Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
toelaten 15
toelating 3
toelopen 1
toen 385
toenadering 3
toenemen 25
toenemende 1
Frequency    [«  »]
395 wanneer
392 o
388 zeggen
385 toen
385 zeide
378 uit
367 deze

Koran

IntraText - Concordances

toen

    Sura, Verse
1 2, 17 | die een vuur ontstak en toen het zijn omgeving verlichtte, 2 2, 30 | 30. En toen uw Heer tot de engelen zeide: " 3 2, 33 | namen van deze dingen", en toen hij de namen had genoemd, 4 2, 34 | 34. En toen Wij tot de engelen zeiden: " 5 2, 37 | 37. Toen leerde Adam enkele woorden 6 2, 49 | 49. En toen Wij u redden van Pharao' 7 2, 50 | 50. En toen Wij de zee voor u spleten 8 2, 51 | 51. En toen Wij met Mozes een tijd afspraken 9 2, 51 | afspraken van veertig nachten; toen naamt gij in zijn afwezigheid 10 2, 53 | 53. En toen gaven Wij Mozes het Boek 11 2, 54 | 54. En toen Mozes tot zijn volk zeide: " 12 2, 55 | 55. En toen gij zeidet: "O Mozes, wij 13 2, 55 | aangezicht tot aangezicht zien", toen trof u een donderslag, terwijl 14 2, 56 | 56. Toen deden Wij u verrijzen na 15 2, 58 | 58. En toen Wij zeiden: "Gaat in deze 16 2, 60 | 60. En toen Mozes om water voor zijn 17 2, 61 | 61. En toen gij zeidet: "O Mozes, wij 18 2, 63 | 63. En toen Wij een verbond met u aangingen 19 2, 67 | 67. En toen Mozes tot zijn volk zeide: " 20 2, 71 | gij het precies gezegd." Toen slachtten zij haar, doch 21 2, 72 | 72. En toen gij trachttet een mens te 22 2, 73 | 73. Toen zeiden Wij: "Treft hem ( 23 2, 83 | 83. En toen Wij een verbond sloten met 24 2, 84 | 84. En toen Wij een verbond met u sloten: " 25 2, 84 | hun huizen verdrijven", toen hebt Gij dit bekrachtigd 26 2, 89 | 89. En toen een Boek van Allah tot hen 27 2, 89 | ongelovigen plachten te bidden, toen dat tot hen kwam, herkenden 28 2, 93 | 93. En toen Wij een verbond met U sloten 29 2, 124| 124. En toen Abrahams Heer hem met zekere 30 2, 125| 125. En toen Wij het Huis tot een plaats 31 2, 126| 126. En toen Abraham bad: "Mijn Heer, 32 2, 127| 127. En toen Abraham en Ismaël de muren 33 2, 131| 131. Toen zijn Heer tot hem zeide: " 34 2, 133| Of waart gij aanwezig, toen de dood tot Jacob kwam en 35 2, 246| kinderen Israëls na Mozes, toen zij tot één hunner profeten 36 2, 246| kinderen zijn verdreven?" Maar, toen het vechten hun werd bevolen, 37 2, 249| 249. En toen Taloet met de strijdkrachten 38 2, 249| hunner dronken zij er van. En toen zij de rivier overstaken, 39 2, 250| 250. En toen zij uitgingen om Djaloet 40 2, 258| koninkrijk had gegeven? Toen Abraham zeide: "Mijn Heer 41 2, 259| herleven na haar vernietiging?" Toen deed Allah hem sterven voor 42 2, 259| met vlees bekleden." En toen hem dit duidelijk werd zeide 43 2, 260| 260. En toen Abraham zeide: "Mijn Heer, 44 3, 35 | 35. Toen de vrouw van Imraan zeide: " 45 3, 36 | 36. Maar, toen zij er van verlost was, 46 3, 38 | 38. Toen bad Zacharia tot zijn Heer: " 47 3, 42 | 42. Toen zeiden de engelen: "O, Maria, 48 3, 44 | En gij waart niet bij hen toen zij lootten (om te zien), 49 3, 44 | noch waart gij bij hen, toen zij met elkander redetwistten. ~ 50 3, 45 | 45. Toen de engelen zeiden: "O, Maria, 51 3, 52 | 52. Toen Jezus hun (der Israëlieten) 52 3, 55 | 55. Toen Allah zeide: "O, Jezus, 53 3, 81 | 81. En toen Allah met de profeten een 54 3, 103| Allah, die Hij u bewees toen gij vijanden waart en Hij 55 3, 121| 121. Toen gij in de vroege morgen 56 3, 122| 122. Toen wilden twee uwer groepen 57 3, 124| 124. Toen gij tot de gelovigen zeidet: " 58 3, 152| belofte aan u gehouden, toen gij hen met Zijn verlof 59 3, 152| het Hiernamaals begeerden. Toen wendde Hij u van hen af, 60 3, 153| 153. Toen gij wegvluchttet en naar 61 3, 154| 154. Toen zond Hij na de smart een 62 3, 173| 173. En toen de mensen tot hen zeiden: " 63 3, 187| 187. En toen Allah een verbond sloot 64 4, 64 | zij tot u waren gekomen, toen zij hun ziel onrecht hadden 65 4, 153| Toon ons Allah openlijk." Toen trof hen de bliksem wegens 66 5, 7 | verbond dat Hij met u sloot, toen gij zeidet: "Wij horen en 67 5, 11 | gedenkt Allah's gunst aan u toen een volk zijn handen tegen 68 5, 20 | 20. En toen Mozes tot zijn volk zeide: " 69 5, 20 | herinner u Allah's gunst aan u, toen Hij profeten onder u aanstelde 70 5, 27 | de twee zonen van Adam, toen zij een offer brachten en 71 5, 31 | 31. Toen zond Allah een raaf, die 72 5, 31 | broeder kon verbergen." En toen kreeg hij berouw. ~ 73 5, 110| gunst aan u en uw moeder, toen Ik u met de geest van heiligheid 74 5, 110| tot het volk spraakt en toen Ik u het Boek en de wijsheid 75 5, 110| het Evangelie onderwees en toen gij door Mijn gebod uit 76 5, 110| werd door Mijn gebod; en toen gij de blinden en de melaatsen 77 5, 110| en de doden opgewekt; en toen Ik de kinderen Israëls er 78 5, 110| weerhield, (u te doden), toen gij met duidelijke tekenen 79 5, 111| 111. "En toen Ik de discipelen bezielde 80 5, 112| 112. Toen de discipelen zeiden: "O, 81 6, 5 | de waarheid verloochend toen deze tot hen kwam, maar 82 6, 42 | vóór u waren, (een profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) 83 6, 43 | verootmoedigden zij zich niet toen Onze straf over hen kwam? 84 6, 44 | 44. Toen zij dan hetgeen waarvoor 85 6, 74 | 74. Toen Abraham tot zijn vader Azar 86 6, 76 | 76. En toen de nacht over hem kwam, 87 6, 76 | Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging, zeide hij: " 88 6, 77 | 77. En toen hij de maan zag glanzen, 89 6, 77 | Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging zeide hij: " 90 6, 78 | 78. En toen hij de zon zag stralen zeide 91 6, 78 | Dit is de grootste" Maar toen zij onderging, zeide hij: " 92 6, 144| bevatten? Waart gij aanwezig toen Allah u dit oplegde? Wie 93 7, 5 | 5. Toen Onze Straf over hen kwam, 94 7, 11 | u, daarna vormden Wij u; toen zeiden Wij tot de engelen: " 95 7, 12 | belette u, u te onderwerpen, toen Ik u (dat) gebood?" Hij 96 7, 22 | hen door bedrog vallen. En toen zij van de boom proefden 97 7, 74 | 74. En herinnert u, toen Hij u na (het volk van) 98 7, 77 | 77. Toen verlamden zij de kamelin 99 7, 79 | 79. Toen wendde Salih zich van hen 100 7, 80 | 80. En Lot, toen hij tot zijn volk zeide: " 101 7, 103| 103. Toen zonden Wij na hen (de vorige 102 7, 116| antwoordde: "Werpt gij." En toen zij wierpen, betoverden 103 7, 126| onze Heer hebben geloofd toen zij ons getoond werden. 104 7, 133| 133. Toen zonden Wij de storm en de 105 7, 134| 134. En toen de straf op hen viel, zeiden 106 7, 135| 135. Maar toen Wij de straf van hen verwijderden 107 7, 135| moesten voleindigen, ziet, toen braken zij (hun beloften.) ~ 108 7, 141| 141. Toen Wij u van Pharao's volk 109 7, 143| 143. En toen Mozes op Onze vastgestelde 110 7, 143| Mij wel kunnen zien." En toen zijn Heer Zich op de berg 111 7, 143| viel bewusteloos neder. En toen hij tot zichzelf kwam, zeide 112 7, 149| 149. Toen zij wroeging gevoelden en 113 7, 150| 150. En toen Mozes verontwaardigd en 114 7, 154| 154. Toen Mozes' toorn was gekalmeerd, 115 7, 155| mannen van zijn volk. Maar toen de aardbeving hen achterhaalde, 116 7, 160| Wij openbaarden aan Mozes, toen zijn volk om drinken vroeg: " 117 7, 161| 161. En toen er tot hen werd gezegd: " 118 7, 163| stad, die aan de zee lag. Toen zij de Sabbath ontheiligden 119 7, 164| 164. Toen een gedeelte hunner zeide: " 120 7, 165| 165. En toen zij de vermaning vergaten 121 7, 166| 166. En toen zij overtraden, hetgeen 122 7, 167| 167. En toen verkondigde uw Heer dat 123 7, 171| 171. Toen Wij de berg (Sinaï) boven 124 7, 172| 172. En toen uw Heer van Adams kinderen 125 8, 5 | 5. Toen uw Heer u in waarheid van 126 8, 7 | 7. En toen Allah u één der twee partijen 127 8, 9 | 9. Toen gij de hulp van uw Heer 128 8, 11 | 11. Toen Hij slaap over u deed komen 129 8, 12 | 12. Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: " 130 8, 17 | doodde. En gij wierpt niet toen gij wierpt, maar Allah was 131 8, 26 | 26. En gedenkt, toen gij weinigen waart en zwak 132 8, 26 | werd geacht in het land en toen gij vreesdet, dat de mensen 133 8, 30 | 30. Toen smeedden de ongelovigen 134 8, 32 | 32. En toen zij zeiden: "O Allah, als 135 8, 42 | 42. Toen gij op de nabijzijnde kant 136 8, 43 | 43. Gedenk de tijd toen Allah hen (de vijanden) 137 8, 44 | 44. En toen Hij hen in de tijd van uw 138 8, 48 | 48. Toen deed Satan hun hun daden 139 8, 48 | ik ben uw metgezel." Maar toen de twee legers elkander 140 8, 49 | 49. Toen de huichelaars en degenen 141 9, 25 | en op de dag van Honain, toen uw grote aantal u verheugde, 142 9, 25 | uitgestrektheid voor u te eng; toen hebt gij u vluchtende afgewend. ~ 143 9, 40 | voorzeker Allah hielp hem, toen de ongelovigen hem verdreven - 144 9, 40 | ongelovigen hem verdreven - toen hij één van de twee was - 145 9, 40 | want Allah is met ons." Toen zond Allah Zijn vrede op 146 9, 76 | 76. Maar toen Hij hun van Zijn overvloed 147 9, 114| hij hem had afgelegd, maar toen het hem duidelijk werd dat 148 9, 117| hunner bijna was bezweken. Toen vergaf Hij hen. Voorzeker, 149 9, 118| schuilplaats is, behalve bij Hem. Toen wendde Hij Zich met barmhartigheid 150 10, 13 | geslachten die vóór u bestonden toen zij kwaad verrichtten en 151 10, 71 | hun het verhaal van Noach, toen hij tot zijn volk zeide: " 152 10, 74 | 74. Toen zonden Wij na hem andere 153 10, 76 | 76. En toen de waarheid van Ons tot 154 10, 80 | 80. En toen de tovenaars kwamen, zeide 155 10, 81 | 81. En toen zij wierpen zeide Mozes: " 156 10, 90 | aanvallende wijze, totdat hij toen hij bijna verdronk, zeide: " 157 10, 98 | zou hebben kunnen helpen? Toen zij geloofden, verwijderden 158 11, 40 | 40. Toen Ons gebod kwam en de bronnen 159 11, 58 | 58. En toen Ons gebod kwam, redden Wij 160 11, 65 | Maar zij verlamden haar; toen zeide hij (Salih): "Vermaakt 161 11, 66 | 66. En toen Ons gebod kwam, redden Wij 162 11, 70 | 70. Maar toen hij zag dat hun handen er 163 11, 74 | 74. En toen de vrees Abraham verliet 164 11, 77 | 77. En toen Onze boodschappers tot Lot 165 11, 82 | 82. Toen Ons gebod kwam, keerden 166 11, 94 | 94. En toen Ons gebod kwam, redden Wij 167 11, 101| baatten hen in het geheel niet toen het gebod van uw Heer kwam; 168 12, 4 | 4. Toen Jozef tot zijn vader zeide: " 169 12, 8 | 8. Toen zij zeiden: "Voorwaar, Jozef 170 12, 15 | 15. Toen zij hem medenamen, kwamen 171 12, 22 | 22. Toen hij volwassen was, schonken 172 12, 28 | 28. Toen hij (haar man) zag dat zijn 173 12, 31 | 31. En toen zij van hun plannen hoorde, 174 12, 31 | Ga naar hen toe." En toen zij hem zagen achtten zij 175 12, 45 | enige tijd Jozef, en zeide toen: "Ik zal u de verklaring 176 12, 50 | Brengt hem tot mij." Maar toen de boodschapper tot hem ( 177 12, 51 | Wat was het geval met u toen gij Jozef tegen zijn wil 178 12, 54 | voor mijzelf houden." En toen hij tot hem (Jozef) had 179 12, 59 | 59. En toen hij hen van levensmiddelen 180 12, 63 | 63. En toen zij tot hun vader terugkeerden, 181 12, 65 | 65. En toen zij hun reisgoederen openden, 182 12, 66 | omsingeld zoudt worden." En toen zij de belofte hadden afgelegd, 183 12, 68 | 68. Maar toen zij (de stad) binnen gingen 184 12, 69 | 69. En toen zij Jozef bezochten, huisvestte 185 12, 70 | 70. En toen hij hen van hun provisie 186 12, 70 | zijn broeders zadeltas. Toen riep een omroeper: "O, karavaan, 187 12, 80 | 80. En toen zij wanhoopten trokken zij 188 12, 88 | 88. En toen zij (opnieuw) voor hem ( 189 12, 89 | en zijn broeder aandeedt, toen gij onwetend waart?" ~ 190 12, 94 | 94. En toen de karavaan (uit Egypte) 191 12, 96 | 96. En toen de drager van de blijde 192 12, 99 | 99. En toen zij tot Jozef kwamen, huisvestte 193 12, 100| Hij schonk mij een gunst toen Hij mij uit de gevangenis 194 12, 102| Gij waart niet bij hen, toen zij zich (tegen u) verenigden 195 14, 6 | 6. En toen Mozes tot zijn volk zeide: " 196 14, 6 | Gedenk Allah's gunst aan u toen Hij u van Pharao's volk 197 14, 7 | 7. En toen uw Heer verklaarde: "Als 198 14, 13 | godsdienst wederkeert." Toen zond hun Heer hun de openbaring: " 199 14, 35 | 35. En toen Abraham zeide: "Mijn Heer 200 15, 28 | 28. Toen uw Heer tot de engelen zeide: " 201 15, 52 | 52. Toen zij bij hem binnentraden 202 15, 61 | 61. Toen de boodschappers tot de 203 16, 36 | Allah en vermijdt de boze." Toen waren er sommigen onder 204 17, 5 | 5. Toen dan ook de tijd voor de 205 17, 7 | is het tegen uzelf. En toen de tijd was gekomen voor 206 17, 24 | hen daar zij mij opvoedden toen ik jong was." ~ 207 17, 60 | 60. En toen Wij tot u zeiden: "Voorzeker, 208 17, 61 | 61. En toen Wij tot de engelen zeiden: " 209 17, 94 | mensen belet te geloven toen de leiding tot hen kwam 210 17, 101| de kinderen van Israël. Toen hij tot hen kwam, zeide 211 18, 10 | 10. Toen de jongelingen hun toevlucht 212 18, 14 | Wij versterkten hun hart toen zij opstonden en zeiden: " 213 18, 39 | Waarom zeidet gij niet, toen gij de tuin binnentraadt: ' 214 18, 50 | 50. (Gedenk de tijd) toen Wij tot de engelen zeiden: " 215 18, 59 | steden! Wij vernietigden ze toen zij ongerechtigheden bedreven. 216 18, 60 | 60. En (gedenk de tijd) toen Mozes zeide tot zijn dienaar: " 217 18, 61 | 61. En toen zij de plek bereikten waar 218 18, 62 | 62. En toen zij verder gingen, zeide 219 18, 63 | 63. Hij antwoordde: "Zie, toen wij ons op de rots begaven 220 18, 96 | beide rotsen had opgevuld; toen zeide hij: "Blaast." totdat ( 221 19, 3 | 3. Toen hij zijn Heer in het verborgene 222 19, 9 | heb u voordien geschapen toen gij niets waart.'" ~ 223 19, 16 | vermeld Maria in het Boek. Toen zij zich van haar volk terugtrok 224 19, 42 | 42. Toen hij tot zijn vader zeide: " 225 19, 49 | 49. Toen hij zich van hen en van 226 19, 58 | leidden en uitverkoren. Toen de tekenen van de Weldadige 227 19, 67 | voorheen hebben geschapen toen hij nog niets was? ~ 228 20, 10 | 10. Toen hij een vuur zag, zeide 229 20, 11 | 11. En toen hij het (vuur) naderde werd 230 20, 38 | 38. "Toen Wij uw moeder openbaarden:" ~ 231 20, 40 | 40. "Toen uw zuster voorbijkwam en 232 20, 78 | Pharao met zijn leger en toen overspoelde de zee hen allen. ~ 233 20, 92 | O Aäron, wat belette u, toen gij hen zaagt dwalen," ~ 234 20, 116| 116. En toen Wij tot de engelen zeiden: " 235 21, 12 | 12. En toen zij Onze straf bemerkten, 236 21, 12 | Onze straf bemerkten, ziet, toen sloegen zij er voor op de 237 21, 52 | 52. Toen hij tot zijn vader en tot 238 21, 59 | 59. (Toen zij dit zagen) zeiden zij: " 239 21, 64 | 64. Toen kwamen zij tot inkeer en 240 21, 76 | 76. En toen Noach voordien riep, verhoorden 241 21, 78 | 78. En toen David en Salomo rechtspraken 242 21, 83 | 83. En (gedenk) Job toen hij tot zijn Heer riep, 243 21, 87 | 87. En Zonnoen (Jonas) toen hij in toorn heenging en 244 21, 88 | 88. Wij verhoorden toen zijn gebed en namen zijn 245 21, 89 | 89. En Zacharia, toen hij tot zijn Heer riep, 246 21, 90 | 90. Toen verhoorden Wij zijn gebed 247 22, 26 | 26. En toen Wij Abraham de plaats voor 248 22, 44 | hen, en hoe (groot) was toen Mijn afkeer! ~ 249 23, 27 | 27. Toen openbaarden Wij hem: "Bouw 250 23, 31 | 31. Toen verwekten Wij een ander 251 23, 42 | 42. Toen verwekten Wij na hen andere 252 24, 12 | gelovige mannen en vrouwen, toen zij dit hoorden geen goed 253 24, 15 | 15. Toen gij het van elkander hoordet 254 24, 16 | Waarom hebt gij niet gezegd toen gij het hoordet: "Het betaamt 255 25, 37 | En het volk van Noach: toen dit de boodschappers verloochende, 256 26, 10 | 10. Toen uw Heer tot Mozes riep: " 257 26, 18 | wij u niet onder ons op toen gij een kind waart? En gij 258 26, 20 | Mozes) zeide: "Ik deed dit, toen ik nog tot de dwalenden 259 26, 41 | 41. En toen de tovenaars kwamen, vroegen 260 26, 44 | 44. Toen gooiden zij hun touwen en 261 26, 61 | 61. En toen de twee scharen elkander 262 26, 63 | 63. Toen openbaarden Wij aan Mozes: " 263 26, 70 | 70. Toen hij tot zijn vader en zijn 264 26, 98 | 98. Toen wij u gelijk stelden aan 265 26, 106| 106. Toen hun broeder, Noach, tot 266 26, 124| 124. Toen hun broeder Hoed tot hen 267 26, 142| 142. Toen hun broeder, Salih, tot 268 26, 161| 161. Toen hun broeder Lot tot hen 269 26, 177| 177. Toen Shoaib tot hen zeide: "Wilt 270 27, 7 | 7. Gedenk toen Mozes tot zijn familieleden 271 27, 8 | 8. En toen hij er bij kwam, riep een 272 27, 10 | Werp uw staf neder." Maar toen hij de staf zich als een 273 27, 13 | 13. Maar toen Onze verlichtende tekenen 274 27, 18 | 18. Toen zij tot het dal van de mieren 275 27, 36 | 36. Toen de gezant (der koningin) 276 27, 40 | uw bode terugkeert," en toen Salomo de troon naast zich 277 27, 42 | 42. En toen zij kwam, werd haar gevraagd: " 278 27, 44 | Ga het paleis binnen." En toen zij het zag, dacht zij dat 279 27, 54 | 54. En Lot, toen hij tot zijn volk zeide: " 280 28, 14 | 14. En toen hij volwassen werd en zijn 281 28, 19 | 19. En toen hij hem wilde grijpen die 282 28, 22 | 22. En toen hij zijn gezicht naar Midian 283 28, 23 | 23. En toen hij bij de bron van Midian 284 28, 25 | ons gedrenkt hebt." Dan, toen hij tot hem kwam en hem 285 28, 29 | 29. Toen Mozes de termijn had voltooid, 286 28, 30 | 30. En toen hij er bij kwam werd hij 287 28, 31 | Werp uw staf neder." En toen hij hem zag bewegen als 288 28, 36 | 36. En toen Mozes met Onze duidelijke 289 28, 44 | westelijke kant (van de berg) toen Wij Mozes de geboden mededeelden, 290 28, 46 | waart niet aan de bergkant toen Wij (naar Mozes) riepen. 291 28, 48 | 48. Maar toen de Waarheid van Ons tot 292 28, 76 | een groep sterke mannen. Toen zijn volk tot hem zeide: " 293 29, 28 | 28. En toen Lot tot zijn volk zeide: " 294 29, 31 | 31. En toen onze boodschappers Abraham 295 29, 33 | 33. En toen Onze boodschappers tot Lot 296 31, 13 | 13. Toen Loqmaan tot zijn zoon, terwijl 297 33, 7 | 7. En toen Wij met de profeten een 298 33, 9 | s gunst, aan u bewezen, toen er legers tegen u opkwamen 299 33, 10 | 10. Toen zij over u kwamen van boven 300 33, 10 | boven en van beneden, en toen uw ogen staarden en het 301 33, 11 | 11. Toen werden de gelovigen beproefd 302 33, 12 | 12. En toen de huichelaars en zij in 303 33, 13 | 13. En toen een gedeelte van hen zei: " 304 33, 22 | 22. En toen de gelovigen de scharen 305 33, 37 | 37. En herinnert u, toen gij tot hem, wie Allah gunsten 306 33, 37 | dat gij Hem zoudt vrezen. Toen Zaid van haar scheidde, 307 34, 14 | 14. En toen Wij zijn (Salomo's) dood 308 34, 14 | zijn staf (macht) opvrat en toen die nederviel, bemerkten 309 35, 42 | dan andere volkeren. Maar toen een waarschuwer tot hen 310 37, 35 | 35. Voorzeker toen er tot hen werd gezegd: " 311 37, 84 | 84. Toen hij tot zijn Heer kwam met 312 37, 102| 102. En toen deze de knapenleeftijd bereikte, 313 37, 103| 103. En toen zij zich beiden aan (Gods 314 37, 124| 124. Toen hij tot zijn volk zeide, " 315 37, 134| 134. Toen Wij hem en zijn familieleden 316 37, 140| 140. Toen hij in het geladen schip 317 38, 3 | Zij schreeuwden het uit, toen er voor ontkomen geen tijd 318 38, 31 | 31. Herinnert u, toen er renpaarden van het edelste 319 38, 32 | gedachtenis aan mijn Heer." Toen zij (de zon) door een sluier 320 38, 33 | Brengt ze naar mij terug." Toen begon hij ze over hun benen 321 38, 41 | Herinnert u Onze dienaar Job, toen hij tot zijn Heer riep: " 322 38, 69 | de verheven vergadering toen zij onderling redetwistten, ~ 323 38, 71 | 71. Toen uw Heer tot de engelen zeide: " 324 40, 10 | groter dan uw eigen misnoegen toen gij tot het geloof werd 325 40, 12 | omdat gij niet geloofdet toen Allah de Ene werd genoemd, 326 40, 12 | de Ene werd genoemd, maar toen Hem medegoden werden toegeschreven, 327 40, 25 | 25. En toen hij (Mozes) met Waarheid 328 40, 34 | hetgeen hij u bracht doch toen hij stierf zeidet gjj: " 329 40, 83 | 83. En toen hun boodschappers met duidelijke 330 40, 84 | 84. En toen zij Onze straf zagen zeiden 331 41, 14 | 14. Toen hun boodschappers van vóór 332 43, 47 | 47. Maar toen hij met Onze tekenen tot 333 43, 50 | 50. Maar toen Wij de straf van hen wegnamen, 334 43, 55 | 55. Toen zij Ons vertoornden, straften 335 43, 63 | 63. Toen Jezus met duidelijke bewijzen 336 44, 22 | 22. Toen bad hij tot zijn Heer: " 337 45, 32 | 32. En toen er werd gezegd: "De belofte 338 46, 7 | degenen, die de Waarheid, toen zij tot hen kwam, verwierpen: " 339 46, 21 | gedenk de broeder van Aad, toen hij zijn volk in de zandheuvels 340 46, 22 | 22. Toen zeiden zij: "Zijt gij tot 341 46, 24 | 24. Toen zij een wolk naar hun valleien 342 46, 29 | 29. En toen Wij een aantal van de djinn 343 46, 29 | Koran wensten te horen en, toen zij bij u kwamen, zeiden 344 46, 29 | zeiden zij: "Weest stil" en toen het (de prediking) beëindigd 345 48, 18 | de gelovigen welgevallen, toen zij u onder de boom trouw 346 48, 26 | 26. Toen de ongelovigen verwaandheid 347 50, 5 | de Waarheid verloochend toen deze tot hen kwam, derhalve 348 51, 25 | 25. Toen zij bij hem binnentraden 349 51, 29 | 29. Toen kwam zijn vrouw, in verbijstering 350 51, 38 | is eveneens een teken), toen Wij hem tot Pharao zonden 351 51, 41 | was een teken in de Aad, toen Wij een orkaan tegen hen 352 51, 43 | was een teken in de Samoed toen er tot hen werd gezegd: " 353 53, 16 | 16. Toen het goddelijke Licht de 354 53, 32 | Vergiffenis. Hij kende u toen H. u uit aarde deed ontstaan 355 53, 32 | uit aarde deed ontstaan en toen gij een embryo waart in 356 54, 11 | 11. Toen openden Wij de poorten van 357 54, 21 | 21. Hoe groot was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~ 358 54, 30 | 30. Hoe vreselijk was toen Mijn straf en Mijn waarschuwing! ~ 359 57, 27 | acht zoals het behoorde. Toen gaven Wij de gelovigen onder 360 60, 4 | degenen die met hem waren toen zij tegen hun volk zeiden: " 361 61, 5 | 5. En toen Mozes tegen zijn volk zeide: " 362 61, 5 | boodschapper voor u ben?" En toen zij afdwaalden deed Allah 363 61, 6 | 6. En toen Jezus, zoon van Maria, zeide: " 364 61, 14 | weest Allah's helpers, zoals toen Jezus, zoon van Maria, tot 365 61, 14 | Wij zijn Allah's helpers!" Toen geloofde een gedeelte van 366 66, 3 | 3. Toen de profeet een woord aan 367 66, 3 | verzweeg een deel ervan. En toen hij het haar vertelde, zeide 368 66, 11 | met de vrouw van Pharao toen zij zeide: "Mijn Heer! bouw 369 66, 12 | haar kuisheid bewaarde; Toen ademden Wij haar Onze geest 370 68, 17 | van een tuin beproefden toen zij zwoeren dat zij zeker 371 68, 19 | 19. Toen kwam er van uw Heer een 372 68, 21 | 21. Toen riepen zij tot elkander 373 68, 26 | 26. Maar toen zij de tuin zagen, zeiden 374 68, 30 | 30. Toen gingen zij elkaar beschuldigen. ~ 375 68, 43 | prostraat Sadjdah geroepen toen hun niets ontbrak (en zij 376 68, 48 | niet als de man van de vis toen hij (Allah) aanriep terwijl 377 69, 11 | 11. Ziet, toen de wateren stegen, droegen 378 71, 8 | 8. Toen riep ik hen luide, ~ 379 72, 13 | 13. En toen wij de leiding hoorden, 380 72, 19 | 19. En toen de dienaar van Allah opstond 381 74, 21 | 21. Toen keek hij (om zich heen), ~ 382 76, 1 | mens een tijdperk geweest toen hij geen vermeldenswaardig 383 79, 16 | 16. Toen zijn Heer hem in het heilige 384 79, 20 | 20. Toen toonde hij hem (Pharao) 385 91, 12 | 12. Toen de ongelukkigste onder hen


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License