bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 Voo | een Nederlands woord, dat o.i. in het verband paste.
2 2, 21 | 21. O gij mensen, aanbidt uw Heer,
3 2, 33 | 33. Hij zeide: "O, Adam, zeg hun de namen
4 2, 35 | 35. En Wij zeiden: "O Adam, verblijf gij met uw
5 2, 40 | 40. "O kinderen Israëls! Gedenkt
6 2, 47 | 47. O kinderen Israëls! Gedenkt
7 2, 54 | Mozes tot zijn volk zeide: "O mijn volk, gij hebt uzelf
8 2, 55 | 55. En toen gij zeidet: "O Mozes, wij zullen u geenszins
9 2, 61 | 61. En toen gij zeidet: "O Mozes, wij verdragen niet
10 2, 104| 104. O, gij die gelooft, zegt niet: "
11 2, 122| 122. O, gij kinderen Israëls, gedenkt
12 2, 132| deed desgelijks, zeggende: "O mijn zonen, Allah heeft
13 2, 153| 153. O, gij die gelooft, zoekt
14 2, 168| 168. O gij mensen, eet van hetgeen
15 2, 172| 172. O gij die gelooft, eet van
16 2, 178| 178. O gij die gelooft, vergelding
17 2, 179| vergelding is leven voor u, o mensen van begrip, zodat
18 2, 183| 183. O, gij gelovigen, het vasten
19 2, 197| godsvrucht. En vreest Mij alleen, o mensen van begrip. ~
20 2, 208| 208. O gij die gelooft, komt in
21 2, 254| 254. O, gij die gelooft, geeft
22 2, 264| 264. O, gij die gelooft, maakt
23 2, 267| 267. O, gij die gelooft, geeft
24 2, 278| 278. O, gij die gelooft, vreest
25 2, 282| 282. O, gij die gelooft, wanneer
26 3, 26 | 26. Zeg: "O, Allah, Heer van het Koninkrijk,
27 3, 37 | voedsel bij haar. Hij zeide: "O, Maria, waar hebt gij dit
28 3, 42 | Toen zeiden de engelen: "O, Maria, Allah heeft u uitverkoren
29 3, 43 | 43. "O, Maria, wees uw Heer gehoorzaam
30 3, 45 | Toen de engelen zeiden: "O, Maria, waarlijk, Allah
31 3, 55 | 55. Toen Allah zeide: "O, Jezus, ik zal u doen sterven
32 3, 64 | 64. Zeg: "O, mensen van het Boek, komt
33 3, 65 | 65. O, mensen van het Boek, waarom
34 3, 70 | 70. O, mensen van het Boek, waarom
35 3, 71 | 71. O, mensen van het Boek, waarom
36 3, 98 | 98. Zeg: "O, mensen van het Boek, waarom
37 3, 99 | 99. Zeg: "O, mensen van het Boek waarom
38 3, 100| 100. O gij die gelooft, als gij
39 3, 102| 102. O gij die gelooft, vreest
40 3, 118| 118. O gij die gelooft, neemt buiten
41 3, 130| 130. O gij die gelooft, neemt geen
42 3, 149| 149. O gij die gelooft, als gij
43 3, 156| 156. O gij die gelooft, weest niet
44 3, 200| 200. O, gij die gelooft, blijft
45 4, 1 | 1. O, gij mensen, vreest uw Heer,
46 4, 19 | 19. O, gij die gelooft, het is
47 4, 29 | 29. O, gij die gelooft, gebruikt
48 4, 43 | 43. O, gij die gelooft, komt niet
49 4, 47 | 47. O, mensen van het Boek, gelooft
50 4, 59 | 59. O, gij die gelooft, gehoorzaamt
51 4, 71 | 71. O, gij die gelooft, neemt
52 4, 94 | 94. O, gij die gelooft, wanneer
53 4, 133| Indien Hij wil, zal Hij u, o volk, wegnemen en anderen
54 4, 135| 135. O, gij die gelooft, weest
55 4, 136| 136. O gij die gelooft, gelooft
56 4, 144| 144. O, gij die gelooft, neemt
57 4, 170| 170. O mensdom, de boodschapper
58 4, 171| 171. O, mensen van het Boek, overdrijft
59 4, 174| 174. O, gij mensen, een duidelijk
60 5, 1 | 1. O, gij die gelooft, komt uw
61 5, 2 | 2. O, gij die gelooft, ontheiligt
62 5, 6 | 6. O, gij die gelooft, wanneer
63 5, 8 | 8. O, gij die gelooft, weest
64 5, 11 | 11. O, gij die gelooft, gedenkt
65 5, 15 | 15. O, mensen van het Boek, Onze
66 5, 19 | 19. O, gij mensen van het Boek,
67 5, 20 | Mozes tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, herinner u Allah'
68 5, 21 | 21. "O, mijn volk, gaat het heilige
69 5, 22 | 22. Zij zeiden: "O, Mozes, daarin is een trots
70 5, 24 | 24. Zij zeiden: "O, Mozes, wij zullen er stellig
71 5, 35 | 35. O gij die gelooft, vreest
72 5, 41 | 41. O gij boodschapper, laat degenen,
73 5, 51 | 51. O, gij die gelooft, neemt
74 5, 54 | 54. O, gij die gelooft, wie onder
75 5, 57 | 57. O, gij die gelooft, neemt
76 5, 59 | 59. Zeg: "O, mensen van het Boek, gij
77 5, 67 | 67. O boodschapper, verkondig
78 5, 68 | 68. Zeg: "O, mensen van het Boek, gij
79 5, 72 | de Messias zelf zeide: "O, kinderen Israëls, aanbidt
80 5, 77 | 77. Zeg: "O, mensen van het Boek, overdrijft
81 5, 87 | 87. O, gij die gelooft, maakt
82 5, 90 | 90. O gij die gelooft, wijn en
83 5, 94 | 94. O, gij gelovigen, voorzeker,
84 5, 95 | 95. O, gij die gelooft, doodt
85 5, 100| brengt. Vreest daarom Allah, o mensen van begrip, opdat
86 5, 101| 101. O, gij die gelooft, vraagt
87 5, 105| 105. O, gij die gelooft, past op
88 5, 106| 106. O, gij die gelooft, wanneer
89 5, 110| Wanneer Allah zal zeggen: "O Jezus, zoon van Maria, gedenk
90 5, 112| Toen de discipelen zeiden: "O, Jezus, zoon van Maria,
91 5, 114| zoon van Maria, zeide: "O Allah, onze Heer, zend ons
92 5, 116| wanneer Allah zal zeggen: "O Jezus, zoon van Maria, hebt
93 6, 27 | Zij zullen dan zeggen: "O, mochten wij slechts worden
94 6, 31 | en zij zullen zeggen: "O, wij hebben wroeging, vanwege
95 6, 78 | zij onderging, zeide hij: "O, mijn volk, ik heb niets
96 6, 93 | Allah heeft nedergezonden?" O, kondet gij het waarnemen,
97 6, 128| verzamelen, (zal Hij zeggen): "O, gezelschap van djinn, gij
98 6, 130| 130. O, gezelschap van djinn en
99 6, 135| 135. Zeg: "O mijn volk, handel naar uw
100 7, 19 | 19. "O, Adam, vertoef met uw vrouw
101 7, 26 | 26. O kinderen van Adam! Wij hebben
102 7, 27 | 27. O kinderen van Adam, laat
103 7, 31 | 31. O, kinderen van Adam, let
104 7, 35 | 35. O, kinderen van Adam, als
105 7, 59 | zijn volk en hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt Allah,
106 7, 61 | 61. Hij zeide: "O, mijn volk, er is in mij
107 7, 65 | broeder Hoed. Hij zeide: "O mijn volk, aanbidt Allah,
108 7, 67 | 67. Hij antwoordde: "O, mijn volk, er is in mij
109 7, 73 | broeder Salih. Hij zeide: "O mijn volk, aanbidt Allah;
110 7, 77 | van hun Heer en zeiden: "O, Salih, breng ons hetgeen,
111 7, 79 | zich van hen af en zeide: "O, mijn volk, ik bracht u
112 7, 85 | broeder Shoaib. Hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt Allah,
113 7, 88 | antwoordden: "Wij zullen u, o Shoaib, en de gelovigen
114 7, 93 | zich van hen af en zeide: "O mijn volk, ik heb u inderdaad
115 7, 104| 104. En Mozes zeide: "O, Pharao, ik ben waarlijk
116 7, 115| 115. Zij zeiden: "O Mozes zult gij of zullen
117 7, 134| op hen viel, zeiden zij: "O, Mozes, bid voor ons tot
118 7, 138| was gehecht. Zij zeiden: "O, Mozes, maak ons een god
119 7, 144| 144. Allah zeide: "O, Mozes, Ik heb u door Mijn
120 7, 158| 158. Zeg: "O mensdom, ik ben u allen
121 8, 15 | 15. O, gij die gelooft, wanneer
122 8, 20 | 20. O, gij die gelooft, gehoorzaamt
123 8, 24 | 24. O, gij die gelooft, geeft
124 8, 27 | 27. O, gij die gelooft, weest
125 8, 29 | 29. O, gij die gelooft, als gij
126 8, 32 | 32. En toen zij zeiden: "O Allah, als dit inderdaad
127 8, 45 | 45. O, gij die gelooft, blijft
128 8, 50 | 50. O, hadt gij het slechts kunnen
129 8, 64 | 64. O profeet, Allah is toereikend
130 8, 65 | 65. O profeet, spoor de gelovigen
131 8, 70 | 70. O profeet, zeg tot de gevangenen
132 9, 23 | 23. O gij, die gelooft, neemt
133 9, 28 | 28. O, gij die gelooft, de afgodendienaren
134 9, 34 | 34. O, gij die gelooft, velen
135 9, 38 | 38. O, gij die gelooft, waarom
136 9, 73 | 73. O profeet, strijd tegen de
137 9, 119| 119. O gij die gelooft, vreest
138 9, 123| 123. O, gij die gelooft, bestrijdt
139 10, 10 | zijn: "Heilig zijt Gij, O Allah!" en hun groet "Vrede".
140 10, 23 | het land te ontketenen. O, gij mensen, voorzeker uw
141 10, 57 | 57. O mensdom! Er is van uw Heer
142 10, 71 | hij tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, als mijn houding
143 10, 84 | 84. En Mozes zeide: "O mijn volk, indien gij in
144 10, 104| 104. Zeg: "O gij mensen, als gij over
145 10, 108| 108. Zeg: "O, gij mensen, nu is de waarheid
146 11, 28 | 28. Hij (Noach) zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als
147 11, 29 | 29. "O, mijn volk, ik vraag u er
148 11, 30 | 30. "O, mijn volk, wie zou mij
149 11, 32 | 32. Zij antwoordden: "O Noach, gij hebt inderdaad
150 11, 42 | die zich afzijdig hield: "O mijn zoon, scheep u met
151 11, 44 | 44. En er werd gezegd: " O, aarde, slok op uw water
152 11, 44 | aarde, slok op uw water en o, hemel, houd op (met regenen)."
153 11, 46 | 46. Hij (God) zeide: "O, Noach, hij behoort niet
154 11, 48 | 48. En er werd gezegd: "O Noach, daal dan af (uit
155 11, 50 | zeide hun broeder Hoed: "O, mijn volk, aanbid Allah.
156 11, 51 | 51. "O, mijn volk, ik vraag van
157 11, 52 | 52. "En o, mijn volk, vraag vergiffenis
158 11, 53 | 53. Zij zeiden: "O Hoed, gij hebt ons geen
159 11, 61 | zeide hun broeder Salih: "O, mijn volk, aanbid Allah;
160 11, 62 | 62. Zij zeiden: "O Salih, gij waart onze hoop.
161 11, 63 | 63. Hij zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als
162 11, 64 | 64. "En o, mijn volk, dit is de kamelin
163 11, 72 | 72. Zij zeide: "O wonder! Zal ik een kind
164 11, 73 | zegeningen zijn over u, o bewoners van dit huis. Voorzeker,
165 11, 76 | 76. "O Abraham, wend u hiervan
166 11, 78 | doen. Hij (Lot) zeide: "O, mijn volk, dit zijn mijn
167 11, 81 | boodschappers) zeiden: "O Lot, Wij zijn de boodschappers
168 11, 84 | zeide hun broeder Shoaib: "O mijn volk, aanbid Allah.
169 11, 85 | 85. "En o, mijn volk, geef volle maat
170 11, 87 | 87. Zij antwoordden: "O Shoaib, beveelt uw gebed,
171 11, 88 | 88. Hij zeide: "O mijn volk, wat meent gij
172 11, 89 | 89. "O, mijn volk, laat vijandigheid
173 11, 91 | 91. Zij antwoordden: "O, Shoaib, wij begrijpen niet
174 11, 92 | 92. Hij zeide: "O, mijn volk, is mijn gezin
175 11, 93 | 93. "En o, mijn volk, handel op uw
176 12, 4 | Jozef tot zijn vader zeide: "O mijn vader, (in mijn droom)
177 12, 5 | 5. Hij zeide: "O, mijn zoon, verhaal uw broedars
178 12, 11 | 11. Zij zeiden: "O, onze vader, waarom vertrouwt
179 12, 17 | 17. En zeiden: "O, onze vader, wij hielden
180 12, 19 | die zijn emmer nederliet. "O, goed nieuws," zeide hij. "
181 12, 29 | 29. "O, Jozef, wend u hiervan af
182 12, 33 | 33. Hij (Jozef) zeide: "O mijn Heer, ik zou de gevangenis
183 12, 39 | 39. "O, mijn twee medegevangenen,
184 12, 41 | 41. "O mijn twee medegevangenen,
185 12, 43 | en zeven verwelkte aren. O gij leiders, legt mij de
186 12, 46 | 46. "O, Jozef! gij man der waarheid,
187 12, 65 | teruggegeven. Zij riepen uit: "O, onze vader, wat kunnen
188 12, 67 | 67. En hij zeide: "O mijn zonen, gaat niet door
189 12, 70 | Toen riep een omroeper: "O, karavaan, gij zijt waarlijk
190 12, 78 | 78. Zij zeiden: "O Aziez, hij heeft een zeer
191 12, 84 | zich van hen af en zeide: "O ik heb verdriet over Jozef."
192 12, 87 | 87. "O mijn zonen, gaat en zoekt
193 12, 88 | Jozef) kwamen, zeiden zij: "O, Aziez, armoede heeft ons
194 12, 97 | 97. Zij antwoordden: "O, onze vader, vraag voor
195 12, 100| hem neder. En hij zeide: "O mijn vader, dit is de vervulling
196 12, 101| 101. "O, mijn Heer, Gij hebt mij
197 12, 101| verklaring van dromen onderwezen. O, Schepper der hemelen en
198 12, 102| het verborgene die Wij u (o Profeet ) openbaren. Gij
199 15, 6 | 6. En dezen zeggen: "O, gij, tot wie de vermaning
200 15, 32 | 32. Hij zeide: "O Iblies, wat hapert u dat
201 15, 57 | zeide: "Wat is uw taak, o gij boodschappers?" ~
202 17, 3 | 3. "O, nageslacht dergenen die
203 17, 80 | 80. En zeg: "O mijn Heer, laat mijn intrede
204 17, 101| Pharao tot hem: "Ik geloof, O Mozes, dat gij een betoverd
205 17, 102| en ik ben zeker dat gij, o Pharao, te gronde gaat." ~
206 18, 86 | volk aantrof. Wij zeiden: "O, Zol-Qarnain, bestraf hen
207 18, 94 | 94. Zij zeiden: "O Zol-Qarnain, Gog en Magog
208 19, 7 | 7. (God antwoordde) "O Zacharia, Wij brengen u
209 19, 12 | 12. "O Jahja (Johannes), houd u
210 19, 23 | een palmboom. Zij zeide: "O, liever zou ik vóór dit
211 19, 27 | tot haar volk. Dit zeide: "O Maria, gij hebt iets vreemds
212 19, 28 | 28. "O Zuster van Aäron, uw vader
213 19, 42 | hij tot zijn vader zeide: "O mijn vader, waarom aanbidt
214 19, 43 | 43. "O mijn vader, er is inderdaad
215 19, 44 | 44. "O mijn vader, dien Satan niet
216 19, 45 | 45. "O mijn vader, ik vrees dat
217 19, 46 | Verzaakt gij mijn goden, o Abraham? Indien gij niet
218 20, 11 | naderde werd hij aangeroepen: "O Mozes". ~
219 20, 17 | gij in uw rechter hand, O Mozes?" ~
220 20, 19 | Hij zeide: "Werp hem neer o Mozes." ~
221 20, 36 | verzoek is ingewilligd, o Mozes." ~
222 20, 40 | van Midian. Dan zijt gij, o Mozes, herwaarts gekomen
223 20, 49 | zeide: "Wie is uw Heer, o Mozes?" ~
224 20, 57 | Zijt gij tot mij gekomen, o Mozes, om ons door uw toverkunst
225 20, 65 | 65. Zij zeiden: "O Mozes, werpt gij, of zullen
226 20, 80 | 80. "O kinderen van Israël, Wij
227 20, 83 | volk haastig doen weggaan, o Mozes?" ~
228 20, 86 | volk terug. Hij zeide: "O mijn volk, heeft uw Heer
229 20, 90 | Aäron reeds tot hen gezegd: "O mijn volk, voorzeker gij
230 20, 92 | 92. Hij (Mozes) zeide: "O Aäron, wat belette u, toen
231 20, 94 | 94. Hij antwoordde: "O zoon van mijn moeder, grijp
232 20, 95 | wat hebt gij te zeggen, o Saamiri?" ~
233 20, 114| aan u voltooid is en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen
234 20, 117| 117. Daarom zeiden Wij: "O Adam, deze is voor u en
235 20, 120| hem kwaad in, hij zeide: "O Adam, zal ik u voeren tot
236 21, 39 | 39. O, wisten de ongelovigen maar
237 21, 62 | dit onze Goden aangedaan, o Abraham?" ~
238 21, 69 | 69. Wij zeiden: "O vuur, wees koel en onschadelijk
239 21, 97 | zijn. (Zij zullen zeggen): "O! wee ons, wij waren hier
240 22, 1 | 1. O volk, vrees uw Heer, want
241 22, 5 | 5. O mensen, indien gij in twijfel
242 22, 49 | 49. Zeg: "O mensdom, ik ben slechts
243 22, 73 | 73. O mensen, een gelijkenis wordt
244 22, 77 | 77. O, gij die gelooft, buigt
245 23, 23 | zijn volk, en hij zeide: "O mijn volk, dien Allah. Gij
246 23, 26 | 26. Noach zeide: "O mijn Heer, help mij, want
247 23, 51 | 51. O gij boodschappers, eet van
248 23, 106| Zij zullen antwoorden: "O, onze Heer onze tegenspoed
249 23, 109| dienaren dat placht te zeggen: "O, onze Heer, wij hebben geloofd,
250 23, 118| 118. En zeg: "O mijn Heer, vergeef en wees
251 24, 21 | 21. O gij die gelooft, volgt de
252 24, 27 | 27. O gij die gelooft, gaat geen
253 24, 31 | allen tezamen tot Allah, o gelovigen, opdat gij moogt
254 24, 58 | 58. O gij die gelooft, laten uw
255 25, 27 | bijten zal hij zeggen: "O, had ik de weg met de boodschapper
256 25, 28 | 28. O. wee! Had ik nooit zo iemand
257 25, 30 | boodschapper zal zeggen: "O, mijn Heer, mijn volk heeft
258 26, 116| Als gij niet ophoudt, o Noach, zult gij voorzeker
259 26, 167| Als gij niet ophoudt, o Lot, zult gij zeker worden
260 27, 9 | 9. O Mozes, Ik ben Allah, de
261 27, 10 | omkeren. (En Allah zeide) "O Mozes, vrees niet, voorwqwaar
262 27, 16 | David op en hij zeide: "O gij mensen, ons is de taal
263 27, 18 | mieren kwamen, zei een mier: "O gij mieren, gaat uw woningen
264 27, 38 | 38. Hij (Salomo) zeide: "O edelen, welke onder u zal
265 27, 46 | 46. Hij zeide: "O mijn volk, waarom wenst
266 28, 19 | beiden was, zeide deze: "O Mozes, wilt gij mij ook
267 28, 20 | einde der stad, zeggende: "O Mozes, waarlijk, de leiders
268 28, 26 | der twee vrouwen zeide: "O, mijn vader neem hem in
269 28, 30 | plaats van uit de boom: "O Mozes, voorwaar, Ik ben
270 28, 31 | hij en keerde niet om. "O Mozes, kom en vrees niet,
271 28, 38 | 38. En Pharao zeide: "O leiders, ik erken geen God
272 28, 38 | stook voor mij een vuur O Hamaan, om stenen van klei
273 28, 79 | wereld wensten, zeiden: "O, ware ons hetzelfde gegeven
274 28, 82 | volgende dag) te zeggen: "O wee, Allah vergroot en verkleint
275 29, 36 | broeder Shoaib, die zeide: "O mijn volk, dien Allah en
276 29, 56 | 56. O Mijn gelovige dienaren Mijn
277 31, 13 | hij hem raad gaf, zeide: "O mijn lieve zoon, ken geen
278 31, 16 | 16. "O mijn lieve zoon! Al zou
279 31, 17 | 17. O mijn lieve zoon, verricht
280 31, 28 | 28. O mensen uw Schepping en uw
281 31, 33 | 33. O mensen, vreest uw Heer,
282 32, 12 | 12. O, kondet gij het slechts
283 33, 1 | 1. O Profeet, zoek bescherming
284 33, 9 | 9. O, gij die gelooft, herinnert
285 33, 13 | een gedeelte van hen zei: "O volk van Jasrab (Madinah),
286 33, 28 | 28. O profeet! Zeg aan uw vrouwen, "
287 33, 30 | 30. O vrouwen van de profeet!
288 33, 32 | 32. O vrouwen van de profeet,
289 33, 33 | Allah en Zijn boodschapper. O huisgenoten, Allah wenst
290 33, 41 | 41. O, gij die gelooft! Gedenkt
291 33, 45 | 45. O, profeet. Wij hebben u als
292 33, 49 | 49. O, gij die gelooft! Als gij
293 33, 50 | 50. O profeet, Wij hebben voor
294 33, 53 | 53. O, gij die gelooft! Gaat de
295 33, 56 | zegeningen over de profeet. O, gij die gelooft, zendt
296 33, 59 | 59. O profeet! Zeg aan uw vrouwen
297 33, 66 | wentelen zullen zij zeggen: "O, hadden wij slechts Allah
298 33, 69 | 69. O, gij die gelooft! weest
299 33, 70 | 70. O, gij die gelooft! Vreest
300 34, 10 | van Ons Zelf en zeiden: "O gij bergen, alsmede gij
301 34, 13 | en grote pannen: "Betoon, O Huis van David, dankbaarheid,"
302 35, 3 | 3. O mensen, herinnert u de gunst
303 35, 5 | 5. O mensen, de belofte van Allah
304 35, 15 | 15. O, gij mensen, gij zijt afhankelijk
305 36, 20 | gedeelte der stad; hij zeide: "O mijn volk, volg de boodschappers; ~
306 36, 26 | binnen." Hij riep uit: "O, als mijn volk slechts wist, ~
307 36, 52 | 52. Zij zullen zeggen: "O wee ons, wie heeft ons van
308 36, 59 | u op deze dag terzijde, o gij schuldigen." ~
309 36, 60 | 60. "Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van Adam, dat
310 37, 102| knapenleeftijd bereikte, zeide hij: "O mijn lieve zoon, ik heb
311 37, 102| daarvan?" Deze antwoordde: "O mijn vader doe zoals u bevolen
312 37, 104| 104. Riepen Wij hem toe: "O Abraham, ~
313 38, 26 | 26. (Wij zeiden): "O David, Wij hebben u als
314 38, 35 | 35. En zeide: "O mijn Heer, vergeef mij,
315 38, 75 | 75. God zeide: "O Iblies, wat heeft u verhinderd
316 38, 79 | 79. Hij zeide: "O mijn Heer, vergun mij dan
317 39, 10 | 10. Zeg: "O, Mijn gelovige dienaren,
318 39, 16 | waarschuwt Allah Zijn dienaren: "O Mijn dienaren, vreest Mij
319 39, 39 | 39. Zeg: "O, mijn volk, handel op uw
320 39, 46 | 46. Zeg: "O, Allah! Schepper der hemelen
321 39, 53 | 53. Zeg: "O mijn dienaren die tegen
322 39, 56 | geen ziel moge zeggen: "O wat een spijt heb ik over
323 39, 64 | 64. Zeg: "O, gij onwetenden, beveelt
324 40, 29 | 29. O mijn volk heden hebt gij
325 40, 30 | En de gelovige zeide: "O mijn volk, ik vrees voor
326 40, 32 | 32. En o mijn volk, ik vrees voor
327 40, 36 | 36. En Pharao zeide: "O Hamaan, bouw mij een toren
328 40, 38 | En de gelovige zeide: "O, mijn volk, volg mij, ik
329 40, 39 | 39. O mijn volk, dit leven dezer
330 40, 41 | 41. En O mijn volk, hoe komt het
331 43, 38 | hij tegen zijn metgezel: "O, ware er tussen u en mij
332 43, 49 | zij zeiden (tot Mozes): "O, gij tovenaar, bid voor
333 43, 51 | Pharao riep tot zijn volk: "O, mijn volk! Behoort het
334 43, 68 | 68. "O Mijn dienaren, geen vrees
335 43, 77 | zij zullen schreeuwen: "O, Malik, laat uw Heer een
336 43, 88 | des Profeten) gezegde: "O, mijn Heer, dit is een volk
337 45, 18 | 18. Dan hebben Wij u (o Mohammed) een duidelijke
338 46, 30 | 30. Zij zeiden: "O, ons volk, wij hebben een
339 46, 31 | 31. "O, ons volk, geef gehoor aan
340 46, 35 | 35. Wees daarom geduldig (o profeet) zoals de boodschappers,
341 47, 7 | 7. O gij, die gelooft, indien
342 47, 33 | 33. O. gij die gelooft, gehoorzaamt
343 49, 1 | 1. O, gij die gelooft, weest
344 49, 2 | 2. O gij gelovigen, verheft uw
345 49, 6 | 6. O gij gelovigen, indien een
346 49, 11 | 11. O, gij die gelooft! Laat een
347 49, 12 | 12. O, gij die gelooft! Vermijdt
348 49, 13 | 13. O, mensdom! Wij hebben u uit
349 50, 27 | Zijn metgezel zal zeggen: "O, onze Heer, ik maakte hem
350 51, 31 | zeide: "Wat is uw taak, o boodsehappers?" ~
351 52, 29 | 29. Waarschuw daarom (o, profeet). Bij de gratie
352 55, 31 | spoedig met u afrekenen, o gij twee volkeren! ~
353 55, 33 | 33. O, groep van djinn en mensen;
354 56, 51 | 51. Dan, o gij, die waart verdwaald
355 57, 28 | 28. O gij gelovigen, vreest Allah
356 58, 9 | 9. O. gij die gelooft, als gij
357 58, 11 | 11. O, gij die gelooft, als er
358 58, 12 | 12. O, gij die gelooft, indien
359 59, 2 | er daarom een lering uit, o gij die ogen hebt. ~
360 59, 18 | 18. O gij die gelooft, vreest
361 60, 1 | 1. O gij die gelooft, neemt Mijn
362 60, 5 | ongelovigen en vergeef ons o, Heer, voorzeker Gij, Gij
363 60, 10 | 10. O, gij die gelooft wanneer
364 60, 12 | 12. O profeet! Wanneer gelovige
365 60, 13 | 13. O gij die gelooft, bevriendt
366 61, 2 | 2. O gij die gelooft, waarom
367 61, 5 | tegen zijn volk zeide: "O mijn volk, waarom ergert
368 61, 6 | zoon van Maria, zeide: "O kinderen van Israël, Ik
369 61, 10 | 10. O gij die gelooft, zal ik
370 61, 14 | 14. O, gij die gelooft, weest
371 62, 6 | 6. Zeg: "O gij Joden als gij denkt
372 62, 9 | 9. O, gij die gelooft! Wanneer
373 63, 9 | 9. O, gij die gelooft, laat uw
374 64, 14 | 14. O, gij gelovigen, er zijn
375 65, 1 | 1. O, profeet, indien gij van
376 65, 10 | bereid; vreest daarom Allah, o gij mensen van verstand,
377 66, 1 | 1. O profeet, waarom verbiedt
378 66, 6 | 6. O gij die gelooft, redt u
379 66, 7 | 7. O, gij ongelovigen, verontschuldigt
380 66, 8 | 8. O gij gelovigen, wendt u tot
381 66, 9 | 9. O profeet, strijd tegen de
382 69, 25 | wordt gegeven, zal zeggen: "O was mijn boek mij maar niet
383 69, 27 | 27. O, had de dood maar aan mij
384 71, 2 | 2. Noach zeide: "O mijn volk! Waarlijk ik ben
385 73, 1 | 1. O, gij die u omwikkelt! ~
386 74, 1 | 1. O gij die u omhult! ~
387 78, 40 | ongelovige zal zeggen: "O, ware ik maar stof geweest!" ~~
388 82, 6 | 6. O mens, wat heeft u bedrogen
389 84, 6 | 6. (Zal worden gezegd) "O mens, gij moet ijverig naar
390 89, 24 | 24. Hij zal zeggen: "o had ik (vroeger), voor dit
391 89, 27 | 27. Maar gij, o ziel in vrede! ~
392 109, 1 | 1. Zeg: "O gij ongelovigen, ~
|