Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
onwillig 2
onwrikbaar 1
onwrikbare 1
onze 413
onzedelijk 1
onzedelijkheid 2
onzekerheid 1
Frequency    [«  »]
471 dag
461 volk
434 aarde
413 onze
395 wanneer
392 o
388 zeggen

Koran

IntraText - Concordances

onze

                                                  bold = Main text
    Sura, Verse                                   grey = Comment text
1 Voo | inhoud van de Heilige Koran. ~Onze medewerkers~Voordat wij 2 Voo | voorwoord beëindigen, willen wij onze Nederlandse medewerkers 3 Voo | Nederlandse medewerkers onze hartelijke dank betuigen. 4 2, 23 | omtrent hetgeen Wij aan Onze dienaar hebben geopenbaard, 5 2, 39 | zij, die niet geloven en Onze tekenen verloochenen, zullen 6 2, 128| onderdanig zij. En toon ons onze wijzen van aanbidding en 7 2, 139| terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor ons zijn 8 2, 139| Heer is? En voor ons zijn onze werken en voor u uw werken. 9 2, 151| boodschapper hebben gezonden, die u Onze tekenen verkondigt, u zuivert, 10 2, 170| datgene volgen, wat wij onze vaderen zagen volgen". Zelfs 11 2, 200| zijn mensen, die zeggen: "Onze Heer, schenk ons (veel) 12 2, 201| Sommigen hunner zeggen: "Onze Heer, schenk ons het goede 13 2, 246| onthouden, wanneer wij van onze huizen en onze kinderen 14 2, 246| wanneer wij van onze huizen en onze kinderen zijn verdreven?" 15 2, 250| ontmoeten, zeiden zij: "Onze Heer, stort geduld over 16 2, 250| geduld over ons uit en maak onze voetstappen vast en help 17 2, 285| vergiffenis en tot U is (onze) terugkeer." ~ 18 2, 286| is ook wat zij verdient. "Onze Heer, straf ons niet als 19 2, 286| vóór ons waren hebt belast; onze Heer belast ons niet met 20 2, 286| hebben (het te dragen), wis onze fouten uit en schenk ons 21 2, 286| ons barmhartig; Gij zijt onze Meester, help ons daarom 22 3, 7 | er in; het geheel is van onze Heer"; en niemand trekt 23 3, 8 | 8. "Onze Heer, laat ons hart niet 24 3, 9 | 9. Onze Heer, Gij zijt het, Die 25 3, 11 | waren. Zij verloochenden Onze tekenen, dus strafte Allah 26 3, 16 | 16. Hen die zeggen: "Onze Heer, voorzeker hebben wij 27 3, 16 | geloofd, vergeef ons daarom onze zonden en red ons van de 28 3, 53 | 53. "Onze Heer, wij geloven in hetgeen 29 3, 61 | zeg dan: "Kom, laat ons onze kinderen en uw kinderen 30 3, 61 | kinderen en uw kinderen en onze vrouwen en uw vrouwen en 31 3, 118| nog erger. Wij hebben u onze geboden duidelijk gemaakt, 32 3, 147| hun woord was slechts: "Onze Heer, vergeef ons onze zonden 33 3, 147| Onze Heer, vergeef ons onze zonden en de buitensporigheden 34 3, 154| zeggen: "Als de zaak in onze handen was geweest zouden 35 3, 191| en der aarde, zeggende: "Onze Heer, Gij hebt dit niet 36 3, 192| 192. Onze Heer, wie Gij het Vuur doet 37 3, 193| 193. Onze Heer, wij hebben een prediker 38 3, 193| en wij hebben geloofd. Onze Heer, vergeef ons daarom 39 3, 193| Heer, vergeef ons daarom onze zonden en bedek onze zwakheden 40 3, 193| daarom onze zonden en bedek onze zwakheden en doe ons sterven 41 3, 194| 194. Onze Heer, schenk ons hetgeen 42 4, 56 | 56. Gewis, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen 43 4, 75 | kinderen - die zeggen: "Onze Heer, neem ons uit deze 44 4, 77 | nog erger en zij zeggen: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons 45 4, 155| profeten en omdat ze zeggen: "Onze harten zijn gesluierd" - 46 5, 10 | degenen, die niet geloven en Onze tekenen verwerpen, zullen 47 5, 15 | O, mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen, 48 5, 19 | gij mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen 49 5, 32 | geschonken. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met 50 5, 83 | hebben herkend. Zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Reken 51 5, 84 | gekomen geloven en begeren dat onze Heer ons onder de rechtvaardige 52 5, 86 | Maar de ongelovigen die Onze tekenen verloochenen zullen 53 5, 92 | afwendt, weet dan, dat op Onze boodschapper slechts het 54 5, 104| ons is datgene waarin wij onze vaderen zagen geloven, voldoende." 55 5, 114| Maria, zeide: "O Allah, onze Heer, zend ons een (met 56 6, 23 | zij zeggen: "Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren." ~ 57 6, 27 | zouden wij de tekenen van onze Heer niet meer verloochenen 58 6, 30 | antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: " 59 6, 31 | hebben wroeging, vanwege onze tekortkoming hierin." En 60 6, 34 | waren verloochend; totdat onze hulp tot hen kwam. Er is 61 6, 39 | 39. Zij, die Onze tekenen verloochenen, zijn 62 6, 43 | verootmoedigden zij zich niet toen Onze straf over hen kwam? Maar 63 6, 49 | 49. En degenen, die Onze tekenen verloochenen, hen 64 6, 54 | Wanneer degenen die in Onze tekenen geloven, tot u komen, 65 6, 61 | dood tot een uwer komt, Onze boodschappers zijn ziel 66 6, 68 | Wanneer gij degenen ziet, die Onze tekenen bespotten, wendt 67 6, 83 | 83. En dit is onze bewijsgrond die Wij Abraham 68 6, 128| de mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander 69 6, 136| voor Allah en dit is voor onze goden," zoals zij het zich 70 6, 139| is, is uitsluitend voor onze mannen en is onze vrouwen 71 6, 139| uitsluitend voor onze mannen en is onze vrouwen verboden, maar als 72 6, 148| had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderij bedreven, 73 6, 148| vóór hen waren, totdat zij Onze straf ondergingen. Zeg: " 74 6, 150| neigingen van degenen die Onze tekenen verloochenen en 75 6, 157| zullen degenen, die zich van Onze tekenen afwenden met een 76 7, 4 | steden hebben Wij vernietigd! Onze straf overviel hen gedurende 77 7, 5 | 5. Toen Onze Straf over hen kwam, was 78 7, 9 | omdat zij ten opzichte van Onze tekenen onrechtvaardig waren. ~ 79 7, 23 | 23. Zij antwoordden: "Onze Heer, wij hebben onszelf 80 7, 28 | zeggen zij: "Wij zagen dit onze vaderen doen en Allah heeft 81 7, 36 | 36. Maar zij, die Onze tekenen verloochenen en 82 7, 37 | zoals het verordend is, als Onze boodschappers hen zullen 83 7, 38 | eersten hunner zullen zeggen: "Onze Heer, dezen deden ons dwalen, 84 7, 40 | Voorzeker, voor hen die Onze tekenen verloochenen en 85 7, 43 | vinden. De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad 86 7, 44 | bevonden waar te zijn, wat onze Heer ons beloofde. Hebt 87 7, 47 | gericht, zullen zij zeggen: "Onze Heer, plaats ons niet onder 88 7, 51 | dag vergaten en zoals zij Onze tekenen verwierpen. ~ 89 7, 53 | zeggen: "De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad 90 7, 64 | verdronken degenen, die Onze tekenen verwierpen. Zij 91 7, 70 | aanbidden en de goden die onze vaderen aanbaden zullen 92 7, 72 | die met hem waren door Onze barmhartigheid en Wij sneden 93 7, 72 | levenswortel af van degenen die Onze tekenen verloochenden. En 94 7, 88 | gelovigen met u zeker uit onze stad verdrijven tenzij gij 95 7, 88 | verdrijven tenzij gij tot onze godsdienst terugkeert." 96 7, 89 | behalve, wanneer Allah, onze Heer, dit zou willen. Onze 97 7, 89 | onze Heer, dit zou willen. Onze Heer omvat alle dingen in 98 7, 89 | gelegd. Oordeel daarom, onze Heer, tussen ons en ons 99 7, 95 | Lijden en geluk wedervoeren onze vaderen ook." Dan grepen 100 7, 96 | maar zij verloochenden (onze profeet); daarom grepen 101 7, 97 | veilig voor de komst van Onze straf over hen, 's nachts, 102 7, 98 | dezer steden veilig voor Onze straf die over hen zou kunnen 103 7, 103| boodschappers) Mozes met Onze tekenen naar Pharao en zijn 104 7, 125| Wij zullen voorzeker naar onze Heer terugkeren." ~ 105 7, 126| omdat wij in de tekenen van onze Heer hebben geloofd toen 106 7, 126| zij ons getoond werden. Onze Heer, stort standvastigheid 107 7, 136| verdronken hen in zee, omdat zij Onze tekenen verloochenden en 108 7, 143| 143. En toen Mozes op Onze vastgestelde tijd kwam en 109 7, 146| inslaan. Dat komt, omdat zij Onze tekenen verloochenden en 110 7, 147| 147. En zij, die Onze tekenen en de laatste Ontmoeting 111 7, 149| hadden, zeiden zij: "Als onze Heer ons geen barmhartigheid 112 7, 155| 155. En Mozes koos voor Onze ontmoeting zeventig mannen 113 7, 155| leidt wie Gij wilt. Gij zijt onze Beschermer , vergeef one 114 7, 156| betalen en voor hen die in Onze tekenen geloven." ~ 115 7, 161| en zegt: 'God, verlicht onze last', en gaat de poort 116 7, 173| zeggen: "Het waren alleen onze vaderen die afgoderij bedreven 117 7, 175| verhaal van de man die Wij Onze tekenen gaven, maar hij 118 7, 176| geval van de mensen, die Onze tekenen verloochenen. Vertel 119 7, 177| toestand van een volk dat Onze tekenen verloochent, het 120 7, 182| 182. En degenen, die Onze tekenen verwerpen zullen 121 8, 31 | 31. En wanneer Onze verzen worden voorgelezen 122 8, 41 | gelooft en in hetgeen Wij aan Onze dienaar op de dag der onderscheiding 123 9, 50 | zij: "Wij hadden inderdaad onze voorzorgen genomen." En 124 9, 51 | heeft verordend. Hij is onze Beschermer. En in Allah 125 9, 52 | opleggen van Hemzelf of door onze handen. Wacht daarom, wij 126 10, 7 | degenen, die onoplettend op Onze tekenen zijn, ~ 127 10, 15 | 15. En wanneer hun Onze duidelijke tekenen worden 128 10, 18 | zij zeggen: "Dezen zijn onze bemiddelaars bij Allah." 129 10, 21 | zie! zij beginnen tegen Onze tekenen plannen te smeden. 130 10, 21 | van plannen." Voorzeker Onze boodschappers schrijven 131 10, 73 | terwijl Wij degenen die Onze tekenen verloochenden lieten 132 10, 75 | na hen Mozes en Aäron met Onze tekenen naar Pharao en zijn 133 10, 78 | afwenden van hetgeen wij onze vaderen zagen volgen zodat 134 10, 85 | ons vertrouwen in Allah: Onze Heer, maak ons niet tot 135 10, 88 | 88. En Mozes zeide: "Onze Heer, Gij hebt Pharao en 136 10, 88 | leven geschonken, zodat zij, Onze Heer, van Uw pad afleiden. 137 10, 88 | Heer, van Uw pad afleiden. Onze Heer, vernietig hun bezittingen 138 10, 92 | achteloos ten opzichte van Onze tekenen. ~ 139 10, 103| 103. Dan redden Wij Onze boodschappers en de gelovigen. 140 11, 9 | 9. Wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid doen smaken 141 11, 37 | 37. En bouw de ark voor Onze ogen en volgens Onze voorschriften 142 11, 37 | voor Onze ogen en volgens Onze voorschriften op. En roep 143 11, 48 | dan af (uit de ark) met Onze vrede en met zegeningen 144 11, 53 | bewijs gebracht en wij zullen onze Goden niet in de steek laten, 145 11, 58 | gelovigen met hem, door Onze barmhartigheid. En Wij bevrijdden 146 11, 62 | zeiden: "O Salih, gij waart onze hoop. Verbiedt gij ons datgene 147 11, 62 | datgene te aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En wij 148 11, 66 | met hem de gelovigen door Onze barmhartigheid en Wij redden 149 11, 69 | 69. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met 150 11, 77 | 77. En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen 151 11, 87 | uw gebed, dat wij hetgeen onze vaderen aanbaden, zouden 152 11, 94 | met hem de gelovigen door Onze barmhartigheid en kastijding 153 11, 96 | zonden Mozes voorzeker met Onze tekenen en duidelijk gezag, ~ 154 12, 8 | Jozef en zijn broeder zijn onze vader liever dan wij, ofschoon 155 12, 8 | sterke groep zijn. Voorzeker, onze vader dwaalt openlijk." ~ 156 12, 11 | 11. Zij zeiden: "O, onze vader, waarom vertrouwt 157 12, 17 | 17. En zeiden: "O, onze vader, wij hielden een wedloop 158 12, 17 | wedloop en lieten Jozef met onze goederen achter en de wolf 159 12, 56 | ook wilde. Wij schenken Onze barmhartigheid aan wie Ons 160 12, 63 | terugkeerden, zeiden zij: "Onze vader, een (verdere) maat 161 12, 63 | ons ontzegd, zend daarom onze broeder met ons mede, opdat 162 12, 63 | met ons mede, opdat wij onze maat (koren) mogen verkrijgen 163 12, 65 | teruggegeven. Zij riepen uit: "O, onze vader, wat kunnen wij meer 164 12, 65 | zullen (nogmaals) koren voor onze familie halen en op onze 165 12, 65 | onze familie halen en op onze broeder passen en wij zullen 166 12, 81 | uw vader terug en zegt: 'Onze vader uw zoon heeft gestolen 167 12, 88 | Aziez, armoede heeft ons en onze familie getroffen en wij 168 12, 97 | 97. Zij antwoordden: "O, onze vader, vraag voor ons vergiffenis 169 12, 97 | voor ons vergiffenis voor onze zonden: wij zijn inderdaad 170 12, 110| leugenaars verden gehouden, Onze hulp tot hen kwam en dan 171 12, 110| gered, wie Ons behaagde. En Onze kastijding wordt van een 172 14, 5 | En Wij zonden Mozes met Onze tekenen, zeggende: "Breng 173 14, 10 | afkerig te maken van hetgeen onze vaderen aanbaden. Brengt 174 14, 12 | vertrouwen wanneer Hij ons onze wegen heeft getoond? En 175 14, 13 | verdrijven, tenzij gij tot onze godsdienst wederkeert." 176 14, 37 | 37. "Onze Heer, ik heb sommige van 177 14, 37 | huis (de Kabah) gevestigd, onze Heer, opdat zij het gebed 178 14, 38 | 38. "Onze Heer, Gij weet voorzeker 179 14, 40 | onderhouders van het gebed. Onze Heer, aanvaard mijn gebed." ~ 180 14, 41 | 41. "Onze Heer, vergeef mij en mijn 181 14, 44 | onrechtvaardigen zeggen: "Onze Heer, schenk ons uitstel 182 15, 15 | zouden zij zeker zeggen: "Onze ogen zijn slechts beneveld; 183 15, 81 | 81. En Wij gaven hun Onze tekenen, maar zij keerden 184 16, 35 | hebben aanbeden, wij noch onze vaderen; noch zouden wij 185 16, 86 | zien, zullen zij zeggen: "Onze Heer, dezen zijn onze goden, 186 16, 86 | Onze Heer, dezen zijn onze goden, die wij buiten u 187 17, 5 | bedreigingen kwam, zonden Wij Onze dienaren, toegerust met 188 17, 20 | genen - verstrekken Wij onze gaven. De gaven van uw Heer 189 17, 77 | 77. (Dit was Onze) handelwijze met Onze boodschappers 190 17, 77 | was Onze) handelwijze met Onze boodschappers die Wij vóór 191 17, 77 | geen verandering vinden in Onze wijze van handelen. ~ 192 17, 98 | hun vergelding, daar zij Onze woorden verwierpen en zeiden: " 193 17, 108| En zeggen: "Glorie zij onze Heer. De belofte van onze 194 17, 108| onze Heer. De belofte van onze Heer moest worden vervuld." ~ 195 18, 9 | Inscriptie geen wonder onder Onze tekenen waren? ~ 196 18, 10 | de Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade 197 18, 10 | naar vrede en voorspoed uit onze beproeving." ~ 198 18, 14 | zij opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen 199 18, 62 | heeft ons bevangen, vanwege onze reis." ~ 200 18, 65 | Onzer dienaren, aan wie Wij Onze barmhartigheid hadden bewezen 201 18, 65 | hadden bewezen en wie Wij van Onze kennis hadden geschonken. ~ 202 19, 17 | blikken onttrok, zonden Wij Onze Geest tot haar en hij verscheen 203 19, 50 | 50. En Wij schonken hun Onze barmhartigheid en een verheven 204 19, 53 | En Wij schonken hem, door Onze barmhartigheid zijn broeder 205 19, 63 | Wij als erfenis geven aan Onze dienaren, die rechtvaardig 206 19, 73 | 73. En wanneer Onze duidelijke tekenen aan hen 207 19, 77 | Hebt gij hem dan gezien die Onze tekenen verwerpt en zegt: " 208 20, 23 | 23. "Opdat Wij u Onze grotere tekenen mogen tonen." ~ 209 20, 45 | 45. Zij antwoordden: "Onze Heer, wij vrezen dat hij 210 20, 50 | 50. Hij antwoordde: "Onze Heer is Hij, Die aan alles 211 20, 56 | En Wij toonden (Pharao) Onze tekenen, doch hij loochende 212 20, 73 | Voorzeker, wij hebben geloofd in onze Heer opdat Hij ons onze 213 20, 73 | onze Heer opdat Hij ons onze zonden en de tovenarij die 214 20, 87 | niet uit eigen beweging onze belofte aan u gebroken, 215 20, 126| zal zeggen: "Aldus kwamen Onze tekenen tot u en gij hebt 216 20, 134| ongetwijfeld hebben gezegd: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons 217 21, 9 | Aldus vervulden Wij aan hen Onze belofte, en Wij redden hen 218 21, 12 | 12. En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen 219 21, 53 | Antwoordden zij: "Wij vonden dat onze vaderen deze aanbaden." ~ 220 21, 59 | zeiden zij: "Wie heeft dit onze Goden aangedaan? Voorwaar, 221 21, 62 | Zij vroegen: "Hebt gij dit onze Goden aangedaan, o Abraham?" ~ 222 21, 75 | 75. En Wij namen hem in Onze barmhartigheid op, want 223 21, 77 | hem bij tegen degenen die Onze tekenen verloochenden. Zij 224 21, 86 | En Wij namen hen op in Onze genade want zij behoorden 225 21, 91 | bewaarde; Wij bliezen haar Onze geest in en Wij maakten 226 21, 112| oordeel in waarheid." En "Onze Heer is de Barmhartige Wiens 227 22, 40 | alleen omdat zij zeiden: "Onze Heer is Allah." - En indien 228 22, 51 | Doch degenen die trachten Onze woorden krachteloos te maken, 229 22, 57 | Doch die niet geloven en Onze tekenen verloochenen zullen 230 22, 72 | 72. En wanneer Onze duidelijke tekenen aan hen 231 22, 72 | zouden zij degenen, die Onze tekenen aan hen verhalen, 232 22, 78 | voorheen en in dit Boek, opdat Onze boodschapper getuige over 233 23, 24 | een boodschapper) onder onze voorvaderen gehoord. ~ 234 23, 27 | hem: "Bouw de Ark onder Onze ogen en in overeenstemming 235 23, 27 | en in overeenstemming met Onze openbaring. En wanneer Ons 236 23, 44 | 44. Dan zonden Wij Onze boodschappers de een na 237 23, 45 | en zijn broeder Aäron met Onze tekenen en een duidelijk 238 23, 47 | gelijk terwigl hun volk onze slaaf is?" ~ 239 23, 83 | 83. "Dit werd ons en onze voorvaderen ook beloofd 240 23, 106| Zij zullen antwoorden: "O, onze Heer onze tegenspoed heeft 241 23, 106| antwoorden: "O, onze Heer onze tegenspoed heeft ons overweldigd 242 23, 107| 107. Onze Heer, neem ons daaruit; 243 23, 109| dat placht te zeggen: "O, onze Heer, wij hebben geloofd, 244 25, 21 | 21. Zij die Onze ontmoeting niet verwachten 245 25, 21 | nedergezonden? of waarom kunnen wij onze Heer niet zien?" Voorzeker, 246 25, 36 | samen naar het volk dat Onze Tekenen verloochent." Daarna 247 25, 42 | ons inderdaad bijna van onze Goden doen afdwalen, als 248 25, 49 | ook als drank geven aan Onze schepping - aan vee en mensen 249 25, 65 | 65. Terwijl zij zeggen:"Onze Heer, wend de straf der 250 25, 74 | 74. En zij die zeggen: "Onze Heer, maak onze echtgenoten 251 25, 74 | zeggen: "Onze Heer, maak onze echtgenoten en kinderen 252 26, 15 | geen geval, gaat dan met Onze tekenen; Wij zijn met u 253 26, 50 | wij zullen voorzeker tot onze Heer terugkeren. ~ 254 26, 51 | 51. Wij hopen dat onze Heer ons onze zonden zal 255 26, 51 | hopen dat onze Heer ons onze zonden zal vergeven, want 256 26, 71 | Zeiden zij: "Wij aanbidden (onze) goden en wij zullen hun 257 26, 74 | antwoordden: "Maar wij vonden dat onze vaderen hetzelfde deden." ~ 258 26, 204| 204. Vragen zij dan Onze straf te verhaasten?" ~ 259 27, 13 | 13. Maar toen Onze verlichtende tekenen tot 260 27, 67 | Zullen wij wanneer wij en onze vaderen tot stof zijn geworden 261 27, 68 | mede gedreigd, - ons en onze voorvaderen; dit zijn niets 262 27, 81 | alleen hen doen horen die in Onze tekenen willen geloven en 263 27, 82 | omdat de mensen niet in Onze tekenen geloven. ~ 264 27, 83 | degenen zullen verzamelen die Onze tekenen loochenden, zullen 265 27, 84 | zal Hij zeggen: "Hebt gij Onze tekenen geloochend voordat 266 28, 23 | hun kudden terugnemen want onze vader is een zeer oude man." ~ 267 28, 35 | zullen kunnen bereiken. Door Onze tekenen zult gij beiden 268 28, 36 | 36. En toen Mozes met Onze duidelijke tekenen tot hen 269 28, 36 | van iets dergelijks onder onze voorvaderen." ~ 270 28, 45 | het volk van Midian, die Onze tekenen aan hen voordroeg, 271 28, 47 | mogen zij niet meer zeggen: "Onze Heer, waarom zondt Gij ons 272 28, 53 | het is de Waarheid van onze Heer. Inderdaad, wij hadden 273 28, 55 | van af en zeggen: "Aan ons onze werken en aan u uw werken. 274 28, 63 | worden, zullen zeggen: "Onze Heer, dit zijn degenen die 275 28, 63 | wij dwaalden. Wij betuigen onze onschuld aan U. Wij waren 276 28, 65 | antwoord gaaft gij (aan Onze) boodschappers?" ~ 277 29, 12 | tot de gelovigen: "Volgt onze weg, wij zullen uw zonden 278 29, 31 | 31. En toen onze boodschappers Abraham het 279 29, 33 | 33. En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen 280 29, 46 | hetgeen u is geopenbaard; en onze God en uw God is Eén; en 281 29, 47 | alleen de ondankbaren die Onze tekenen verwerpen. ~ 282 29, 49 | onrechtvaardigen verwerpen Onze tekenen. ~ 283 29, 69 | Wij zullen hen zeker op Onze wegen leiden. Voorwaar, 284 30, 16 | zij die niet geloofden en Onze tekenen en de ontmoeting 285 30, 47 | die zondigden. En het was Onze plicht de gelovigen te helpen. ~ 286 30, 53 | diegene doen horen die in Onze tekenen zouden willen geloven, 287 31, 7 | 7. En wanneer Onze woorden aan hem worden voorgedragen, 288 31, 21 | zullen datgene volgen wat wij onze vaderen zagen volgen." Zelfs 289 31, 32 | En niemand verloochent Onze tekenen behalve de trouweloze, 290 32, 12 | voor hun Heer, zeggende: "Onze Heer, wij hebben gezien 291 32, 15 | Slechts zij geloven in Onze tekenen, die, wanneer zij 292 32, 24 | standvastig waren en in Onze woorden een hecht geloof 293 33, 13 | van de Profeet, zeggende: "Onze huizen staan aan de vijand 294 33, 67 | En zij zullen zeggen: "Onze Heer, wij gehoorzaamden 295 33, 67 | Heer, wij gehoorzaamden onze leiders en onze grote mannen 296 33, 67 | gehoorzaamden onze leiders en onze grote mannen maar zij deden 297 33, 68 | 68. Onze Heer, geef hun een dubbele 298 34, 5 | 5. Maar zij die Onze woorden trachten te verijdelen, 299 34, 19 | 19. Maar zij zeiden: "Onze Heer, maak langere afstanden 300 34, 19 | langere afstanden tussen onze reizen." En zij deden zich 301 34, 26 | 26. Zeg: "Onze Heer zal ons allen tezamen 302 34, 37 | uw kinderen kunnen u tot Onze nabijheid brengen, maar 303 34, 38 | 38. En zij, die Onze woorden trachten krachteloos 304 34, 41 | Glorie zij U! Gij zijt onze Vriend, niet zij. Neen, 305 34, 43 | 43. En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen 306 35, 34 | van ons heeft weggenomen. Onze Heer is voorzeker Vergevensgezind; 307 35, 37 | in schreeuwen, zeggende: "Onze Heer, haal ons er uit, wij 308 36, 16 | 16. Zij zeiden: "Onze Heer weet dat wij inderdaad 309 36, 44 | 44. Dan door Onze barmhartigheid en als tijdelijk 310 36, 52 | wee ons, wie heeft ons van onze slaapplaatgen gewekt? Dit 311 36, 71 | dat onder de dingen die Onze handen gemaakt hebben, Wij 312 37, 17 | 17. En onze voorvaderen ook?" ~ 313 37, 31 | 31. Nu is het woord van onze Heer omtrent ons werkelijkheid 314 37, 36 | En zeiden: "Zullen wij onze Goden voor die waanzinnige 315 37, 59 | 59. Na onze eerste dood, noch worden 316 37, 122| Voorwaar zij behoorden tot Onze gelovige dienaren. ~ 317 37, 171| waarlijk, Ons woord aangaande Onze dienaren, de boodschappers, 318 37, 173| 173. En Onze schare is gewis overwinnaar. ~ 319 37, 176| 176. Willen zij dan Onze straf verhaasten? ~ 320 38, 16 | 16. Zij zeggen: "Onze Heer, geef ons spoedig ons 321 38, 17 | hetgeen zij zeggen en gedenk onze dienaar David, heer van 322 38, 39 | 39. Wij zeiden: "Dit is Onze gave. Wees vrijgevig of 323 38, 41 | 41. Herinnert u Onze dienaar Job, toen hij tot 324 38, 45 | 45. En gedenk Onze dienaren Abraham, Izaak 325 38, 47 | En waarlijk, zij zijn in Onze ogen de uitverkorenen en 326 38, 54 | 54. Voorwaar dit is Onze voorziening die nooit uitgeput 327 38, 61 | 61. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, wie dit voor ons bereid 328 38, 63 | onrechte bespot of zien onze ogen hen niet?" ~ 329 39, 49 | Ons aan. Als Wij hem dan Onze gunst bewijzen zegt hij: " 330 40, 7 | de gelovigen, zeggende: "Onze Heer, Gij omvat alle dingen 331 40, 8 | 8. Onze Heer, en doe hen de tuinen 332 40, 11 | 11. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, Gij deedt ons tweemaal 333 40, 11 | teruggeroepen en wij bekennen onze zonden. Is er nu een uitweg?" ~ 334 40, 23 | En Wij zonden Mozes met Onze tekenen en een duidelijk 335 40, 43 | het Hiernamaals; voorwaar, onze terugkeer is tot Allah, 336 40, 49 | Bidt uw Heer, een dag van onze straf te verlichten." ~ 337 40, 51 | 51. Voorwaar, Wij helpen Onze boodschappers en de gelovigen 338 40, 70 | Boek en hetgeen waarmee Wij Onze boodschappers zonden, verloochenden, 339 40, 84 | 84. En toen zij Onze straf zagen zeiden zij: " 340 40, 85 | 85. Maar nadat zij Onze straf hadden gezien kon 341 41, 5 | 5. Zij zeggen: "Onze harten zijn gesluierd voor 342 41, 5 | roept en er is doofheid in onze oren en tussen u en ons 343 41, 14 | Allah", zeiden zij: "Als onze Heer het had gewild, zou 344 41, 15 | dan zij? Doch zij plachten Onze tekenen te verwerpen. ~ 345 41, 28 | een vergelding, omdat zij Onze tekenen niet erkenden. ~ 346 41, 29 | ongelovigen zullen zeggen: "Onze Heer, toon ons degenen der 347 41, 29 | dwalen, opdat wij hen onder onze voeten mogen plaatsen zodat 348 41, 30 | Voorzeker zij, die zeggen: "Onze Heer is Allah," en daarin 349 41, 40 | 40. Voorzeker, zij die Onze tekenen verdraaien zijn 350 41, 53 | 53. Weldra zullen Wij hun Onze tekenen in henzelf en over 351 42, 15 | u te handelen. Allah is onze Heer en uw Heer. Aan ons 352 42, 15 | Heer en uw Heer. Aan ons onze werken en aan u uw werken. 353 42, 48 | waarlijk, wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid betuigen, 354 43, 13 | Glorie zij Hem, Die dit in onze dienst heeft gesteld want 355 43, 14 | voorzeker wij moeten tot onze Heer wederkeren." ~ 356 43, 22 | zij zeggen: "Wij zagen onze vaderen een godsdienst volgen 357 43, 23 | hiervan zeiden: "Wij zagen onze vaderen een godsdienst volgen, 358 43, 45 | 45. En vraagt aan Onze boodschappers die Wij vóór 359 43, 46 | 46. Wij zonden Mozes met Onze tekenen naar Pharao en zijn 360 43, 47 | 47. Maar toen hij met Onze tekenen tot hen kwam, ziet, 361 43, 58 | 58. En zij roepen: "Zijn onze goden beter of is hij beter?" 362 43, 59 | dan een dienaar wie Wij Onze gunst schonken en Wij stelden 363 43, 69 | 69. Die in Onze tekenen geloofdet en onderdanig 364 43, 80 | beraadslaging niet horen? Ja zeker! Onze boodschappers bij hen schrijven 365 44, 12 | 12. "Onze Heer, neem de marteling 366 44, 35 | 35. "Het is slechts onze enige dood want wij zullen 367 44, 36 | 36. Breng onze voorvaderen dan terug indien 368 45, 9 | En die, wanneer hij van Onze tekenen kennis krijgt er 369 45, 25 | 25. En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen 370 45, 25 | enige tegenwerping: "Brengt onze vaderen terug, als gij de 371 46, 7 | 7. En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen 372 46, 13 | Voorwaar, zij, die zeggen: "Onze Heer is Allah", en dan standvastig 373 46, 22 | tot ons gekomen om ons van onze goden afvallig te maken? 374 46, 34 | antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: " 375 48, 11 | achterbleven, zullen tot u zeggen: "Onze bezittingen en onze gezinnen 376 48, 11 | zeggen: "Onze bezittingen en onze gezinnen hielden ons bezig ( 377 50, 11 | 11. Als voorziening voor Onze dienaren en Wij verkwikken 378 50, 27 | metgezel zal zeggen: "O, onze Heer, ik maakte hem niet 379 51, 47 | Wij bouwden de hemel door Onze macht en waarlijk Wij zin 380 52, 26 | vreesden wij ter wille van onze families. ~ 381 52, 48 | Heer. want gij zijt onder Onze ogen en verheerlijk uw Heer 382 54, 9 | Noach, zij verloochenden Onze dienaar en zeiden: "Een 383 54, 14 | 14. Het dreef onder Onze ogen voort als een beloning 384 54, 36 | Lot had hen inderdaad voor Onze straf gewaarschuwd doch 385 54, 42 | 42. Zij verwierpen al Onze tekenen, daarom grepen Wij 386 56, 48 | 48. En ook onze voorvaderen?" ~ 387 57, 19 | ontvangen. Maar zij die Onze boodschappen verwierpen 388 57, 25 | 25. Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke 389 57, 27 | 27. Dan deden Wij Onze boodschappers in hun voetsporen 390 59, 10 | na hen kwamen, zeggen: "Onze Heer, vergeef ons en onze 391 59, 10 | Onze Heer, vergeef ons en onze broeders, die ons voorafgingen 392 59, 10 | blijven tegen de gelovigen. Onze Heer! Gij zijt inderdaad 393 60, 4 | Allah ten uwen behoeve. - Onze Heer, in U stellen wij ons 394 60, 5 | 5. Onze Heer, maak ons niet tot 395 64, 10 | 10. Maar wie Onze tekenen verwerpen en loochenen, 396 64, 12 | u afwendt dan berust op Onze boodschapper alleen, de 397 66, 8 | uitgaan. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, volmaak ons licht 398 66, 12 | bewaarde; Toen ademden Wij haar Onze geest in - zij geloofde 399 68, 15 | 15. Wanneer Onze woorden aan hem worden voorgedragen, 400 68, 29 | zij uit: "Glorie zij U, onze Heer! Voorzeker wij waren 401 68, 32 | 32. Het kan zijn dat onze Heer ons een betere tuin 402 68, 32 | geven, wij wenden ons tot onze Heer." ~ 403 69, 44 | indien hij enige woorden in Onze naam had uitgedacht, ~ 404 72, 2 | zullen stellig niemand met onze Heer vereenzelvigen. ~ 405 72, 3 | 3. En de Majesteit van onze Heer is hoog verheven. Hij 406 74, 16 | hij was vijandig tegenover Onze boodschappen. ~ 407 76, 10 | 10. Wij vrezen van onze Heer een moeilijke en drukkende 408 78, 28 | 28. En verwierpen Onze tekenen geheel. ~ 409 79, 10 | Zullen wij werkelijk tot onze vroegere toestand worden 410 83, 13 | 13. Die zegt, als Onze woorden aan hem worden voorgedragen: " 411 90, 19 | 19. Maar zij, die niet in Onze tekenen geloven zullen aan 412 96, 10 | 10. Wanneer onze dienaar bidt? ~ 413 96, 18 | 18. Wij zullen ook Onze wachters bijeen brengen. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License