in over de goden, die gij
365 35, 40 | naast Allah aanroept- Toont mij aan hetgeen zij van de aarde
366 36, 22 | heb ik, dat ik Hem, Die mij schiep en tot Wie gij zult
367 36, 23 | de Barmhartige kwaad met mij zou voorhebben, zou hun
368 36, 23 | voorhebben, zou hun bemiddeling mij niets baten noch kunnen
369 36, 23 | niets baten noch kunnen zij mij redden. ~
370 36, 25 | Heer, luistert daarom naar mij." ~
371 36, 27 | 27. Hoe mijn Heer mij vergiffenis heeft geschonken
372 36, 27 | vergiffenis heeft geschonken en mij tot een der geëerden heeft
373 36, 61 | 61. Maar dat gij Mij zoudt dienen?" Dat was het
374 37, 56 | zeggen: "Bij Allah, gij deedt mij ook bijna te niet gaan." ~
375 37, 99 | naar mijn Heer, Die zal mij leiden. ~
376 37, 100| 100. Mijn Heer, schenk mij een nakomeling die goed
377 37, 102| zoals u bevolen is, gij zult mij, indien Allah het wil, zeker
378 38, 23 | zegt hij: 'Geef haar aan mij' en hij was mij in het dispuut
379 38, 23 | haar aan mij' en hij was mij in het dispuut de baas." ~
380 38, 33 | 33. "Brengt ze naar mij terug." Toen begon hij ze
381 38, 35 | zeide: "O mijn Heer, vergeef mij, en schenk mij een koninkrijk
382 38, 35 | vergeef mij, en schenk mij een koninkrijk hetwelk na
383 38, 35 | een koninkrijk hetwelk na mij voor niemand anders is;
384 38, 41 | Heer riep: "Satan heeft mij met kommer en smart geslagen." ~
385 38, 70 | 70. Slechts dit is aan mij geopenbaard dat ik een duidelijke
386 38, 76 | beter dan hij, Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei
387 38, 79 | zeide: "O mijn Heer, vergun mij dan uitstel tot de Dag waarop
388 39, 11 | 11. Zeg: "Het is mij bevolen Allah te aanbidden
389 39, 12 | 12. En mij is bevolen de eerste der
390 39, 16 | O Mijn dienaren, vreest Mij derhalve." ~
391 39, 38 | Allah". Zeg: "Vertelt mij (dan) wat gij naast Allah
392 39, 38 | kunnen zij, indien Allah mij zou willen benadelen, Zijn
393 39, 38 | verwijderen? Of als Hij mij barmhartigheid wil tonen,
394 39, 38 | tegenhouden?" Zeg: "Allah is mij voldoende. In Hem zullen
395 39, 49 | bewijzen zegt hij: "Dit is mij alleen wegens mijn verdiensten
396 39, 57 | moge zeggen: "Had Allah mij geleid dan zou ik zeker
397 39, 58 | zeggen: "Ik wilde dat er voor mij een terugkeer was, dan zou
398 39, 64 | onwetenden, beveelt gij mij iets buiten Allah te aanbidden?" ~
399 40, 26 | En Pharao zeide: "Laat mij Mozes doodslaan en laat
400 40, 36 | Pharao zeide: "O Hamaan, bouw mij een toren opdat ik de toegangswegen
401 40, 38 | zeide: "O, mijn volk, volg mij, ik zal u op het pad van
402 40, 41 | tot redding roep en gij mij tot het Vuur wilt leiden? ~
403 40, 42 | 42. Gij nodigt mij uit, Allah te verwerpen
404 40, 43 | Zeker, datgene waartoe gij mij uitnodigt heeft geen macht
405 40, 60 | En uw Heer zegt: "Aanbidt Mij; Ik zal uw gebed verhoren.
406 40, 60 | die te hoogmoedig zijn om Mij te aanbidden, zullen veracht
407 40, 66 | 66. Zeg: "Het is mij verboden diegenen te aanbidden
408 40, 66 | bewjizen van mijn Heer tot mij zijn gekomen; en het is
409 40, 66 | zijn gekomen; en het is mij geboden mij te onderwerpen
410 40, 66 | gekomen; en het is mij geboden mij te onderwerpen aan de Heer
411 41, 6 | een mens zoals gij. Het is mij geopenbaard dat uw God slechts
412 41, 50 | zeker zeggen: "Dit komt mij toe en ik denk niet dat
413 42, 10 | vertrouwen, en tot Hem wend ik mij." ~
414 42, 15 | neder gezonden en het is mij geboden rechtvaardig tegenover
415 43, 27 | 27. Doch Hij, Die mij schiep zal mij zeker leiden." ~
416 43, 27 | Hij, Die mij schiep zal mij zeker leiden." ~
417 43, 38 | O, ware er tussen u en mij een afstand van het Oosten
418 43, 51 | koninkrijk van Egypte niet aan mij toe? En stromen deze rivieren
419 43, 61 | daarom niet aan, maar volgt Mij. Dit is het rechte pad. ~
420 43, 63 | daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~
421 44, 18 | 18. "Geeft mij de dienaren van Allah, voorwaar,
422 44, 20 | uw Heer, vrezende dat gij mij zult stenigen. ~
423 44, 21 | 21. En laat mij alleen, indien gij mij niet
424 44, 21 | laat mij alleen, indien gij mij niet gelooft." ~
425 46, 4 | naast Allah aanroept? Toont mij, welk deel zij van de aarde
426 46, 4 | aandeel aan de hemelen? Brengt mij een boek, dat vóór dit is
427 46, 8 | heb verzonnen, kunt gij mij tegen Allah niets baten.
428 46, 8 | als Getuige tussen u en mij. Hij is de Vergevensgezinde,
429 46, 9 | noch weet ik wat met u of mij zal geschieden. Ik volg
430 46, 9 | Ik volg alleen hetgeen mij is geopenbaard; en ik ben
431 46, 15 | hij zegt: "Mijn Heer, stel mij in staat, dat ik dankbaar
432 46, 15 | voor de gunsten die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen
433 46, 15 | rechtvaardig zijn. Ik wend mij tot U: en waarlijk, ik behoor
434 46, 17 | Foei gij beiden! Dreigt gij mij dat ik opgewekt zal worden,
435 46, 17 | terwijl geslachten reeds vóór mij zijn vergaan" En beiden
436 49, 17 | de Islam geen gunst voor mij. Neen, Allah heeft u een
437 50, 23 | zeggen: "Dit is hetgeen bij mij gereed is." ~
438 50, 29 | 29. Het vonnis door Mij geveld kan niet worden veranderd
439 51, 57 | onderhoud noch wens Ik dat zij Mij zullen voeden. ~
440 54, 10 | ben gewis verslagen, sta mij bij." ~
441 56, 58 | 58. Zeg mij wat gij verwekt, ~
442 56, 71 | 71. En zeg mij; het vuur dat gij aansteekt, ~
443 61, 5 | volk, waarom ergert gij mij, wetende dat ik Allah's
444 61, 6 | datgene bevestigend wat vóór mij in de Torah was, en een
445 61, 6 | een boodschapper die na mij komen zal, zijn naam zal
446 63, 10 | Mijn Heer! Waarom hebt Gij mij niet voor een wijle uitstel
447 66, 3 | alles op de hoogte, heeft mij er bericht van gegeven." ~
448 66, 11 | zeide: "Mijn Heer! bouw voor mij een huis bij U in het Paradijs,
449 66, 11 | in het Paradijs, verlos mij van Pharao en zijn daden
450 66, 11 | en zijn daden en verlos mij van het onrechtvaardige
451 67, 28 | 28. Zeg: "Vertel mij, indien Allah mij en degenen
452 67, 28 | Vertel mij, indien Allah mij en degenen die met mij zijn,
453 67, 28 | Allah mij en degenen die met mij zijn, zou vernietigen -
454 67, 30 | 30. Zeg: "Vertel mij, indien uw water diep in
455 68, 44 | 44. Laat Mij en degenen die deze aankondiging
456 69, 25 | zeggen: "O was mijn boek mij maar niet gegeven! ~
457 69, 27 | O, had de dood maar aan mij een einde gemaakt! ~
458 69, 28 | 28. Mijn rijkdom heeft mij niet gebaat, ~
459 69, 29 | 29. Mijn macht is van mij weg gegaan." ~
460 71, 3 | vreest Hem en gehoorzaamt mij. ~
461 71, 21 | Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet, en volgen iemand wiens
462 71, 28 | 28. Mijn Heer, vergeef mij, en mijn ouders, en hem
463 72, 1 | 1. Zeg: "Het is aan mij geopenbaard dat een groep
464 72, 22 | Voorzeker, niemand kan mij tegen Allah beschermen,
465 72, 23 | 23. (Mij is) slechts de verkondiging
466 73, 11 | 11. En laat Mij alleen met degenen die loochenen,
467 74, 11 | 11. Laat Mij alleen met hem die Ik schiep. ~
468 77, 39 | hebt gebruikt het dan tegen Mij. ~
469 89, 15 | zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd." ~
470 89, 16 | zegt hij: "Mijn Heer heeft mij onteerd."
471 96, 11 | 11. Zeg mij, als hij de leiding volgt, ~
472 96, 13 | 13. Zeg mij, indien hij (de Waarheid)
473 109, 6 | u uw godsdienst en voor mij mijn godsdienst." ~~
474 114, 4 | 4. Opdat Hij mij bevrijde van het kwade der
|