Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
mier 1
mieren 3
migranten 2
mij 474
mijn 497
mijne 1
mijner 2
Frequency    [«  »]
497 mijn
496 of
493 zich
474 mij
471 dag
461 volk
434 aarde

Koran

IntraText - Concordances

mij

    Sura, Verse
1 2, 31 | engelen en zeide: "Noemt Mij hun namen, indien gij in 2 2, 38 | En, indien er leiding van Mij tot u komt, zullen zij, 3 2, 40 | verbond met u houden en Mij alleen zult gij vrezen. ~ 4 2, 41 | en zoekt bescherming in Mij alleen. ~ 5 2, 131| Onderwerp U", zeide hij: "Ik heb mij aan de Heer der Werelden 6 2, 133| zeide: "Wat zult gij na mij aanbidden?" Zij antwoordden: " 7 2, 150| hen dus niet, maar vreest Mij - en opdat Ik Mijn gunst 8 2, 152| 152. Gedenkt Mij daarom en Ik zal u gedenken 9 2, 152| zal u gedenken en weest Mij dankbaar en weest Mij niet 10 2, 152| weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar. ~ 11 2, 160| dezen zijn het, tot wie Ik Mij met vergiffenis wend - Ik 12 2, 186| wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen, zeg dan: "Ik ben 13 2, 186| de smekeling, wanneer hij Mij aanroept." Daarom moeten 14 2, 186| Daarom moeten zij naar Mij luisteren en in Mij geloven, 15 2, 186| naar Mij luisteren en in Mij geloven, opdat zij geleid 16 2, 197| is godsvrucht. En vreest Mij alleen, o mensen van begrip. ~ 17 2, 249| van drinkt, is niet met mij, behalve wanneer hij maar 18 2, 249| van neemt, is zeker met mij." Maar behoudens enigen 19 2, 260| zeide: "Mijn Heer, toon mij, hoe Gij de doden tot leven 20 3, 20 | redetwisten: "Ik, en degenen die mij volgen hebben zich aan Allah 21 3, 31 | gij Allah liefhebt, volgt mij, Allah zal u liefhebben 22 3, 35 | dienen), aanvaard het van mij, Gij zijt gewis Alhorend, 23 3, 38 | zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een rein nageslacht; voorzeker, 24 3, 40 | hoe zal er een zoon voor mij zijn, waar ouderdom al over 25 3, 40 | zijn, waar ouderdom al over mij gekomen en mijn vrouw onvruchtbaar 26 3, 41 | Hij zeide: "Heer, geef mij een teken." Hij antwoordde: " 27 3, 47 | zoon hebben, daar geen man mij heeft benaderd?" Hij zeide: " 28 3, 50 | Heer bevestigende wat vóór mij was, namelijk, de Torah 29 3, 50 | daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~ 30 3, 55 | u doen sterven en u tot Mij; opheffen en u zuiveren 31 3, 55 | dan zal uw terugkeer tot Mij zijn en Ik zal onder u rechtspreken 32 3, 175| vreest dezen niet maar vreest Mij, als gij gelovigen zijt. ~ 33 3, 183| hun: "Er zijn reeds vóór mij boodschappers tot u gekomen 34 4, 72 | hij: "Waarlijk, Allah is mij genadig geweest omdat ik 35 5, 3 | Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst 36 5, 28 | 28. "Als gij uw hand naar mij uitstrekt om mij te doden, 37 5, 28 | hand naar mij uitstrekt om mij te doden, zal ik mijn hand 38 5, 29 | zowel met de zonde tegen mij, als met uw zonde terugkeert, 39 5, 44 | mensen niet, doch vreest Mij en ruilt Mijn tekenen niet 40 5, 111| discipelen bezielde om in Mij en Mijn boodschapper te 41 5, 116| mensen gezegd: 'Beschouwt mij en mijn moeder als twee 42 5, 117| tot hen, dan hetgeen Gij mij hebt geboden: "Aanbidt Allah, 43 5, 117| verbleef, maar nadat Gij mij deedt sterven, waart Gij 44 6, 14 | wordt gevoed?" Zeg: "Het is mij bevolen, de eerste te zijn 45 6, 19 | Allah is getuige tussen u en mij. En deze Koran is mij geopenbaard, 46 6, 19 | en mij. En deze Koran is mij geopenbaard, opdat ik u 47 6, 50 | ik volg slechts hetgeen mij wordt geopenbaard." Zeg: " 48 6, 56 | 56. Zeg: "Het is mij verboden degenen, die gij 49 6, 58 | zaak voorzeker tussen u en mij reeds zijn beslist. En Allah 50 6, 77 | zeide hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan zou ik zeker 51 6, 80 | zeide: "Redetwist gij met mij omtrent Allah, terwijl Hij 52 6, 80 | omtrent Allah, terwijl Hij mij recht heeft geleid? En ik 53 6, 93 | uitdenkt of zegt: "Het is mij geopenbaard," terwijl hem 54 6, 143| dieren bevatten? Onderricht mij met zekerheid, indien gij 55 6, 145| Zeg: "Ik vind in hetgeen mij is geopenbaard niets, dat 56 6, 153| is het rechte pad dat tot Mij leidt. Volgt het daarom 57 6, 161| 161. Zeg: "Wat mij betreft, mijn Heer heeft 58 6, 161| betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte pad geleid - 59 6, 163| heeft geen gelijken. Zo is mij bevolen en ik ben de eerste 60 7, 12 | beter dan hij. Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei 61 7, 14 | 14. Hij zeide: "Geef mij uitstel tot aan de Dag waarop 62 7, 16 | antwoordde: "Welnu, daar gij mij liet dwalen zal ik hen voorzeker 63 7, 17 | 17. "Dan zal ik mij gewis vóór hen en achter 64 7, 61 | O, mijn volk, er is in mij geen dwaling, doch ik ben 65 7, 67 | O, mijn volk, er is in mij geen dwaasheid, maar ik 66 7, 71 | getroffen. Redetwist gij met mij over namen, die gij hebt 67 7, 105| de kinderen Israëls met mij mee." ~ 68 7, 143| Mijn Heer, toon U aan mij, opdat ik U moge aanschouwen." 69 7, 143| Allah) antwoordde: "Gij zult Mij stellig niet kunnen aanschouwen, 70 7, 143| plaats blijft, dan zult gij Mij wel kunnen zien." En toen 71 7, 143| Heilig zijt Gij, ik wend mij tot U en ik ben de eerste 72 7, 150| moeder, het volk achtte mij inderdaad zwak en wilde 73 7, 150| inderdaad zwak en wilde mij doden. Laat zich de vijanden 74 7, 150| vijanden daarom niet over mij verblijden en plaats mij 75 7, 150| mij verblijden en plaats mij niet bij het onrechtvaardige 76 7, 151| zeide: "Mijn Heer, vergeef mij en mijn broeder en laat 77 7, 155| behaagd, kondet, Gij hen en mij voordien reeds hebben vernietigd. 78 7, 156| verordenen voor degenen die Mij vrezen en de Zakaat betalen 79 7, 188| bemachtigd en het kwade zou mij niet hebben gedeerd. Ik 80 7, 195| aan. Smeedt plannen tegen mij (profeet) en geeft mij geen 81 7, 195| tegen mij (profeet) en geeft mij geen uitstel" ~ 82 7, 203| Ik volg alleen hetgeen mij van mijn Heer wordt geopenbaard." 83 9, 49 | hen is hij die zegt: "Geef mij verlof en stel mij niet 84 9, 49 | Geef mij verlof en stel mij niet op de proef." Voorzeker, 85 9, 83 | zeg dan: "Gij zult met mij niet uittrekken en gij zult 86 9, 83 | zult nooit een vijand met mij bestrijden. Gij verkoost 87 9, 129| afwenden zeg dan: "Allah is mij toereikend. Er is geen God 88 10, 15 | Zeg: "Het staat niet aan mij, hem te veranderen uit mijzelf. 89 10, 15 | Ik volg slechts hetgeen mij is geopenbaard. Voorzeker, 90 10, 41 | besehuldigen, zeg dan: "Aan mij mijn werk en aan u uw werk. 91 10, 49 | 49. Zeg: "Ik heb voor mij zelf geen macht over schade 92 10, 50 | 50. Zeg: "Vertelt mij, als Zijn straf bij dag 93 10, 71 | blijken, komt dan tegen mij op en geeft mij geen uitstel. ~ 94 10, 71 | dan tegen mij op en geeft mij geen uitstel. ~ 95 10, 72 | bij Allah alleen en het is mij bevolen tot de Moslims te 96 10, 79 | En Pharao zeide: "Brengt mij elke bedreven tovenaar." ~ 97 10, 104| u doet sterven en het is mij geboden tot de gelovigen 98 11, 10 | zeggen: "De rampspoed is van mij geweken." Ziet! hij wordt 99 11, 28 | zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk 100 11, 28 | mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk bewijs 101 11, 28 | mijn Heer beroep en Hij mij grote barmhartigheid heeft 102 11, 30 | O, mijn volk, wie zou mij tegen Allah helpen als ik 103 11, 35 | verzonnen, zal mijn zonde op mij rusten doch ik heb niets 104 11, 37 | voorschriften op. En roep Mij omtrent de onrechtvaardigen 105 11, 43 | op een berg zoeken, die mij tegen het water zal beschermen." 106 11, 46 | goed zijn; daarom vraag Mij niet over hetgeen waarvan 107 11, 47 | kennis van heb. En indien Gij mij niet vergeeft noch mij barmhartigheid 108 11, 47 | Gij mij niet vergeeft noch mij barmhartigheid betoont, 109 11, 51 | beloning is alleen bij Hem, Die mij schiep. Wilt gij dan niet 110 11, 55 | buiten Hem plannen tegen mij en geeft mij geen uitstel." ~ 111 11, 55 | plannen tegen mij en geeft mij geen uitstel." ~ 112 11, 63 | zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik een duidelijk bewijs 113 11, 63 | Heer heb ontvangen en Hij mij barmhartigheid heeft geschonken, 114 11, 63 | heeft geschonken, wie zal mij dan naast Allah helpen als 115 11, 78 | Vrees daarom Allah en onteer mij niet wegens mijn gasten. 116 11, 88 | van mijn Heer heb en Hij mij een goede voorziening heeft 117 11, 88 | vertrouw ik en tot Hem wend ik mij." ~ 118 11, 89 | laat vijandigheid jegens mij u niet er toe leiden, dat 119 12, 4 | maan en ik zag ze zich voor mij nederwerpen." ~ 120 12, 13 | Hij zeide: "Het verdriet mij, dat gij hem zoudt medenemen 121 12, 26 | zeide: "Zij is het die mij tegen mijn wil zocht te 122 12, 32 | Dit is hij nu over wie gij mij beschuldigdet, ik zocht 123 12, 33 | boven hetgeen waartoe zij mij roepen; tenzij Gij haar 124 12, 33 | tenzij Gij haar list van mij afwendt zal ik mij tot haar 125 12, 33 | list van mij afwendt zal ik mij tot haar neigen en tot de 126 12, 36 | Een hunner zeide: "Ik zag mij wijn persen." En de andere 127 12, 36 | de andere zeide: "Ik zag mij in een droom brood op mijn 128 12, 37 | aanleiding van hetgeen mijn Heer mij heeft onderwezen. Ik heb 129 12, 42 | bevrijd zou worden: "Vermeld mij bij uw heer." Maar Satan 130 12, 43 | aren. O gij leiders, legt mij de betekenis van mijn droom 131 12, 45 | er van laten weten, zend mij daarom." ~ 132 12, 50 | koning zeide: "Brengt hem tot mij." Maar toen de boodschapper 133 12, 54 | koning zeide: "Brengt hem bij mij, ik wil hem voor mijzelf 134 12, 55 | 55. Hij antwoordde: "Stel mij aan over de schatten van 135 12, 59 | voorzien, zeide hij: "Brengt mij uw broeder van vaderskant. 136 12, 60 | indien gij hem niet tot mij brengt dan zal er van mij 137 12, 60 | mij brengt dan zal er van mij geen maat (koren) voor u 138 12, 66 | u medezenden voordat gij mij een ernstige belofte aflegt 139 12, 66 | Allah, dat gij hem zeker tot mij zult brengen tenzij gij 140 12, 80 | verlaten voordat mijn vader het mij toestaat, of Allah voor 141 12, 80 | toestaat, of Allah voor mij beslist en Hij is de beste 142 12, 83 | Allah hen allen te zamen tot mij zal brengen; waarlijk Hij 143 12, 93 | Gaat met dit hemd van mij en legt het voor het aangezicht 144 12, 93 | het begrijpen. En brengt mij uw gehele familie." ~ 145 12, 94 | Jozef, zelfs al ziet gij mij voor zwakzinnig aan." ~ 146 12, 100| verwezenlijkt. En Hij schonk mij een gunst toen Hij mij uit 147 12, 100| schonk mij een gunst toen Hij mij uit de gevangenis verloste 148 12, 100| Satan tweedracht tussen mij en mijn broeders had gezaaid. 149 12, 101| O, mijn Heer, Gij hebt mij macht gegeven en de verklaring 150 12, 101| in het Hiernamaals. Doe mij sterven als Moslim en verenig 151 12, 101| sterven als Moslim en verenig mij met de rechtvaardigen." ~ 152 13, 36 | ontkennen. Zeg: "Het is mij bevolen, Allah te aanbidden 153 13, 43 | als getuigen tussen u en mij." ~~ 154 14, 14 | voor hem die vreest vóór Mij te staan en die Mijn waarschuwing 155 14, 22 | dan dat ik u riep en gij mij gehoorzaamdet. Verwijt mij 156 14, 22 | mij gehoorzaamdet. Verwijt mij daarom niet, maar beschuldigt 157 14, 22 | niet bijstaan noch kunt gij mij bijstaan. Ik verwerp dat 158 14, 22 | bijstaan. Ik verwerp dat gij mij voordien met Allah hebt 159 14, 35 | oord van) vrede en weerhoud mij en mijn kinderen van het 160 14, 36 | dwaalspoor gebracht. Wie mij daarom ook volgt hij is 161 14, 36 | volgt hij is stellig van mij en wat betreft hem die mij 162 14, 36 | mij en wat betreft hem die mij niet gehoorzaamt - Gij zijt 163 14, 39 | lof behoort aan Allah, Die mij in weerwil van ouderdom 164 14, 40 | 40. "Mijn Heer maak mij en mijn kinderen onderhouders 165 14, 41 | 41. "Onze Heer, vergeef mij en mijn ouders en de gelovigen 166 15, 33 | Hij antwoordde: "Ik ga mij niet onderwerpen aan de 167 15, 36 | zeide: "Mijn Heer, schenk mij dan uitstel tot de Dag waarop 168 15, 39 | antwoordde: "Mijn Heer, daar Gij mij verloren hebt geacht, zal 169 15, 41 | een pad, rechtstreeks tot Mij." ~ 170 15, 54 | 54. Hij zeide: "Geeft gij mij blijde tijding hoewel de 171 15, 54 | tijding hoewel de ouderdom mij heeft achterhaald? Wat is 172 15, 54 | is het dan, waarover gij mij blijde tijding geeft?" ~ 173 15, 68 | Dit zijn mijn gasten maakt mij daarom niet te schande." ~ 174 15, 69 | vreest Allah en onteert mij niet." 175 16, 2 | Waarschuwt, dat er buiten Mij geen God is, vreest daarom 176 16, 2 | geen God is, vreest daarom Mij alleen." ~ 177 16, 51 | slechts Eén God. Vreest daarom Mij alleen." ~ 178 17, 2 | zeggende: "Neemt niemand buiten Mij als Voogd." ~ 179 17, 23 | Aanbidt niemand anders dan Mij en betoont vriendelijkheid 180 17, 24 | ontferm u over hen daar zij mij opvoedden toen ik jong was." ~ 181 17, 61 | Iblies. Hij zeide: "Moet ik mij ter aarde werpen voor iemand 182 17, 62 | zeide: "Hebt Gij hem boven mij geëerd? Indien Gij mij tot 183 17, 62 | boven mij geëerd? Indien Gij mij tot de Dag der Opstanding 184 17, 62 | voorzeker zijn nakomelingen mij doen volgen, op enkelen 185 17, 80 | uitgang zijn. En schenk,mij van U een gezag dat tot 186 17, 96 | als getuige tussen u en mij; voorwaar Hij weet en ziet 187 18, 24 | Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan thans naar 188 18, 38 | 38. "Wat mij betreft, het is Allah Die 189 18, 39 | God dan Allah?' indien gij mij als uw mindere in rijkdom 190 18, 40 | Waarschijnlijk zal mijn Heer mij iets beters geven dan uw 191 18, 63 | en slechts Satan deed mij vergeten er over te spreken - 192 18, 66 | Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst in de leiding, 193 18, 67 | kunt geen geduld hebben met mij." ~ 194 18, 69 | het Gode behaagt, zult gij mij geduldig vinden en ik zal 195 18, 70 | Welaan dan, indien gij mij wenst te volgen stel mij 196 18, 70 | mij wenst te volgen stel mij nergens vragen over eer 197 18, 72 | stellig geen geduld met mij zoudt kunnen tonen?" ~ 198 18, 73 | 73. Mozes zeide: "Maak mij geen verwijt omdat ik het 199 18, 73 | vergeten ben en maak het mij niet moeilijk." ~ 200 18, 75 | nimmer in staat zoudt zijn mij met geduld te vergezellen?" ~ 201 18, 76 | wederom iets vraag houd mij dan niet in uw gezelschap, 202 18, 78 | de scheiding tussen u en mij. Ik zal u thans de verklaring 203 18, 95 | macht waarmee mijn Heer mij heeft bekleed is beter, 204 18, 95 | is beter, doch gij kunt mij met lichamelijke kracht 205 18, 96 | 96. "Brengt mij blokken ijzer." (Zij deden 206 18, 96 | werd, nu zeide hij: "Brengt mij gesmolten koper, opdat ik 207 18, 101| voor de herinnering aan Mij, en die zelfs niet konden 208 18, 102| beschermers kunnen nemen buiten Mij? Voorwaar Wij hebben de 209 18, 110| een mens gelijk gij, doch mij wordt geopenbaard dat uw 210 19, 4 | Mijn Heer, het gebeente in mij is zwak geworden en mijn 211 19, 5 | vrees mijn bloedverwanten na mij; mijn vrouw is onvruchtbaar, 212 19, 5 | vrouw is onvruchtbaar, geef mij een opvolger van U." ~ 213 19, 6 | 6. "Opdat hij mij en het Huis van Jacob tot 214 19, 8 | zeide: "Mijn Heer, hoe kan mij een zoon geworden, terwijl 215 19, 9 | Het is gemakkelijk voor Mij, Ik heb u voordien geschapen 216 19, 10 | zeide: "Mijn Heer, geef mij een teken." (God) zei: " 217 19, 18 | Barmhartige tegen u, laat mij met rust, indien gij (God) 218 19, 20 | ontvangen terwijl geen man mij heeft aangeraakt en ik evenmin 219 19, 21 | het is gemakkelijk voor Mij,'" opdat Wij hem tot een 220 19, 30 | dienaar van Allah. Hij heeft mij het Boek gegeven en mij 221 19, 30 | mij het Boek gegeven en mij tot een profeet gemaakt;" ~ 222 19, 31 | 31. "Hij heeft mij gezegend waar ik mij ook 223 19, 31 | heeft mij gezegend waar ik mij ook moge bevinden; en heeft 224 19, 31 | moge bevinden; en heeft mij het gebed en het geven van 225 19, 32 | jegens mijn moeder. Hij heeft mij noch een onderdrukker, noch 226 19, 33 | 33. "Vrede was met mij op de dag mijner geboorte 227 19, 33 | mijner geboorte en zal met mij zijn op de dag van mijn 228 19, 43 | is inderdaad kennis tot mij gekomen die niet tot u is 229 19, 43 | niet tot u is gekomen, volg mij daarom, ik zal u naar een 230 19, 46 | u zeker uitbannen. Laat mij een tijd met rust." ~ 231 19, 47 | vergiffenis voor u smeken. Hij is mij inderdaad genadig." ~ 232 19, 48 | 48. "En ik zal mij verre houden van u en van 233 19, 77 | tekenen verwerpt en zegt: "Mij zullen zeker rijkdommen 234 20, 14 | geen God behalve Ik, aanbid Mij derhalve en verricht het 235 20, 26 | 26. "En maak mij mijn taak lichter," ~ 236 20, 29 | 29. "Geef mij een helper uit mijn familie," ~ 237 20, 39 | werpen, zodat een vijand van Mij en van hem, hem zal opnemen'. 238 20, 57 | Hij zeide: "Zijt gij tot mij gekomen, o Mozes, om ons 239 20, 84 | in mijn spoor, en ik heb mij tot U gehaast, Mijn Heer, 240 20, 84 | opdat Gij welbehagen in mij moogt hebben." ~ 241 20, 86 | nederdalen dat gij uw belofte aan mij hebt gebroken?" ~ 242 20, 90 | is de Barmhartige; volgt mij derhalve en gehoorzaamt 243 20, 93 | 93. Mij te volgen? Hebt gij dan 244 20, 94 | zoon van mijn moeder, grijp mij niet bij mijn baard noch 245 20, 96 | heeft. mijn ziel het voor mij vergemakkelijkt." ~ 246 20, 97 | leven zult gij zeggen: 'Raak mij niet aan,' en bovendien 247 20, 114| en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis." ~ 248 20, 123| En indien er leiding van Mij tot u komt dan zal een ieder 249 20, 125| Mijn Heer waarom hebt Gij mij blind doen opstaan, terwijl 250 21, 24 | verkondiging dergenen die vóór mij waren. Doch de meesten hunner 251 21, 25 | Voorzeker er is geen God buiten Mij, aanbidt derhalve Mij alleen." ~ 252 21, 25 | buiten Mij, aanbidt derhalve Mij alleen." ~ 253 21, 37 | tekenen tonen, doch vraagt Mij niet ze te verhaasten. ~ 254 21, 83 | zeggende: "Kwelling heeft mij terneer geworpen en Gij 255 21, 89 | zeggende: "Mijn Heer, laat mij niet alleen en Gij zijt 256 21, 92 | Ik ben uw Heer, aanbidt Mij derhalve. ~ 257 21, 108| 108. Zeg: "Voorzeker, mij is geopenbaard dat uw God 258 22, 26 | Vereenzelvig niets met Mij, en houd Mijn Huis rein 259 22, 48 | Daarna greep Ik hen en tot Mij is de terugkeer. 260 23, 26 | zeide: "O mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend." ~ 261 23, 26 | help mij, want zij hebben mij verloochend." ~ 262 23, 27 | uitgevaardigd. En spreek Mij niet over de onrechtvaardigen, 263 23, 29 | zeg: "Mijn Heer, verleen mij een gezegende landing, want 264 23, 39 | zeide: "Mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend." ~ 265 23, 39 | help mij, want zij hebben mij verloochend." ~ 266 23, 52 | dat Ik uw Heer ben. Neemt Mij derhalve tot uw Beschermer. ~ 267 23, 93 | Mijn Heer, indien Gij mij datgene zoudt laten zien 268 23, 94 | 94. Mijn Heer, plaats mij dan niet te midden van het 269 23, 98 | toevlucht, opdat zij niet bij mij komen." ~ 270 23, 99 | smekend: "Mijn Heer, zend mij terug. ~ 271 23, 108| vernederd en spreekt niet tot Mij. ~ 272 24, 55 | en veiligheid zal geven; Mij zullen zij aanbidden en 273 24, 55 | zij aanbidden en niets met Mij vereenzelvigen. Maar wie 274 25, 29 | 29. Hij deed mij van de herinnering afdwalen 275 25, 29 | herinnering afdwalen nadat zij tot mij was gekomen." En Satan laat 276 26, 11 | van Pharao. Zullen zij (Mij) niet vrezen?" ~ 277 26, 12 | Heer, ik vrees, dat zij mij zullen verloochenen; ~ 278 26, 13 | bericht) aan Aäron (om mij te helpen). ~ 279 26, 14 | aanklacht van misdaad tegen mij, dus vrees ik dat zij mij 280 26, 14 | mij, dus vrees ik dat zij mij zullen doden." ~ 281 26, 21 | vreesde; maar mijn Heer heeft mij wijsheid geschonken en mij 282 26, 21 | mij wijsheid geschonken en mij tot een boodschapper gemaakt. ~ 283 26, 22 | Is dit de gunst die gij mij in herinnering brengt, dat 284 26, 29 | andere God aanneemt dan mij zal ik u zeker in de gevangenis 285 26, 35 | tovenarij. Wat raadt gij mij dan aan?" ~ 286 26, 62 | zeide hij. "Mijn Heer is met mij. Hij zal mij leiden." ~ 287 26, 62 | Heer is met mij. Hij zal mij leiden." ~ 288 26, 77 | 77. Zij zijn vijanden van mij behalve de Heer der Werelden, 289 26, 78 | 78. Die mij heeft geschapen en Hij is 290 26, 78 | geschapen en Hij is het, Die mij leidt; ~ 291 26, 79 | 79. En Die mij voedsel en drank geeft. ~ 292 26, 80 | 80. En Die mij geneest wanneer ik ziek 293 26, 81 | 81. En Die mij zal doen sterven en daarna 294 26, 82 | 82. En Die, hoop ik, mij mijn tekortkomingen zal 295 26, 83 | 83. "Mijn Heer schenk mij wijsheid en voeg mij bij 296 26, 83 | schenk mij wijsheid en voeg mij bij de rechtvaardigen; ~ 297 26, 84 | 84. En geef mij een goede naam onder de 298 26, 85 | 85. :En maak mij een der erfgenamen van de 299 26, 87 | 87. En verneder mij niet op de Dag waarop de 300 26, 108| daarom Allah, en gehoorzaamt mij, ~ 301 26, 110| daarom Allah en gehoorzaamt mij." ~ 302 26, 117| Mijn Heer, mijn volk heeft mij verloochend. ~ 303 26, 118| beslissend tussen hen en mij; en red mij en de gelovigen 304 26, 118| tussen hen en mij; en red mij en de gelovigen die met 305 26, 118| en de gelovigen die met mij zijn." ~ 306 26, 126| vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~ 307 26, 131| Vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~ 308 26, 144| daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~ 309 26, 150| vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~ 310 26, 163| daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~ 311 26, 169| 169. "Mijn Heer, red mij en mijn familie van hetgeen 312 26, 179| vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~ 313 27, 10 | vrees niet, voorwqwaar bij Mij vrezen de boodschappers 314 27, 19 | hij zeide: "Mijn Heer, doe mij dankbaar zijn voor Uw gunst, 315 27, 19 | zijn voor Uw gunst, die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen 316 27, 19 | ouders hebt bewezen en laat mij het goede doen dat U behaagt 317 27, 19 | doen dat U behaagt en laat mij door Uw barmhartigheid tot 318 27, 21 | ik zal hem doden, als hij mij geen duidelijke uitleg geeft." ~ 319 27, 29 | Gij, leiders, er is aan mij een nobele brief afgeleverd. ~ 320 27, 31 | niet laatdunkend tegenover mij maar komt tot mij in onderworpenheid." ~ 321 27, 31 | tegenover mij maar komt tot mij in onderworpenheid." ~ 322 27, 32 | zeide: "Gij leiders, geeft mij raad in de zaak die voor 323 27, 32 | raad in de zaak die voor mij ligt, ik beslis niets totdat 324 27, 36 | zeide deze: "Schenkt gij mij rijkdommen? Maar datgene 325 27, 36 | Maar datgene wat Allah mij geschonken heeft is beter 326 27, 38 | edelen, welke onder u zal mij een passende troon voor 327 27, 38 | voordat zij onderdanig tot mij komt?" ~ 328 27, 40 | van mijn Heer, opdat Hij mij moge beproeven of ik dankbaar 329 27, 44 | aangedaan; en ik onderwerp mij met Salomo aan Allah, de 330 27, 91 | 91. Zeg: "Het is mij geboden alleen de Heer dezer 331 27, 91 | behoren alle dingen, en het is mij geboden tot de Moslims te 332 28, 9 | voor de ogen voor u en voor mij. Dood hem niet. Hij kan 333 28, 16 | onrecht gedaan, bescherm mij." Daarom vergaf Hij hem; 334 28, 17 | door de gunsten die Gij mij hebt bewezen zal ik nooit 335 28, 19 | deze: "O Mozes, wilt gij mij ook doden, zoals gij gisteren 336 28, 21 | bad: "Mijn Heer, verlos mij van het kwaadaardige volk." ~ 337 28, 22 | Ik hoop dat mijn Heer mij naar de rechte weg zal leiden." 338 28, 24 | heb behoefte aan wat Gij mij voor goeds moogt nederzenden." ~ 339 28, 27 | dezer twee dochters van mij uithuwen, mits gij acht 340 28, 27 | mits gij acht jaren voor mij werkt. En als gij er tien 341 28, 28 | overeenkomst tussen u en mij. Welke van de twee termijnen 342 28, 28 | termijnen ik ook vervul, er zal mij geen onrecht worden aangedaan; 343 28, 33 | hen, en ik vrees dat zij mij nu zullen doden. ~ 344 28, 34 | ik, zend hem daarom met mij als helper, opdat hij moge 345 28, 34 | waarheid, want ik vrees dat zij mij zullen verloochenen." ~ 346 28, 38 | erken geen God voor u naast mij; stook voor mij een vuur 347 28, 38 | u naast mij; stook voor mij een vuur O Hamaan, om stenen 348 28, 71 | 71. Zeg: "Vertelt mij, als Allah de nacht over 349 28, 72 | 72. Zeg: "Vertelt mij, als Allah de dag voor u 350 28, 78 | 78. Hij antuoordde: "Mij werd het alleen door mijn 351 29, 8 | brengen dat gij iets met Mij vereenzelvigt waarvan gij 352 29, 8 | gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is uw terugkeer, en Ik zal 353 29, 30 | Hij (Lot) zeide: "Help mij mijn Heer, tegen het volk 354 29, 52 | als Getuige tussen u en mij. Hij weet alles wat in de 355 29, 56 | uitgestrekt, aanbidt derhalve Mij alleen. ~ 356 31, 11 | Schepping van Allah. Toont mij nu wat degenen hebben geschapen 357 31, 14 | twee jaren in beslag. Zeg Mij en uw ouders dank, tot Mij 358 31, 14 | Mij en uw ouders dank, tot Mij is de terugkeer. ~ 359 31, 15 | ouders) trachten u iets met Mij te doen vereenzelvigen, 360 31, 15 | weg van hem die zich tot Mij richt. Dan zult gij tot 361 31, 15 | richt. Dan zult gij tot Mij terugkeren en Ik zal u inlichten 362 34, 27 | 27. Zeg: "Toont mij hen, die gij met Hem vereenzelvigt! 363 34, 50 | het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard. Voorwaar, 364 35, 40 | 40. Zeg: "Licht (mij) in over de goden, die gij 365 35, 40 | naast Allah aanroept- Toont mij aan hetgeen zij van de aarde 366 36, 22 | heb ik, dat ik Hem, Die mij schiep en tot Wie gij zult 367 36, 23 | de Barmhartige kwaad met mij zou voorhebben, zou hun 368 36, 23 | voorhebben, zou hun bemiddeling mij niets baten noch kunnen 369 36, 23 | niets baten noch kunnen zij mij redden. ~ 370 36, 25 | Heer, luistert daarom naar mij." ~ 371 36, 27 | 27. Hoe mijn Heer mij vergiffenis heeft geschonken 372 36, 27 | vergiffenis heeft geschonken en mij tot een der geëerden heeft 373 36, 61 | 61. Maar dat gij Mij zoudt dienen?" Dat was het 374 37, 56 | zeggen: "Bij Allah, gij deedt mij ook bijna te niet gaan." ~ 375 37, 99 | naar mijn Heer, Die zal mij leiden. ~ 376 37, 100| 100. Mijn Heer, schenk mij een nakomeling die goed 377 37, 102| zoals u bevolen is, gij zult mij, indien Allah het wil, zeker 378 38, 23 | zegt hij: 'Geef haar aan mij' en hij was mij in het dispuut 379 38, 23 | haar aan mij' en hij was mij in het dispuut de baas." ~ 380 38, 33 | 33. "Brengt ze naar mij terug." Toen begon hij ze 381 38, 35 | zeide: "O mijn Heer, vergeef mij, en schenk mij een koninkrijk 382 38, 35 | vergeef mij, en schenk mij een koninkrijk hetwelk na 383 38, 35 | een koninkrijk hetwelk na mij voor niemand anders is; 384 38, 41 | Heer riep: "Satan heeft mij met kommer en smart geslagen." ~ 385 38, 70 | 70. Slechts dit is aan mij geopenbaard dat ik een duidelijke 386 38, 76 | beter dan hij, Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei 387 38, 79 | zeide: "O mijn Heer, vergun mij dan uitstel tot de Dag waarop 388 39, 11 | 11. Zeg: "Het is mij bevolen Allah te aanbidden 389 39, 12 | 12. En mij is bevolen de eerste der 390 39, 16 | O Mijn dienaren, vreest Mij derhalve." ~ 391 39, 38 | Allah". Zeg: "Vertelt mij (dan) wat gij naast Allah 392 39, 38 | kunnen zij, indien Allah mij zou willen benadelen, Zijn 393 39, 38 | verwijderen? Of als Hij mij barmhartigheid wil tonen, 394 39, 38 | tegenhouden?" Zeg: "Allah is mij voldoende. In Hem zullen 395 39, 49 | bewijzen zegt hij: "Dit is mij alleen wegens mijn verdiensten 396 39, 57 | moge zeggen: "Had Allah mij geleid dan zou ik zeker 397 39, 58 | zeggen: "Ik wilde dat er voor mij een terugkeer was, dan zou 398 39, 64 | onwetenden, beveelt gij mij iets buiten Allah te aanbidden?" ~ 399 40, 26 | En Pharao zeide: "Laat mij Mozes doodslaan en laat 400 40, 36 | Pharao zeide: "O Hamaan, bouw mij een toren opdat ik de toegangswegen 401 40, 38 | zeide: "O, mijn volk, volg mij, ik zal u op het pad van 402 40, 41 | tot redding roep en gij mij tot het Vuur wilt leiden? ~ 403 40, 42 | 42. Gij nodigt mij uit, Allah te verwerpen 404 40, 43 | Zeker, datgene waartoe gij mij uitnodigt heeft geen macht 405 40, 60 | En uw Heer zegt: "Aanbidt Mij; Ik zal uw gebed verhoren. 406 40, 60 | die te hoogmoedig zijn om Mij te aanbidden, zullen veracht 407 40, 66 | 66. Zeg: "Het is mij verboden diegenen te aanbidden 408 40, 66 | bewjizen van mijn Heer tot mij zijn gekomen; en het is 409 40, 66 | zijn gekomen; en het is mij geboden mij te onderwerpen 410 40, 66 | gekomen; en het is mij geboden mij te onderwerpen aan de Heer 411 41, 6 | een mens zoals gij. Het is mij geopenbaard dat uw God slechts 412 41, 50 | zeker zeggen: "Dit komt mij toe en ik denk niet dat 413 42, 10 | vertrouwen, en tot Hem wend ik mij." ~ 414 42, 15 | neder gezonden en het is mij geboden rechtvaardig tegenover 415 43, 27 | 27. Doch Hij, Die mij schiep zal mij zeker leiden." ~ 416 43, 27 | Hij, Die mij schiep zal mij zeker leiden." ~ 417 43, 38 | O, ware er tussen u en mij een afstand van het Oosten 418 43, 51 | koninkrijk van Egypte niet aan mij toe? En stromen deze rivieren 419 43, 61 | daarom niet aan, maar volgt Mij. Dit is het rechte pad. ~ 420 43, 63 | daarom Allah en gehoorzaamt mij. ~ 421 44, 18 | 18. "Geeft mij de dienaren van Allah, voorwaar, 422 44, 20 | uw Heer, vrezende dat gij mij zult stenigen. ~ 423 44, 21 | 21. En laat mij alleen, indien gij mij niet 424 44, 21 | laat mij alleen, indien gij mij niet gelooft." ~ 425 46, 4 | naast Allah aanroept? Toont mij, welk deel zij van de aarde 426 46, 4 | aandeel aan de hemelen? Brengt mij een boek, dat vóór dit is 427 46, 8 | heb verzonnen, kunt gij mij tegen Allah niets baten. 428 46, 8 | als Getuige tussen u en mij. Hij is de Vergevensgezinde, 429 46, 9 | noch weet ik wat met u of mij zal geschieden. Ik volg 430 46, 9 | Ik volg alleen hetgeen mij is geopenbaard; en ik ben 431 46, 15 | hij zegt: "Mijn Heer, stel mij in staat, dat ik dankbaar 432 46, 15 | voor de gunsten die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen 433 46, 15 | rechtvaardig zijn. Ik wend mij tot U: en waarlijk, ik behoor 434 46, 17 | Foei gij beiden! Dreigt gij mij dat ik opgewekt zal worden, 435 46, 17 | terwijl geslachten reeds vóór mij zijn vergaan" En beiden 436 49, 17 | de Islam geen gunst voor mij. Neen, Allah heeft u een 437 50, 23 | zeggen: "Dit is hetgeen bij mij gereed is." ~ 438 50, 29 | 29. Het vonnis door Mij geveld kan niet worden veranderd 439 51, 57 | onderhoud noch wens Ik dat zij Mij zullen voeden. ~ 440 54, 10 | ben gewis verslagen, sta mij bij." ~ 441 56, 58 | 58. Zeg mij wat gij verwekt, ~ 442 56, 71 | 71. En zeg mij; het vuur dat gij aansteekt, ~ 443 61, 5 | volk, waarom ergert gij mij, wetende dat ik Allah's 444 61, 6 | datgene bevestigend wat vóór mij in de Torah was, en een 445 61, 6 | een boodschapper die na mij komen zal, zijn naam zal 446 63, 10 | Mijn Heer! Waarom hebt Gij mij niet voor een wijle uitstel 447 66, 3 | alles op de hoogte, heeft mij er bericht van gegeven." ~ 448 66, 11 | zeide: "Mijn Heer! bouw voor mij een huis bij U in het Paradijs, 449 66, 11 | in het Paradijs, verlos mij van Pharao en zijn daden 450 66, 11 | en zijn daden en verlos mij van het onrechtvaardige 451 67, 28 | 28. Zeg: "Vertel mij, indien Allah mij en degenen 452 67, 28 | Vertel mij, indien Allah mij en degenen die met mij zijn, 453 67, 28 | Allah mij en degenen die met mij zijn, zou vernietigen - 454 67, 30 | 30. Zeg: "Vertel mij, indien uw water diep in 455 68, 44 | 44. Laat Mij en degenen die deze aankondiging 456 69, 25 | zeggen: "O was mijn boek mij maar niet gegeven! ~ 457 69, 27 | O, had de dood maar aan mij een einde gemaakt! ~ 458 69, 28 | 28. Mijn rijkdom heeft mij niet gebaat, ~ 459 69, 29 | 29. Mijn macht is van mij weg gegaan." ~ 460 71, 3 | vreest Hem en gehoorzaamt mij. ~ 461 71, 21 | Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet, en volgen iemand wiens 462 71, 28 | 28. Mijn Heer, vergeef mij, en mijn ouders, en hem 463 72, 1 | 1. Zeg: "Het is aan mij geopenbaard dat een groep 464 72, 22 | Voorzeker, niemand kan mij tegen Allah beschermen, 465 72, 23 | 23. (Mij is) slechts de verkondiging 466 73, 11 | 11. En laat Mij alleen met degenen die loochenen, 467 74, 11 | 11. Laat Mij alleen met hem die Ik schiep. ~ 468 77, 39 | hebt gebruikt het dan tegen Mij. ~ 469 89, 15 | zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd." ~ 470 89, 16 | zegt hij: "Mijn Heer heeft mij onteerd." 471 96, 11 | 11. Zeg mij, als hij de leiding volgt, ~ 472 96, 13 | 13. Zeg mij, indien hij (de Waarheid) 473 109, 6 | u uw godsdienst en voor mij mijn godsdienst." ~~ 474 114, 4 | 4. Opdat Hij mij bevrijde van het kwade der


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License