bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 Voo | inhoud van de Heilige Koran. ~Onze medewerkers~Voordat wij
2 Voo | voorwoord beëindigen, willen wij onze Nederlandse medewerkers
3 Voo | Nederlandse medewerkers onze hartelijke dank betuigen.
4 2, 23 | omtrent hetgeen Wij aan Onze dienaar hebben geopenbaard,
5 2, 39 | zij, die niet geloven en Onze tekenen verloochenen, zullen
6 2, 128| onderdanig zij. En toon ons onze wijzen van aanbidding en
7 2, 139| terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor ons zijn
8 2, 139| Heer is? En voor ons zijn onze werken en voor u uw werken.
9 2, 151| boodschapper hebben gezonden, die u Onze tekenen verkondigt, u zuivert,
10 2, 170| datgene volgen, wat wij onze vaderen zagen volgen". Zelfs
11 2, 200| zijn mensen, die zeggen: "Onze Heer, schenk ons (veel)
12 2, 201| Sommigen hunner zeggen: "Onze Heer, schenk ons het goede
13 2, 246| onthouden, wanneer wij van onze huizen en onze kinderen
14 2, 246| wanneer wij van onze huizen en onze kinderen zijn verdreven?"
15 2, 250| ontmoeten, zeiden zij: "Onze Heer, stort geduld over
16 2, 250| geduld over ons uit en maak onze voetstappen vast en help
17 2, 285| vergiffenis en tot U is (onze) terugkeer." ~
18 2, 286| is ook wat zij verdient. "Onze Heer, straf ons niet als
19 2, 286| vóór ons waren hebt belast; onze Heer belast ons niet met
20 2, 286| hebben (het te dragen), wis onze fouten uit en schenk ons
21 2, 286| ons barmhartig; Gij zijt onze Meester, help ons daarom
22 3, 7 | er in; het geheel is van onze Heer"; en niemand trekt
23 3, 8 | 8. "Onze Heer, laat ons hart niet
24 3, 9 | 9. Onze Heer, Gij zijt het, Die
25 3, 11 | waren. Zij verloochenden Onze tekenen, dus strafte Allah
26 3, 16 | 16. Hen die zeggen: "Onze Heer, voorzeker hebben wij
27 3, 16 | geloofd, vergeef ons daarom onze zonden en red ons van de
28 3, 53 | 53. "Onze Heer, wij geloven in hetgeen
29 3, 61 | zeg dan: "Kom, laat ons onze kinderen en uw kinderen
30 3, 61 | kinderen en uw kinderen en onze vrouwen en uw vrouwen en
31 3, 118| nog erger. Wij hebben u onze geboden duidelijk gemaakt,
32 3, 147| hun woord was slechts: "Onze Heer, vergeef ons onze zonden
33 3, 147| Onze Heer, vergeef ons onze zonden en de buitensporigheden
34 3, 154| zeggen: "Als de zaak in onze handen was geweest zouden
35 3, 191| en der aarde, zeggende: "Onze Heer, Gij hebt dit niet
36 3, 192| 192. Onze Heer, wie Gij het Vuur doet
37 3, 193| 193. Onze Heer, wij hebben een prediker
38 3, 193| en wij hebben geloofd. Onze Heer, vergeef ons daarom
39 3, 193| Heer, vergeef ons daarom onze zonden en bedek onze zwakheden
40 3, 193| daarom onze zonden en bedek onze zwakheden en doe ons sterven
41 3, 194| 194. Onze Heer, schenk ons hetgeen
42 4, 56 | 56. Gewis, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen
43 4, 75 | kinderen - die zeggen: "Onze Heer, neem ons uit deze
44 4, 77 | nog erger en zij zeggen: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons
45 4, 155| profeten en omdat ze zeggen: "Onze harten zijn gesluierd" -
46 5, 10 | degenen, die niet geloven en Onze tekenen verwerpen, zullen
47 5, 15 | O, mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen,
48 5, 19 | gij mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen
49 5, 32 | geschonken. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met
50 5, 83 | hebben herkend. Zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Reken
51 5, 84 | gekomen geloven en begeren dat onze Heer ons onder de rechtvaardige
52 5, 86 | Maar de ongelovigen die Onze tekenen verloochenen zullen
53 5, 92 | afwendt, weet dan, dat op Onze boodschapper slechts het
54 5, 104| ons is datgene waarin wij onze vaderen zagen geloven, voldoende."
55 5, 114| Maria, zeide: "O Allah, onze Heer, zend ons een (met
56 6, 23 | zij zeggen: "Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren." ~
57 6, 27 | zouden wij de tekenen van onze Heer niet meer verloochenen
58 6, 30 | antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "
59 6, 31 | hebben wroeging, vanwege onze tekortkoming hierin." En
60 6, 34 | waren verloochend; totdat onze hulp tot hen kwam. Er is
61 6, 39 | 39. Zij, die Onze tekenen verloochenen, zijn
62 6, 43 | verootmoedigden zij zich niet toen Onze straf over hen kwam? Maar
63 6, 49 | 49. En degenen, die Onze tekenen verloochenen, hen
64 6, 54 | Wanneer degenen die in Onze tekenen geloven, tot u komen,
65 6, 61 | dood tot een uwer komt, Onze boodschappers zijn ziel
66 6, 68 | Wanneer gij degenen ziet, die Onze tekenen bespotten, wendt
67 6, 83 | 83. En dit is onze bewijsgrond die Wij Abraham
68 6, 128| de mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander
69 6, 136| voor Allah en dit is voor onze goden," zoals zij het zich
70 6, 139| is, is uitsluitend voor onze mannen en is onze vrouwen
71 6, 139| uitsluitend voor onze mannen en is onze vrouwen verboden, maar als
72 6, 148| had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderij bedreven,
73 6, 148| vóór hen waren, totdat zij Onze straf ondergingen. Zeg: "
74 6, 150| neigingen van degenen die Onze tekenen verloochenen en
75 6, 157| zullen degenen, die zich van Onze tekenen afwenden met een
76 7, 4 | steden hebben Wij vernietigd! Onze straf overviel hen gedurende
77 7, 5 | 5. Toen Onze Straf over hen kwam, was
78 7, 9 | omdat zij ten opzichte van Onze tekenen onrechtvaardig waren. ~
79 7, 23 | 23. Zij antwoordden: "Onze Heer, wij hebben onszelf
80 7, 28 | zeggen zij: "Wij zagen dit onze vaderen doen en Allah heeft
81 7, 36 | 36. Maar zij, die Onze tekenen verloochenen en
82 7, 37 | zoals het verordend is, als Onze boodschappers hen zullen
83 7, 38 | eersten hunner zullen zeggen: "Onze Heer, dezen deden ons dwalen,
84 7, 40 | Voorzeker, voor hen die Onze tekenen verloochenen en
85 7, 43 | vinden. De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad
86 7, 44 | bevonden waar te zijn, wat onze Heer ons beloofde. Hebt
87 7, 47 | gericht, zullen zij zeggen: "Onze Heer, plaats ons niet onder
88 7, 51 | dag vergaten en zoals zij Onze tekenen verwierpen. ~
89 7, 53 | zeggen: "De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad
90 7, 64 | verdronken degenen, die Onze tekenen verwierpen. Zij
91 7, 70 | aanbidden en de goden die onze vaderen aanbaden zullen
92 7, 72 | die met hem waren door Onze barmhartigheid en Wij sneden
93 7, 72 | levenswortel af van degenen die Onze tekenen verloochenden. En
94 7, 88 | gelovigen met u zeker uit onze stad verdrijven tenzij gij
95 7, 88 | verdrijven tenzij gij tot onze godsdienst terugkeert."
96 7, 89 | behalve, wanneer Allah, onze Heer, dit zou willen. Onze
97 7, 89 | onze Heer, dit zou willen. Onze Heer omvat alle dingen in
98 7, 89 | gelegd. Oordeel daarom, onze Heer, tussen ons en ons
99 7, 95 | Lijden en geluk wedervoeren onze vaderen ook." Dan grepen
100 7, 96 | maar zij verloochenden (onze profeet); daarom grepen
101 7, 97 | veilig voor de komst van Onze straf over hen, 's nachts,
102 7, 98 | dezer steden veilig voor Onze straf die over hen zou kunnen
103 7, 103| boodschappers) Mozes met Onze tekenen naar Pharao en zijn
104 7, 125| Wij zullen voorzeker naar onze Heer terugkeren." ~
105 7, 126| omdat wij in de tekenen van onze Heer hebben geloofd toen
106 7, 126| zij ons getoond werden. Onze Heer, stort standvastigheid
107 7, 136| verdronken hen in zee, omdat zij Onze tekenen verloochenden en
108 7, 143| 143. En toen Mozes op Onze vastgestelde tijd kwam en
109 7, 146| inslaan. Dat komt, omdat zij Onze tekenen verloochenden en
110 7, 147| 147. En zij, die Onze tekenen en de laatste Ontmoeting
111 7, 149| hadden, zeiden zij: "Als onze Heer ons geen barmhartigheid
112 7, 155| 155. En Mozes koos voor Onze ontmoeting zeventig mannen
113 7, 155| leidt wie Gij wilt. Gij zijt onze Beschermer , vergeef one
114 7, 156| betalen en voor hen die in Onze tekenen geloven." ~
115 7, 161| en zegt: 'God, verlicht onze last', en gaat de poort
116 7, 173| zeggen: "Het waren alleen onze vaderen die afgoderij bedreven
117 7, 175| verhaal van de man die Wij Onze tekenen gaven, maar hij
118 7, 176| geval van de mensen, die Onze tekenen verloochenen. Vertel
119 7, 177| toestand van een volk dat Onze tekenen verloochent, het
120 7, 182| 182. En degenen, die Onze tekenen verwerpen zullen
121 8, 31 | 31. En wanneer Onze verzen worden voorgelezen
122 8, 41 | gelooft en in hetgeen Wij aan Onze dienaar op de dag der onderscheiding
123 9, 50 | zij: "Wij hadden inderdaad onze voorzorgen genomen." En
124 9, 51 | heeft verordend. Hij is onze Beschermer. En in Allah
125 9, 52 | opleggen van Hemzelf of door onze handen. Wacht daarom, wij
126 10, 7 | degenen, die onoplettend op Onze tekenen zijn, ~
127 10, 15 | 15. En wanneer hun Onze duidelijke tekenen worden
128 10, 18 | zij zeggen: "Dezen zijn onze bemiddelaars bij Allah."
129 10, 21 | zie! zij beginnen tegen Onze tekenen plannen te smeden.
130 10, 21 | van plannen." Voorzeker Onze boodschappers schrijven
131 10, 73 | terwijl Wij degenen die Onze tekenen verloochenden lieten
132 10, 75 | na hen Mozes en Aäron met Onze tekenen naar Pharao en zijn
133 10, 78 | afwenden van hetgeen wij onze vaderen zagen volgen zodat
134 10, 85 | ons vertrouwen in Allah: Onze Heer, maak ons niet tot
135 10, 88 | 88. En Mozes zeide: "Onze Heer, Gij hebt Pharao en
136 10, 88 | leven geschonken, zodat zij, Onze Heer, van Uw pad afleiden.
137 10, 88 | Heer, van Uw pad afleiden. Onze Heer, vernietig hun bezittingen
138 10, 92 | achteloos ten opzichte van Onze tekenen. ~
139 10, 103| 103. Dan redden Wij Onze boodschappers en de gelovigen.
140 11, 9 | 9. Wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid doen smaken
141 11, 37 | 37. En bouw de ark voor Onze ogen en volgens Onze voorschriften
142 11, 37 | voor Onze ogen en volgens Onze voorschriften op. En roep
143 11, 48 | dan af (uit de ark) met Onze vrede en met zegeningen
144 11, 53 | bewijs gebracht en wij zullen onze Goden niet in de steek laten,
145 11, 58 | gelovigen met hem, door Onze barmhartigheid. En Wij bevrijdden
146 11, 62 | zeiden: "O Salih, gij waart onze hoop. Verbiedt gij ons datgene
147 11, 62 | datgene te aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En wij
148 11, 66 | met hem de gelovigen door Onze barmhartigheid en Wij redden
149 11, 69 | 69. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met
150 11, 77 | 77. En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen
151 11, 87 | uw gebed, dat wij hetgeen onze vaderen aanbaden, zouden
152 11, 94 | met hem de gelovigen door Onze barmhartigheid en kastijding
153 11, 96 | zonden Mozes voorzeker met Onze tekenen en duidelijk gezag, ~
154 12, 8 | Jozef en zijn broeder zijn onze vader liever dan wij, ofschoon
155 12, 8 | sterke groep zijn. Voorzeker, onze vader dwaalt openlijk." ~
156 12, 11 | 11. Zij zeiden: "O, onze vader, waarom vertrouwt
157 12, 17 | 17. En zeiden: "O, onze vader, wij hielden een wedloop
158 12, 17 | wedloop en lieten Jozef met onze goederen achter en de wolf
159 12, 56 | ook wilde. Wij schenken Onze barmhartigheid aan wie Ons
160 12, 63 | terugkeerden, zeiden zij: "Onze vader, een (verdere) maat
161 12, 63 | ons ontzegd, zend daarom onze broeder met ons mede, opdat
162 12, 63 | met ons mede, opdat wij onze maat (koren) mogen verkrijgen
163 12, 65 | teruggegeven. Zij riepen uit: "O, onze vader, wat kunnen wij meer
164 12, 65 | zullen (nogmaals) koren voor onze familie halen en op onze
165 12, 65 | onze familie halen en op onze broeder passen en wij zullen
166 12, 81 | uw vader terug en zegt: 'Onze vader uw zoon heeft gestolen
167 12, 88 | Aziez, armoede heeft ons en onze familie getroffen en wij
168 12, 97 | 97. Zij antwoordden: "O, onze vader, vraag voor ons vergiffenis
169 12, 97 | voor ons vergiffenis voor onze zonden: wij zijn inderdaad
170 12, 110| leugenaars verden gehouden, Onze hulp tot hen kwam en dan
171 12, 110| gered, wie Ons behaagde. En Onze kastijding wordt van een
172 14, 5 | En Wij zonden Mozes met Onze tekenen, zeggende: "Breng
173 14, 10 | afkerig te maken van hetgeen onze vaderen aanbaden. Brengt
174 14, 12 | vertrouwen wanneer Hij ons onze wegen heeft getoond? En
175 14, 13 | verdrijven, tenzij gij tot onze godsdienst wederkeert."
176 14, 37 | 37. "Onze Heer, ik heb sommige van
177 14, 37 | huis (de Kabah) gevestigd, onze Heer, opdat zij het gebed
178 14, 38 | 38. "Onze Heer, Gij weet voorzeker
179 14, 40 | onderhouders van het gebed. Onze Heer, aanvaard mijn gebed." ~
180 14, 41 | 41. "Onze Heer, vergeef mij en mijn
181 14, 44 | onrechtvaardigen zeggen: "Onze Heer, schenk ons uitstel
182 15, 15 | zouden zij zeker zeggen: "Onze ogen zijn slechts beneveld;
183 15, 81 | 81. En Wij gaven hun Onze tekenen, maar zij keerden
184 16, 35 | hebben aanbeden, wij noch onze vaderen; noch zouden wij
185 16, 86 | zien, zullen zij zeggen: "Onze Heer, dezen zijn onze goden,
186 16, 86 | Onze Heer, dezen zijn onze goden, die wij buiten u
187 17, 5 | bedreigingen kwam, zonden Wij Onze dienaren, toegerust met
188 17, 20 | genen - verstrekken Wij onze gaven. De gaven van uw Heer
189 17, 77 | 77. (Dit was Onze) handelwijze met Onze boodschappers
190 17, 77 | was Onze) handelwijze met Onze boodschappers die Wij vóór
191 17, 77 | geen verandering vinden in Onze wijze van handelen. ~
192 17, 98 | hun vergelding, daar zij Onze woorden verwierpen en zeiden: "
193 17, 108| En zeggen: "Glorie zij onze Heer. De belofte van onze
194 17, 108| onze Heer. De belofte van onze Heer moest worden vervuld." ~
195 18, 9 | Inscriptie geen wonder onder Onze tekenen waren? ~
196 18, 10 | de Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade
197 18, 10 | naar vrede en voorspoed uit onze beproeving." ~
198 18, 14 | zij opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen
199 18, 62 | heeft ons bevangen, vanwege onze reis." ~
200 18, 65 | Onzer dienaren, aan wie Wij Onze barmhartigheid hadden bewezen
201 18, 65 | hadden bewezen en wie Wij van Onze kennis hadden geschonken. ~
202 19, 17 | blikken onttrok, zonden Wij Onze Geest tot haar en hij verscheen
203 19, 50 | 50. En Wij schonken hun Onze barmhartigheid en een verheven
204 19, 53 | En Wij schonken hem, door Onze barmhartigheid zijn broeder
205 19, 63 | Wij als erfenis geven aan Onze dienaren, die rechtvaardig
206 19, 73 | 73. En wanneer Onze duidelijke tekenen aan hen
207 19, 77 | Hebt gij hem dan gezien die Onze tekenen verwerpt en zegt: "
208 20, 23 | 23. "Opdat Wij u Onze grotere tekenen mogen tonen." ~
209 20, 45 | 45. Zij antwoordden: "Onze Heer, wij vrezen dat hij
210 20, 50 | 50. Hij antwoordde: "Onze Heer is Hij, Die aan alles
211 20, 56 | En Wij toonden (Pharao) Onze tekenen, doch hij loochende
212 20, 73 | Voorzeker, wij hebben geloofd in onze Heer opdat Hij ons onze
213 20, 73 | onze Heer opdat Hij ons onze zonden en de tovenarij die
214 20, 87 | niet uit eigen beweging onze belofte aan u gebroken,
215 20, 126| zal zeggen: "Aldus kwamen Onze tekenen tot u en gij hebt
216 20, 134| ongetwijfeld hebben gezegd: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons
217 21, 9 | Aldus vervulden Wij aan hen Onze belofte, en Wij redden hen
218 21, 12 | 12. En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen
219 21, 53 | Antwoordden zij: "Wij vonden dat onze vaderen deze aanbaden." ~
220 21, 59 | zeiden zij: "Wie heeft dit onze Goden aangedaan? Voorwaar,
221 21, 62 | Zij vroegen: "Hebt gij dit onze Goden aangedaan, o Abraham?" ~
222 21, 75 | 75. En Wij namen hem in Onze barmhartigheid op, want
223 21, 77 | hem bij tegen degenen die Onze tekenen verloochenden. Zij
224 21, 86 | En Wij namen hen op in Onze genade want zij behoorden
225 21, 91 | bewaarde; Wij bliezen haar Onze geest in en Wij maakten
226 21, 112| oordeel in waarheid." En "Onze Heer is de Barmhartige Wiens
227 22, 40 | alleen omdat zij zeiden: "Onze Heer is Allah." - En indien
228 22, 51 | Doch degenen die trachten Onze woorden krachteloos te maken,
229 22, 57 | Doch die niet geloven en Onze tekenen verloochenen zullen
230 22, 72 | 72. En wanneer Onze duidelijke tekenen aan hen
231 22, 72 | zouden zij degenen, die Onze tekenen aan hen verhalen,
232 22, 78 | voorheen en in dit Boek, opdat Onze boodschapper getuige over
233 23, 24 | een boodschapper) onder onze voorvaderen gehoord. ~
234 23, 27 | hem: "Bouw de Ark onder Onze ogen en in overeenstemming
235 23, 27 | en in overeenstemming met Onze openbaring. En wanneer Ons
236 23, 44 | 44. Dan zonden Wij Onze boodschappers de een na
237 23, 45 | en zijn broeder Aäron met Onze tekenen en een duidelijk
238 23, 47 | gelijk terwigl hun volk onze slaaf is?" ~
239 23, 83 | 83. "Dit werd ons en onze voorvaderen ook beloofd
240 23, 106| Zij zullen antwoorden: "O, onze Heer onze tegenspoed heeft
241 23, 106| antwoorden: "O, onze Heer onze tegenspoed heeft ons overweldigd
242 23, 107| 107. Onze Heer, neem ons daaruit;
243 23, 109| dat placht te zeggen: "O, onze Heer, wij hebben geloofd,
244 25, 21 | 21. Zij die Onze ontmoeting niet verwachten
245 25, 21 | nedergezonden? of waarom kunnen wij onze Heer niet zien?" Voorzeker,
246 25, 36 | samen naar het volk dat Onze Tekenen verloochent." Daarna
247 25, 42 | ons inderdaad bijna van onze Goden doen afdwalen, als
248 25, 49 | ook als drank geven aan Onze schepping - aan vee en mensen
249 25, 65 | 65. Terwijl zij zeggen:"Onze Heer, wend de straf der
250 25, 74 | 74. En zij die zeggen: "Onze Heer, maak onze echtgenoten
251 25, 74 | zeggen: "Onze Heer, maak onze echtgenoten en kinderen
252 26, 15 | geen geval, gaat dan met Onze tekenen; Wij zijn met u
253 26, 50 | wij zullen voorzeker tot onze Heer terugkeren. ~
254 26, 51 | 51. Wij hopen dat onze Heer ons onze zonden zal
255 26, 51 | hopen dat onze Heer ons onze zonden zal vergeven, want
256 26, 71 | Zeiden zij: "Wij aanbidden (onze) goden en wij zullen hun
257 26, 74 | antwoordden: "Maar wij vonden dat onze vaderen hetzelfde deden." ~
258 26, 204| 204. Vragen zij dan Onze straf te verhaasten?" ~
259 27, 13 | 13. Maar toen Onze verlichtende tekenen tot
260 27, 67 | Zullen wij wanneer wij en onze vaderen tot stof zijn geworden
261 27, 68 | mede gedreigd, - ons en onze voorvaderen; dit zijn niets
262 27, 81 | alleen hen doen horen die in Onze tekenen willen geloven en
263 27, 82 | omdat de mensen niet in Onze tekenen geloven. ~
264 27, 83 | degenen zullen verzamelen die Onze tekenen loochenden, zullen
265 27, 84 | zal Hij zeggen: "Hebt gij Onze tekenen geloochend voordat
266 28, 23 | hun kudden terugnemen want onze vader is een zeer oude man." ~
267 28, 35 | zullen kunnen bereiken. Door Onze tekenen zult gij beiden
268 28, 36 | 36. En toen Mozes met Onze duidelijke tekenen tot hen
269 28, 36 | van iets dergelijks onder onze voorvaderen." ~
270 28, 45 | het volk van Midian, die Onze tekenen aan hen voordroeg,
271 28, 47 | mogen zij niet meer zeggen: "Onze Heer, waarom zondt Gij ons
272 28, 53 | het is de Waarheid van onze Heer. Inderdaad, wij hadden
273 28, 55 | van af en zeggen: "Aan ons onze werken en aan u uw werken.
274 28, 63 | worden, zullen zeggen: "Onze Heer, dit zijn degenen die
275 28, 63 | wij dwaalden. Wij betuigen onze onschuld aan U. Wij waren
276 28, 65 | antwoord gaaft gij (aan Onze) boodschappers?" ~
277 29, 12 | tot de gelovigen: "Volgt onze weg, wij zullen uw zonden
278 29, 31 | 31. En toen onze boodschappers Abraham het
279 29, 33 | 33. En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen
280 29, 46 | hetgeen u is geopenbaard; en onze God en uw God is Eén; en
281 29, 47 | alleen de ondankbaren die Onze tekenen verwerpen. ~
282 29, 49 | onrechtvaardigen verwerpen Onze tekenen. ~
283 29, 69 | Wij zullen hen zeker op Onze wegen leiden. Voorwaar,
284 30, 16 | zij die niet geloofden en Onze tekenen en de ontmoeting
285 30, 47 | die zondigden. En het was Onze plicht de gelovigen te helpen. ~
286 30, 53 | diegene doen horen die in Onze tekenen zouden willen geloven,
287 31, 7 | 7. En wanneer Onze woorden aan hem worden voorgedragen,
288 31, 21 | zullen datgene volgen wat wij onze vaderen zagen volgen." Zelfs
289 31, 32 | En niemand verloochent Onze tekenen behalve de trouweloze,
290 32, 12 | voor hun Heer, zeggende: "Onze Heer, wij hebben gezien
291 32, 15 | Slechts zij geloven in Onze tekenen, die, wanneer zij
292 32, 24 | standvastig waren en in Onze woorden een hecht geloof
293 33, 13 | van de Profeet, zeggende: "Onze huizen staan aan de vijand
294 33, 67 | En zij zullen zeggen: "Onze Heer, wij gehoorzaamden
295 33, 67 | Heer, wij gehoorzaamden onze leiders en onze grote mannen
296 33, 67 | gehoorzaamden onze leiders en onze grote mannen maar zij deden
297 33, 68 | 68. Onze Heer, geef hun een dubbele
298 34, 5 | 5. Maar zij die Onze woorden trachten te verijdelen,
299 34, 19 | 19. Maar zij zeiden: "Onze Heer, maak langere afstanden
300 34, 19 | langere afstanden tussen onze reizen." En zij deden zich
301 34, 26 | 26. Zeg: "Onze Heer zal ons allen tezamen
302 34, 37 | uw kinderen kunnen u tot Onze nabijheid brengen, maar
303 34, 38 | 38. En zij, die Onze woorden trachten krachteloos
304 34, 41 | Glorie zij U! Gij zijt onze Vriend, niet zij. Neen,
305 34, 43 | 43. En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen
306 35, 34 | van ons heeft weggenomen. Onze Heer is voorzeker Vergevensgezind;
307 35, 37 | in schreeuwen, zeggende: "Onze Heer, haal ons er uit, wij
308 36, 16 | 16. Zij zeiden: "Onze Heer weet dat wij inderdaad
309 36, 44 | 44. Dan door Onze barmhartigheid en als tijdelijk
310 36, 52 | wee ons, wie heeft ons van onze slaapplaatgen gewekt? Dit
311 36, 71 | dat onder de dingen die Onze handen gemaakt hebben, Wij
312 37, 17 | 17. En onze voorvaderen ook?" ~
313 37, 31 | 31. Nu is het woord van onze Heer omtrent ons werkelijkheid
314 37, 36 | En zeiden: "Zullen wij onze Goden voor die waanzinnige
315 37, 59 | 59. Na onze eerste dood, noch worden
316 37, 122| Voorwaar zij behoorden tot Onze gelovige dienaren. ~
317 37, 171| waarlijk, Ons woord aangaande Onze dienaren, de boodschappers,
318 37, 173| 173. En Onze schare is gewis overwinnaar. ~
319 37, 176| 176. Willen zij dan Onze straf verhaasten? ~
320 38, 16 | 16. Zij zeggen: "Onze Heer, geef ons spoedig ons
321 38, 17 | hetgeen zij zeggen en gedenk onze dienaar David, heer van
322 38, 39 | 39. Wij zeiden: "Dit is Onze gave. Wees vrijgevig of
323 38, 41 | 41. Herinnert u Onze dienaar Job, toen hij tot
324 38, 45 | 45. En gedenk Onze dienaren Abraham, Izaak
325 38, 47 | En waarlijk, zij zijn in Onze ogen de uitverkorenen en
326 38, 54 | 54. Voorwaar dit is Onze voorziening die nooit uitgeput
327 38, 61 | 61. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, wie dit voor ons bereid
328 38, 63 | onrechte bespot of zien onze ogen hen niet?" ~
329 39, 49 | Ons aan. Als Wij hem dan Onze gunst bewijzen zegt hij: "
330 40, 7 | de gelovigen, zeggende: "Onze Heer, Gij omvat alle dingen
331 40, 8 | 8. Onze Heer, en doe hen de tuinen
332 40, 11 | 11. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, Gij deedt ons tweemaal
333 40, 11 | teruggeroepen en wij bekennen onze zonden. Is er nu een uitweg?" ~
334 40, 23 | En Wij zonden Mozes met Onze tekenen en een duidelijk
335 40, 43 | het Hiernamaals; voorwaar, onze terugkeer is tot Allah,
336 40, 49 | Bidt uw Heer, een dag van onze straf te verlichten." ~
337 40, 51 | 51. Voorwaar, Wij helpen Onze boodschappers en de gelovigen
338 40, 70 | Boek en hetgeen waarmee Wij Onze boodschappers zonden, verloochenden,
339 40, 84 | 84. En toen zij Onze straf zagen zeiden zij: "
340 40, 85 | 85. Maar nadat zij Onze straf hadden gezien kon
341 41, 5 | 5. Zij zeggen: "Onze harten zijn gesluierd voor
342 41, 5 | roept en er is doofheid in onze oren en tussen u en ons
343 41, 14 | Allah", zeiden zij: "Als onze Heer het had gewild, zou
344 41, 15 | dan zij? Doch zij plachten Onze tekenen te verwerpen. ~
345 41, 28 | een vergelding, omdat zij Onze tekenen niet erkenden. ~
346 41, 29 | ongelovigen zullen zeggen: "Onze Heer, toon ons degenen der
347 41, 29 | dwalen, opdat wij hen onder onze voeten mogen plaatsen zodat
348 41, 30 | Voorzeker zij, die zeggen: "Onze Heer is Allah," en daarin
349 41, 40 | 40. Voorzeker, zij die Onze tekenen verdraaien zijn
350 41, 53 | 53. Weldra zullen Wij hun Onze tekenen in henzelf en over
351 42, 15 | u te handelen. Allah is onze Heer en uw Heer. Aan ons
352 42, 15 | Heer en uw Heer. Aan ons onze werken en aan u uw werken.
353 42, 48 | waarlijk, wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid betuigen,
354 43, 13 | Glorie zij Hem, Die dit in onze dienst heeft gesteld want
355 43, 14 | voorzeker wij moeten tot onze Heer wederkeren." ~
356 43, 22 | zij zeggen: "Wij zagen onze vaderen een godsdienst volgen
357 43, 23 | hiervan zeiden: "Wij zagen onze vaderen een godsdienst volgen,
358 43, 45 | 45. En vraagt aan Onze boodschappers die Wij vóór
359 43, 46 | 46. Wij zonden Mozes met Onze tekenen naar Pharao en zijn
360 43, 47 | 47. Maar toen hij met Onze tekenen tot hen kwam, ziet,
361 43, 58 | 58. En zij roepen: "Zijn onze goden beter of is hij beter?"
362 43, 59 | dan een dienaar wie Wij Onze gunst schonken en Wij stelden
363 43, 69 | 69. Die in Onze tekenen geloofdet en onderdanig
364 43, 80 | beraadslaging niet horen? Ja zeker! Onze boodschappers bij hen schrijven
365 44, 12 | 12. "Onze Heer, neem de marteling
366 44, 35 | 35. "Het is slechts onze enige dood want wij zullen
367 44, 36 | 36. Breng onze voorvaderen dan terug indien
368 45, 9 | En die, wanneer hij van Onze tekenen kennis krijgt er
369 45, 25 | 25. En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen
370 45, 25 | enige tegenwerping: "Brengt onze vaderen terug, als gij de
371 46, 7 | 7. En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen
372 46, 13 | Voorwaar, zij, die zeggen: "Onze Heer is Allah", en dan standvastig
373 46, 22 | tot ons gekomen om ons van onze goden afvallig te maken?
374 46, 34 | antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "
375 48, 11 | achterbleven, zullen tot u zeggen: "Onze bezittingen en onze gezinnen
376 48, 11 | zeggen: "Onze bezittingen en onze gezinnen hielden ons bezig (
377 50, 11 | 11. Als voorziening voor Onze dienaren en Wij verkwikken
378 50, 27 | metgezel zal zeggen: "O, onze Heer, ik maakte hem niet
379 51, 47 | Wij bouwden de hemel door Onze macht en waarlijk Wij zin
380 52, 26 | vreesden wij ter wille van onze families. ~
381 52, 48 | Heer. want gij zijt onder Onze ogen en verheerlijk uw Heer
382 54, 9 | Noach, zij verloochenden Onze dienaar en zeiden: "Een
383 54, 14 | 14. Het dreef onder Onze ogen voort als een beloning
384 54, 36 | Lot had hen inderdaad voor Onze straf gewaarschuwd doch
385 54, 42 | 42. Zij verwierpen al Onze tekenen, daarom grepen Wij
386 56, 48 | 48. En ook onze voorvaderen?" ~
387 57, 19 | ontvangen. Maar zij die Onze boodschappen verwierpen
388 57, 25 | 25. Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke
389 57, 27 | 27. Dan deden Wij Onze boodschappers in hun voetsporen
390 59, 10 | na hen kwamen, zeggen: "Onze Heer, vergeef ons en onze
391 59, 10 | Onze Heer, vergeef ons en onze broeders, die ons voorafgingen
392 59, 10 | blijven tegen de gelovigen. Onze Heer! Gij zijt inderdaad
393 60, 4 | Allah ten uwen behoeve. - Onze Heer, in U stellen wij ons
394 60, 5 | 5. Onze Heer, maak ons niet tot
395 64, 10 | 10. Maar wie Onze tekenen verwerpen en loochenen,
396 64, 12 | u afwendt dan berust op Onze boodschapper alleen, de
397 66, 8 | uitgaan. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, volmaak ons licht
398 66, 12 | bewaarde; Toen ademden Wij haar Onze geest in - zij geloofde
399 68, 15 | 15. Wanneer Onze woorden aan hem worden voorgedragen,
400 68, 29 | zij uit: "Glorie zij U, onze Heer! Voorzeker wij waren
401 68, 32 | 32. Het kan zijn dat onze Heer ons een betere tuin
402 68, 32 | geven, wij wenden ons tot onze Heer." ~
403 69, 44 | indien hij enige woorden in Onze naam had uitgedacht, ~
404 72, 2 | zullen stellig niemand met onze Heer vereenzelvigen. ~
405 72, 3 | 3. En de Majesteit van onze Heer is hoog verheven. Hij
406 74, 16 | hij was vijandig tegenover Onze boodschappen. ~
407 76, 10 | 10. Wij vrezen van onze Heer een moeilijke en drukkende
408 78, 28 | 28. En verwierpen Onze tekenen geheel. ~
409 79, 10 | Zullen wij werkelijk tot onze vroegere toestand worden
410 83, 13 | 13. Die zegt, als Onze woorden aan hem worden voorgedragen: "
411 90, 19 | 19. Maar zij, die niet in Onze tekenen geloven zullen aan
412 96, 10 | 10. Wanneer onze dienaar bidt? ~
413 96, 18 | 18. Wij zullen ook Onze wachters bijeen brengen. ~
|