Sura, Verse
1 1, 7 | wie toorn is nedergedaald, noch dat der dwalenden. ~
2 2, 16 | hun geen gewin gebracht, noch konden zij worden geleid. ~
3 2, 38 | Mijn leiding volgen, vrees noch droefheid kennen. ~
4 2, 42 | niet met de onwaarheid, noch verbergt de waarheid tegen
5 2, 48 | helpen, waarop voor haar noch voorspraak zal worden aanvaard,
6 2, 48 | voorspraak zal worden aanvaard, noch een losprijs zal worden
7 2, 48 | losprijs zal worden aangenomen, noch zij zullen worden geholpen. ~
8 2, 62 | geen vrees over hen komen, noch zullen zij treuren. ~
9 2, 68 | dat het een koe moet zijn, noch oud, noch jong, volwassen,
10 2, 68 | koe moet zijn, noch oud, noch jong, volwassen, tussen
11 2, 84 | uw bloed niet vergieten noch uw volk uit hun huizen verdrijven",
12 2, 86 | straf niet worden verzacht, noch zullen zij worden geholpen. ~
13 2, 112| zijn Heer hebben. Vrees noch droefheid zal over hem komen. ~
14 2, 120| zult gij aan Allah Vriend noch Helper hebben. ~
15 2, 123| voorspraak haar zal baten, noch zullen zij worden geholpen. ~
16 2, 145| nooit uw Qiblah volgen, noch kunt gij hun Qiblah volgen,
17 2, 145| kunt gij hun Qiblah volgen, noch zijn er onder hen, die de
18 2, 162| zal niet worden verlicht, noch zal hun uitstel worden verleend. ~
19 2, 174| Opstanding niet tot hen spreken, noch zal Hij hen rein achten.
20 2, 197| dat er geen onreine taal, noch enige overtreding, noch
21 2, 197| noch enige overtreding, noch enige twist gedurende de
22 2, 233| aangedaan wegens haar kind, noch zal de vader leed worden
23 2, 254| voordat de dag komt, waarop noch handel, noch vriendschap,
24 2, 254| komt, waarop noch handel, noch vriendschap, noch voorspraak
25 2, 254| handel, noch vriendschap, noch voorspraak zal zijn; en
26 2, 255| Zelfbestaande. Sluimer, noch slaap overmant Hem. Al wat
27 2, 262| zullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren. ~
28 2, 274| zij zullen niet vrezen, noch zullen zij treuren. ~
29 2, 277| voor hen is geen vrees, noch zullen zij treuren. ~
30 2, 279| zult gij geen onrecht doen, noch zal u onrecht worden aangedaan. ~
31 3, 44 | voogd van Maria zou zijn, noch waart gij bij hen, toen
32 3, 67 | 67. Abraham was noch een Jood, noch een Christen,
33 3, 67 | Abraham was noch een Jood, noch een Christen, maar hij was
34 3, 77 | zal niet tot hen spreken, noch hen aanzien op de Dag des
35 3, 77 | op de Dag des Oordeels, noch zal Hij hen als rein beschouwen
36 3, 80 | 80. Noch zal hij u gebieden de engelen
37 3, 88 | zal niet worden verlicht, noch zal hun uitstel worden verleend. ~
38 3, 116| verwerpen hun bezittingen noch kinderen zullen hun iets
39 3, 139| 139. Verslapt noch treurt; gij zult zeker overwinnaar
40 3, 146| weg van Allah overkwam, noch verzwakten zij, noch vernederden
41 3, 146| overkwam, noch verzwakten zij, noch vernederden zij zich. En
42 3, 153| over hetgeen was verloren, noch over hetgeen met u gebeurde.
43 3, 170| vrees over hen zal komen, noch dat zij zullen treuren. ~
44 3, 179| kwaden van de goeden scheidt, noch is Allah zo, dat Hij u het
45 4, 2 | voor het goede (van hen) noch verbruikt hun eigendom met
46 4, 18 | hij zegt: 'Ik heb berouw;' noch voor degenen die als ongelovigen
47 4, 19 | te erven tegen haar wil, noch moogt gij haar tegenhouden
48 4, 25 | geen ontucht plegende, noch er heimelijke minnaars op
49 4, 38 | gezien en niet in Allah noch in de laatste Dag geloven.
50 4, 43 | totdat gij weet wat gij zegt, noch, wanneer gii onrein zijt
51 4, 89 | ook vindt; en neemt vriend noch helper uit hun midden. ~
52 4, 91 | een afstand van u houden, noch u vrede aanbieden, noch
53 4, 91 | noch u vrede aanbieden, noch hun handen terughouden,
54 4, 98 | tot en beschikking hebben, noch een weg kunnen vinden. ~
55 4, 123| wensen (de ongelovigen), noch naar de wensen van de mensen
56 4, 123| zal buiten Allah vriend, noch helper vinden. ~
57 4, 137| zal Allah niet vergeven, noch zal Hij hen op de rechte
58 4, 143| dat en dit. Zij behoren noch tot dezen, noch tot genen.
59 4, 143| behoren noch tot dezen, noch tot genen. En voor hem,
60 4, 157| maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij hem (ten
61 4, 168| Allah zal hen niet vergeven, noch zal Hij hun een andere weg
62 4, 172| dienaar van Allah te zijn, noch zullen de nabijzijnde engelen
63 4, 173| zullen buiten Allah vriend, noch helper voor zich vinden. ~
64 5, 2 | tekenen van Allah niet, noch de heilige maand, noch de
65 5, 2 | noch de heilige maand, noch de offerdieren, noch dieren
66 5, 2 | maand, noch de offerdieren, noch dieren met offertekens,
67 5, 2 | dieren met offertekens, noch degenen, die zich naar het
68 5, 5 | en geen ontucht plegende, noch heimelijk minnaressen nemende.
69 5, 57 | Boek was gegeven vóór u, noch van de ongelovigen. En vreest
70 5, 69 | hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren. ~
71 5, 77 | godsdienst niet ten onrechte, noch volgt de neigingen van een
72 6, 38 | dat op de aarde kruipt, noch een vogel die op zijn vleugels
73 6, 48 | verbeteren, zal geen vrees komen noch zullen zij treuren. ~
74 6, 50 | schatten van Allah bezit, noch dat ik het onzienlijke ken,
75 6, 50 | ik het onzienlijke ken, noch zeg ik tot u: 'Ik ben een
76 6, 51 | dat zij buiten Hem vriend noch bemiddelaar hebben, opdat
77 6, 52 | verantwoordelijk voor hen, noch zijn zij enigermate verantwoordelijk
78 6, 59 | zonder dat Hij het weet, noch is er een korrel in de duisternis
79 6, 59 | de duisternis der aarde, noch iets dat groen of droog
80 6, 71 | datgene aanroepen wat ons noch bevoordelen noch schaden
81 6, 71 | wat ons noch bevoordelen noch schaden kan, dan worden
82 6, 91 | onderwezen, hetgeen gij noch uw vaderen wisten?" - Zeg: "
83 6, 107| bewaker over hen gemaakt, noch zijt gij voogd over hen. ~
84 6, 140| zijn inderdaad afgedwaald - noch kunnen zij recht geleid
85 6, 145| gedreven en niet begerig is noch de grens overschrijdt: uw
86 6, 148| het had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderij bedreven,
87 6, 148| vaderen afgoderij bedreven, noch hadden wij iets onwettig
88 6, 150| getuigen, getuig niet met hen, noch volg de boze neigingen van
89 6, 158| die voorheen niet geloofde noch iets goeds door haar geloof
90 6, 164| dan voor zichzelf alleen, noch draagt een lastdrager de
91 7, 34 | geen uur uitstel krijgen, noch kunnen zij vooruitlopen. ~
92 7, 35 | hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren. ~
93 7, 40 | Hemel niet worden geopend, noch zullen zij in het paradijs
94 7, 48 | herkennen roepen: "Uw aantal, noch datgene waarover gij hoogmoedig
95 7, 49 | geen vrees over u komen, noch zult gij treuren," ~
96 7, 148| niet tot hen kon spreken, noch hen naar een goede weg leiden?
97 7, 192| anderen geen hulp verlenen noch kunnen zij zichzelf helpen. ~
98 7, 197| geen macht om u te helpen noch kunnen zij zichzelf helpen. ~
99 8, 33 | zolang gij onder hen zijt noch zal Allah hen straffen indien
100 9, 4 | in niets hebben gefaald, noch iemand tegen u hebben geholpen.
101 9, 29 | van het Boek, die in Allah noch in de laatste Dag geloven,
102 9, 29 | de laatste Dag geloven, noch voor onwettig houden wat
103 9, 29 | onwettig hebben verklaard, noch de ware godsdienst belijden
104 9, 55 | Laat daarom hun rijkdommen noch hun kinderen uw verwondering
105 9, 74 | zij zullen op aarde vriend noch helper hebben. ~
106 9, 84 | enkele hunner die sterft, noch sta bij zijn graf, want
107 9, 92 | 92. Noch op degenen, die tot u kwamen
108 9, 120| Dit is zo, omdat dorst, noch vermoeienis, noch honger
109 9, 120| dorst, noch vermoeienis, noch honger hen in de weg van
110 9, 120| weg van Allah teistert, noch betreden zij een spoor,
111 9, 120| de ongelovigen vertoornt, noch berokkenen zij een vijand
112 9, 121| geen som, groot of klein, noch doorkruisen zij een landstreek,
113 9, 126| Toch tonen zij geen berouw noch trekken zij er lering uit. ~
114 10, 16 | voorgedragen (de Koran), noch zou Hij u deze bekend hebben
115 10, 18 | datgene wat hen schaden noch baten kan en zij zeggen: "
116 10, 26 | zijn en nog meer. Zwartheid noch schande zal hun gezicht
117 10, 39 | kennis niet konden omvatten, noch is de uiteindelijke betekenis
118 10, 41 | uitstaande met hetgeen ik doe noch heb ik iets uitstaande met
119 10, 49 | hem geen uur uitstellen, noch kunnen zij hem vervroegen. ~
120 10, 62 | zullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren. ~
121 10, 101| gebeurt." Maar tekenen, noch waarschuwers baten een volk
122 10, 106| datgene aan, dat u bevoordelen noch schaden kan. En indien gij
123 11, 20 | straf niet ontvluchten, noch hebben zij enige vrienden
124 11, 31 | de schatten van Allah', noch ken ik het onzienlijke,
125 11, 31 | ken ik het onzienlijke, noch zeg ik: 'Ik ben een engel'." "
126 11, 31 | ik: 'Ik ben een engel'." "Noch zeg ik over degenen, die
127 11, 47 | indien Gij mij niet vergeeft noch mij barmhartigheid betoont,
128 11, 49 | Wij u openbaren, welke gij noch uw volk voorheen kende.
129 11, 53 | laten, om hetgeen gij zegt noch zullen wij u geloven." ~
130 11, 85 | mensen niet met hun goederen noch sticht onheil op aarde." ~
131 11, 113| Allah geen vrienden hebben noch zult gij worden geholpen. ~
132 12, 60 | maat (koren) voor u zijn noch zult gij in mijn nabijheid
133 13, 11 | geen afwenden mogelijk, noch hebben zij een helper naast
134 13, 16 | die voor zich over goed noch kwaad macht hebben?" Zeg: "
135 13, 37 | zult gij aan Allah vriend, noch beschermer hebben. ~
136 14, 22 | Ik kan u niet bijstaan noch kunt gij mij bijstaan. Ik
137 14, 31 | dag komt, waarop er handel noch vriendschap zal zijn. ~
138 15, 5 | vastgestelde tijd vooruitlopen noch kunnen zij daarbij achterblijven. ~
139 15, 48 | zal hen daar niet raken noch zullen zij er van worden
140 15, 88 | goeds) hebben geschonken noch treur over hen en wees zachtmoedig
141 16, 35 | Hem hebben aanbeden, wij noch onze vaderen; noch zouden
142 16, 35 | wij noch onze vaderen; noch zouden wij iets buiten Zijn
143 16, 73 | geheel niet beschikken, noch enige macht bezitten. ~
144 16, 84 | zich te verontschuldigen), noch zal hun worden toegestaan
145 16, 85 | hen niet worden verlicht noch zal hun uitstel worden verleend. ~
146 16, 115| eten) terwijl hij niet wil, noch de grens wil overschrijden,
147 16, 127| over hen (de ongelovigen), noch maak u ongerust over hun
148 17, 23 | dan nimmer tot hen "Foei" noch stoot hen af, doch spreek
149 17, 29 | uw hand niet op uw zak, noch open haar al te wijd, anders
150 17, 37 | aarde niet doen splijten, noch kunt gij de bergen in hoogte
151 17, 111| heeft in Zijn Koninkrijk noch heeft Hij enige helper wegens
152 18, 28 | voor de gedachte aan Ons, noch degene die zijn begeerte
153 18, 36 | 36. "Noch denk ik dat het Uur zal
154 18, 43 | hem tegen Allah te helpen, noch kon hij zich verdedigen. ~
155 18, 49 | is dit! Het slaat klein noch groot over, doch het somt
156 18, 51 | der hemelen en der aarde, noch van hun eigen schepping
157 18, 51 | van hun eigen schepping noch neem Ik degenen die misleiden
158 18, 97 | er overheen te klimmen, noch waren zij bij machte er
159 19, 14 | ouders. En hij was trots noch opstandig. ~
160 19, 28 | vader was geen verdorven man noch was uw moeder een onkuise
161 19, 32 | mijn moeder. Hij heeft mij noch een onderdrukker, noch een
162 19, 32 | mij noch een onderdrukker, noch een slecht mens gemaakt." ~
163 19, 42 | aanbidt gij hetgeen hoort noch ziet, noch u op enigerlei
164 19, 42 | hetgeen hoort noch ziet, noch u op enigerlei wijze kan
165 20, 52 | Boek. Mijn Heer dwaalt, noch vergeet," zeide Mozes. ~
166 20, 58 | afspraak met ons die wij noch gij zullen verzuimen na
167 20, 74 | hij zal daarin sterven noch leven. ~
168 20, 77 | gij zult worden ingehaald, noch zult gij angstig zijn." ~
169 20, 94 | mij niet bij mijn baard noch bij mijn hoofd." Ik was
170 20, 118| gij er niet zult hongeren noch naakt zult zijn." ~
171 20, 119| er geen dorst zult lijden noch zult blootgesteld zijn aan
172 20, 123| die Mijn leiding volgt, noch dwalen noch ongelukkig zijn." ~
173 20, 123| leiding volgt, noch dwalen noch ongelukkig zijn." ~
174 21, 19 | trots om Hem te aanbidden, noch worden zij dit moede; ~
175 21, 40 | machte zijn het te voorkomen, noch zal hun uitstel worden gegeven. ~
176 21, 43 | kunnen zichzelf niet helpen, noch worden zij door Ons bijgestaan. ~
177 21, 66 | wat u geenszins kan baten noch schaden?" ~
178 22, 12 | datgene aan, wat hem schaden noch baten kan. Dat is een vergaande
179 22, 37 | 37. Hun vlees noch hun bloed bereikt Allah,
180 23, 76 | niet nederig voor hun Heer noch werden zij ootmoedig. ~
181 23, 91 | zich geen zoon genomen, noch is er enige God naast Hem,
182 23, 101| verwantschap tussen hen bestaan, noch zal de een naar de ander
183 24, 35 | olijfboom, die van het Oosten noch van het Westen is, welks
184 24, 37 | 37. Mensen die noch door handel noch door zaken
185 24, 37 | Mensen die noch door handel noch door zaken achteloos worden
186 24, 58 | Op andere tijden is het noch voor u, noch voor hen hinderlijk,
187 24, 58 | tijden is het noch voor u, noch voor hen hinderlijk, want
188 25, 2 | heeft zich geen zoon genomen noch heeft Hij een mededinger
189 25, 3 | zichzelf goed of kwaad te doen, noch macht hebben over dood,
190 25, 55 | Allah datgene dat hen helpen noch schaden kan. De ongelovige
191 25, 67 | als zij iets besteden, noch spilzuchtig noch vrekkig
192 25, 67 | besteden, noch spilzuchtig noch vrekkig zijn, maar evenwichtig
193 25, 68 | goden naast Allah aanroepen noch iemand doden, wat Allah
194 25, 68 | verboden, tenzij met recht, noch overspel plegen; en hij
195 26, 88 | 88. De Dag waarop rijkdom noch kinderen zullen baten. ~
196 26, 101| 101. Noch een boezemvriend. ~
197 26, 183| hun toekomt niet te kort, noch handelt verderfelijk door
198 26, 211| 211. Noch is het passend voor hen,
199 26, 211| is het passend voor hen, noch zijn zij in staat, dat te
200 27, 11 | 11. Noch degene die kwaad doet en
201 27, 70 | 70. En treur niet om hen, noch wees bezorgd voor hun samenzwering. ~
202 27, 80 | Waarlijk, gij kunt de doden, noch de doven de oproep doen
203 27, 81 | 81. Noch kunt gij de blindeen van
204 28, 7 | dan in de rivier en vrees noch treur; want Wij zullen hem
205 28, 44 | de geboden mededeelden, noch waart gij onder de aanwezigen. ~
206 28, 59 | hun Ons woord verkondigt; noch verwoesten Wij steden tenzij
207 28, 81 | hem tegen Allah te helpen noch kon hij zich verdedigen. ~
208 28, 83 | geen zelfverheffing wensen, noch wanorde stichten, en het
209 29, 22 | of op aarde verijdelen; noch hebt gij een enkele vriend
210 29, 33 | zij zeiden: "Vrees niet, noch treur. Voorzeker, wij zullen
211 29, 48 | gij geen boek te lezen, noch met uw rechter hand te schrijven
212 30, 32 | 32. Noch tot degenen die hun godsdienst
213 30, 52 | de doden niet doen horen, noch kunt gij de doven de roep
214 30, 53 | 53. Noch kunt gij de blinden uit
215 30, 57 | onrechtvaardigen niet baten; noch zal hun verontschuldiging
216 31, 18 | verachting) van de mensen af noch wandel in hoogmoed op aarde;
217 31, 18 | Allah heeft de hoogmoedige noch de pocher lief. ~
218 31, 33 | zijn zoon iets zal baten, noch de zoon zijn vader van enig
219 31, 33 | leven u niet misleiden, noch laat de Verleider u omtrent
220 32, 29 | ongelovigen hen niet baten, noch zal hun uitstel worden verleend." ~
221 33, 4 | zijn binnenste gemaakt, noch heeft Hij uw vrouwen van
222 33, 4 | tot uw moeders gemaakt, noch heeft Hij uw aangenomen
223 33, 17 | zich buiten Allah vriend noch helper vinden." ~
224 33, 52 | toegestaan vrouwen te huwen noch haar voor andere vrouwen
225 33, 53 | Allah lastig te vallen, noch dat gij ooit zijn vrouwen
226 33, 65 | vertoeven en zullen vriend noch helper vinden. ~
227 34, 3 | het gewicht van een atoom, noch bestaat er iets, groter
228 34, 22 | in de hemelen of op aarde noch hebben zij enig aandeel
229 34, 22 | enig aandeel aan beiden, noch heeft Hij een enkele helper
230 34, 25 | omtrent wat wij misdeden, noch zullen wij worden ondervraagd
231 34, 31 | verkondiging niet geloven, noch in hetgeen er aan voorafging."
232 34, 37 | 37. Noch uw rijkdommen noch uw kinderen
233 34, 37 | 37. Noch uw rijkdommen noch uw kinderen kunnen u tot
234 34, 44 | boek dat zij bestudeerden, noch zonden Wij hun een waarschuwer
235 34, 49 | zal niet meer beginnen, noch wederkeren." ~
236 35, 5 | u daarom niet misleiden, noch laat de aarts-bedrieger
237 35, 20 | 20. Noch is de duisternis gelijk
238 35, 21 | 21. Noch zijn de schaduw en de hitte
239 35, 22 | 22. Noch zijn de levenden gelijk
240 35, 35 | toegewezen, waarin ons geen last, noch vermoeienis raakt." ~
241 35, 36 | opdat zij mochten sterven, noch zal de straf er van voor
242 35, 43 | verandering aantreffen, noch zult gij de handelwijze
243 36, 23 | bemiddeling mij niets baten noch kunnen zij mij redden. ~
244 36, 28 | hemel neder (tot zijn volk) noch zenden Wij die ooit (op
245 36, 40 | de maan niet achterhalen noch kan de nacht de dag voorbijstreven.
246 36, 43 | voor hen geen helper zijn noch kunnen zij gered worden, ~
247 36, 50 | testament meer kunnen maken noch zullen zij tot hun families
248 36, 54 | onrecht worden aangedaan, noch zult gij worden beloond,
249 36, 67 | doen verstijven zodat zij noch vóór- noch achteruit konden. ~
250 36, 67 | verstijven zodat zij noch vóór- noch achteruit konden. ~
251 36, 69 | het dichten niet geleerd, noch is het voor hem passend,
252 37, 47 | dronkenschap zal ontstaans noch zullen zij er door worden
253 37, 59 | 59. Na onze eerste dood, noch worden gestraft? ~
254 38, 86 | vraag u er geen loon voor, noch breng ik u in moeilijkheden. ~
255 39, 61 | kwaad zal over hen komen noch zullen zij treuren. ~
256 40, 18 | geen boezemvrienden hebben, noch enige bemiddelaar naar wie
257 40, 58 | zienden zijn niet gelijk; noch zijn zij, die geloven en
258 41, 30 | nederdalen: "Vreest niet, noch treurt; maar verheugt u
259 41, 35 | gegeven behalve de geduldigen noch is het iemand gegeven behalve
260 41, 42 | het beroeren, van voren noch van achteren. Het is een
261 41, 47 | voort uit hun bloemscheden noch wordt een enkele vrouw zwanger
262 41, 47 | een enkele vrouw zwanger noch wordt zij verlost, dan met
263 42, 31 | kunt op aarde niet ontkomen noch hebt gij een enkele vriend
264 42, 47 | voor u geen toevlucht zijn, noch enige kans op ontkenning. ~
265 42, 52 | Gij wist niet wat het Boek noch wat het geloof was. Maar
266 43, 68 | op deze Dag over u komen noch zult gij treuren. ~
267 44, 29 | aarde weenden niet om hen noch werd hun uitstel gegeven. ~
268 44, 41 | de vriend niets zal baten noch zullen zij worden geholpen. ~
269 45, 10 | verwierven zal hen niet baten noch de afgoden die zij buiten
270 45, 35 | het Vuur worden genomen, noch zal hun verontschuldiging
271 46, 9 | geen nieuwe boodschapper, noch weet ik wat met u of mij
272 46, 13 | hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren. ~
273 46, 26 | gegeven. Maar hun oren, noch hun ogen noch hun hart baatten
274 46, 26 | hun oren, noch hun ogen noch hun hart baatten hen iets,
275 46, 32 | aarde niet ontvluchten, noch kan hij een enkele beschermer
276 47, 35 | 35. Weifelt daarom niet noch roept om vrede, want gij
277 48, 17 | geen schuld op de blinde, noch op de lamme, noch op de
278 48, 17 | blinde, noch op de lamme, noch op de zieke. En wie Allah
279 48, 22 | daarbij zullen zij beschermer noch helper vinden. ~
280 49, 11 | dan zij, niet bespotten, noch vrouwen andere vrouwen,
281 49, 11 | belastert elkander niet, noch noemt elkaar bij scheldnamen.
282 49, 12 | zonde. En spionneert niet, noch belastert elkander. Lust
283 51, 45 | zij konden niet opstaan noch konden zij zich hiertegen
284 51, 57 | wens van hen geen onderhoud noch wens Ik dat zij Mij zullen
285 52, 23 | reiken waarin ijdelheid noch zonde zal zijn. ~
286 52, 29 | gratie van uw Heer zijt gij noch een waarzegger noch een
287 52, 29 | gij noch een waarzegger noch een bezetene. ~
288 52, 46 | samenzwering hen niets zal baten noch zullen zij worden geholpen. ~
289 53, 2 | 2. Uw metgezel is noch afgedwaald noch afgeweken, ~
290 53, 2 | metgezel is noch afgedwaald noch afgeweken, ~
291 53, 3 | 3. Noch spreekt hij naar eigen begeerte. ~
292 53, 17 | Wendde zijn oog zich niet af, noch ging het de grens te buiten. ~
293 55, 39 | Op die Dag zullen mens noch djinn worden ondervraagd
294 55, 56 | met zedige blik, door mens noch djinn ooit aangeraakt. ~
295 55, 74 | 74. Die vóór hen mensen noch djinn hebben aangeraakt. ~
296 56, 19 | daarvan geen hoofdpijn krijgen noch zullen zij dronken worden - ~
297 56, 33 | 33. Noch afgesneden, noch verboden, ~
298 56, 33 | 33. Noch afgesneden, noch verboden, ~
299 56, 44 | 44. Noch koel, noch verfrissend. ~
300 56, 44 | 44. Noch koel, noch verfrissend. ~
301 57, 15 | van u worden aangenomen, noch van degenen die ongelovig
302 57, 23 | hetgeen gij verloren hebt noch juichen over hetgeen Hij
303 57, 24 | 24. (Noch degenen,) die vrekkig zijn
304 58, 7 | zonder dat Hij de vierde is, noch van vijf, zonder dat Hij
305 58, 7 | zonder dat Hij de zesde is, noch van minder noch van meer,
306 58, 7 | zesde is, noch van minder noch van meer, zonder dat Hij
307 58, 14 | vertoornd was? Zij zijn noch de uwen noch de hunnen,
308 58, 14 | was? Zij zijn noch de uwen noch de hunnen, zij zweren bij
309 58, 17 | 17. Noch hun bezittingen, noch hun
310 58, 17 | 17. Noch hun bezittingen, noch hun kinderen zullen hen
311 59, 6 | gegeven daarvoor spoordet gij noch paard noch kamelen aan;
312 59, 6 | spoordet gij noch paard noch kamelen aan; maar Allah
313 60, 3 | 3. Noch uw familiebanden noch uw
314 60, 3 | 3. Noch uw familiebanden noch uw kinderen zullen u op
315 60, 8 | godsdienst hebben gevochten, noch u uit uw huizen hebben verdreven,
316 60, 10 | zijn voor hen niet wettig, noch zijn de ongelovigen wettig
317 60, 12 | vereenzelvigen, en dat zij noch zullen stelen, noch overspel
318 60, 12 | zij noch zullen stelen, noch overspel plegen, noch hun
319 60, 12 | stelen, noch overspel plegen, noch hun kinderen doden, noch
320 60, 12 | noch hun kinderen doden, noch laster die zij moedwillig
321 60, 12 | verzonnen, zullen uiten, noch ongehoorzaam zullen zijn
322 65, 1 | niet uit haar vertrekken, noch behoeven zij uit zichzelf
323 69, 34 | 34. Noch moedigde hij aan, de armen
324 69, 36 | 36. Noch voedsel, behalve spoelsel
325 69, 42 | 42. Noch is het de uiting van een
326 71, 23 | uw goden nooit. Verlaat noch Wodd, noch Sowa, noch Jaghoes
327 71, 23 | nooit. Verlaat noch Wodd, noch Sowa, noch Jaghoes en Jaoeq
328 71, 23 | Verlaat noch Wodd, noch Sowa, noch Jaghoes en Jaoeq en Nasr.' ~
329 72, 3 | hoog verheven. Hij heeft noch echtgenote noch zoon. ~
330 72, 3 | Hij heeft noch echtgenote noch zoon. ~
331 72, 12 | onmogelijk kunnen verijdelen, noch kunnen wij Hem door de vlucht
332 72, 22 | tegen Allah beschermen, noch kan ik een andere schuilplaats
333 74, 28 | 28. Het ontziet niets, noch laat het iets (onverteerd)
334 74, 44 | 44. Noch voedden wij de armen. ~
335 75, 31 | nam de Waarheid niet aan, noch bad hij. ~
336 76, 9 | verlangen geen beloning noch dank van u. ~
337 76, 13 | op sofa's zullen zij het noch te koud noch te warm hebben. ~
338 76, 13 | zullen zij het noch te koud noch te warm hebben. ~
339 77, 31 | Die geen koelte geeft, noch beschermt tegen de vlam." ~
340 77, 36 | 36. Noch zal hun worden toegestaan
341 78, 35 | daar geen ijdele gesprekken noch leugens! ~
342 87, 13 | 13. Waarin hij noch sterven noch leven zal. ~
343 87, 13 | Waarin hij noch sterven noch leven zal. ~
344 88, 7 | 7. Dat noch voedzaam zal zijn noch tegen
345 88, 7 | Dat noch voedzaam zal zijn noch tegen de honger zal baten. ~
346 89, 18 | 18. Noch spoort elkander aan, de
347 89, 26 | 26. Noch boeit iemand zoals Hij zal
348 93, 3 | Heer heeft u niet verlaten, noch is Hij mishaagd over u. ~
349 109, 3 | 3. Noch gij bidt aan, wat ik aanbid. ~
350 109, 4 | 4. Noch wil ik aanbidden, wat gij
351 112, 3 | 3. Hij verwekte niet, noch werd Hij verwekt. ~
|