Sura, Verse
1 2, 22 | geen gelijken nevens Allah, tegen beter weten in. ~
2 2, 42 | noch verbergt de waarheid tegen beter weten in. ~
3 2, 59 | door een ander, dat niet tegen hen gesproken was. Daarom
4 2, 73 | gedeelte van het vergrijp tegen hem (de gedode)". Aldus
5 2, 75 | zij het hebben begrepen, tegen beter weten in. ~
6 2, 83 | en de armen; spreekt goed tegen de mensen en houdt het gebed
7 2, 85 | huizen verdrijft, elkaar tegen hen helpende in zonde en
8 2, 96 | vergund, dan zou het hem tegen de straf toch niet beschermen.
9 2, 102| die de duivels volgden tegen de regering van Salomo -
10 2, 130| behalve hij, die dwaas tegen zichzelf handelt? Voorzeker,
11 2, 137| zal u zeker voldoende zijn tegen hen, want Hij is de Alhorende,
12 2, 146| hunner verbergen de Waarheid tegen beter weten in. ~
13 2, 150| onrechtvaardigen geen bezwaar tegen u mogen aanvoeren - vreest
14 2, 176| nedergezonden en voorzeker, zij, die tegen het Boek ingaan, zijn in
15 2, 178| voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen
16 2, 178| tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf en de vrouw tegen
17 2, 178| tegen de slaaf en de vrouw tegen de vrouw. Maar, indien iemand
18 2, 188| in zonde kunt verteren, tegen beter weten in. ~
19 2, 190| strijdt voor de zaak van Allah tegen degenen, die tegen u strijden,
20 2, 190| Allah tegen degenen, die tegen u strijden, maar overschrijdt
21 2, 193| meer toegestaan, behalve tegen de onrechtvaardigen. ~
22 2, 194| dingen. Wie daarom agressief tegen u handelt, vergeldt hem
23 2, 194| vergeldt hem naarmate hij tegen u heeft gedaan. En vreest
24 2, 206| 206. En wanneer er tegen hem wordt gezegd: "Vrees
25 2, 228| haar geldt hetzelfde als tegen haar, hetgeen billijk is,
26 2, 250| voetstappen vast en help ons tegen het ongelovige volk!" ~
27 2, 286| haar is wat zij verdient en tegen haar is ook wat zij verdient. "
28 2, 286| Meester, help ons daarom tegen het ongelovige volk." ~~
29 3, 10 | kinderen der ongelovigen hun tegen Allah in het geheel niet
30 3, 36 | nageslacht onder Uw bescherming tegen Satan, de verworpene." ~
31 3, 54 | En zij maakten plannen (tegen Jezus). Allah maakte ook
32 3, 54 | Allah maakte ook plannen (tegen hen), maar Allah voorziet
33 3, 71 | en verbergt de waarheid tegen beter weten in? ~
34 3, 75 | ongeletterden." Daarmede uiten zij tegen beter weten in een leugen
35 3, 75 | beter weten in een leugen tegen Allah. ~
36 3, 78 | en zij uiten een leugen tegen Allah, tegen beter weten
37 3, 78 | een leugen tegen Allah, tegen beter weten in. ~
38 3, 94 | hierna een leugen verzinnen tegen Allah, zijn de onrechtvaardigen. ~
39 3, 111| moeilijkheid bezorgen en als zij tegen u vechten zullen zij u spoedig
40 3, 116| zullen hun iets kunnen baten tegen Allah en dezen worden de
41 3, 135| volharden in hun (slechte) daden tegen beter weten in, ~
42 3, 147| standvastig en help ons tegen het ongelovige volk." ~
43 3, 173| De volkeren hebben zich tegen u verzameld, vreest hen
44 4, 15 | roept vier uwer als getuigen tegen haar en als zij getuigen,
45 4, 19 | geoorloofd, vrouwen te erven tegen haar wil, noch moogt gij
46 4, 34 | gehoorzamen, zoekt geen weg tegen haar. Waarlijk, Allah is
47 4, 41 | roepen en u als getuige tegen deze zullen brengen? ~
48 4, 50 | Zie, hoe zij een leugen tegen Allah smeden. En dat is,
49 4, 76 | de boze. Strijdt daarom tegen de vrienden van Satan; voorzeker,
50 4, 81 | hunner plannen in de nacht tegen hetgeen gij hebt gezegd.
51 4, 90 | wilde, zou Hij hun macht tegen u hebben gegeven; dan zouden
52 4, 90 | gegeven; dan zouden zij zeker tegen u hebben gevochten. Dus,
53 4, 90 | Allah u niet toegestaan iets tegen hen te ondernemen. ~
54 4, 91 | waar gij hen ook vindt. Tegen dezen hebben Wij u duidelijk
55 4, 94 | onderzoekt dan en zegt niet tegen iemand die u met de vredesgroet
56 4, 115| 115. En hij, die zich tegen de boodschapper verzet nadat
57 4, 135| Allah, zelfs al was het tegen uzelf, of ouders en verwanten.
58 4, 141| gekregen en u beschermd tegen de gelovigen?" Allah zal
59 4, 144| Allah een duidelijk bewijs tegen uzelf geven? ~
60 4, 156| een kwaadaardige laster tegen Maria; ~
61 4, 159| zal hij (Jezus) getuige tegen hen zijn, - ~
62 4, 165| mensen geen tegenwerping tegen Allah zullen maken nadat
63 5, 11 | toen een volk zijn handen tegen u wilde uitsteken, maar
64 5, 17 | Zeg: "Wie heeft dan macht tegen Allah, als Hij de Messias,
65 5, 29 | dat gij zowel met de zonde tegen mij, als met uw zonde terugkeert,
66 5, 33 | vergelding dergenen die oorlog tegen Allah en Zijn boodschappers
67 5, 41 | beproeven, gij zult hem tegen Allah stellig niets baten.
68 5, 44 | ruilt Mijn tekenen niet in tegen het wereldse. En wie niet
69 5, 48 | hun boze neigingen niet tegen de waarheid die tot u is
70 5, 67 | overgebracht. Allah zal u tegen de mensen beschermen. Voorzeker,
71 5, 103| ongelovigen verzinnen een leugen tegen Allah en de meesten hunner
72 5, 107| het midden van degenen, tegen wie de twee eersten hebben
73 6, 21 | dan hij, die een leugen tegen Allah uitdenkt of Zijn tekenen
74 6, 24 | 24. Zie, hoe zij tegen zichzelven liegen en hoe
75 6, 83 | bewijsgrond die Wij Abraham tegen zijn volk gaven. Wij verheffen
76 6, 93 | hetgeen gij ten onrechte tegen Allah zeidet en omdat gij
77 6, 104| en wie blind wordt het is tegen hemzelf. En ik ben geen
78 6, 123| samenspannen en zij smeden slechts tegen hun eigen ziel, maar zij
79 6, 130| zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelven." Het wereldse
80 6, 130| bedroog hen. En zij zullen tegen zichzelf getuigen, dat zij
81 7, 37 | voor ons," en zij zullen tegen zichzelven getuigen, dat
82 7, 177| verloochent, het handelt onjuist tegen zichzelf. ~
83 7, 195| deelgenoten aan. Smeedt plannen tegen mij (profeet) en geeft mij
84 8, 13 | Dit is, omdat zij zich tegen Allah en Zijn boodschapper
85 8, 13 | boodschapper hebben verzet. En wie tegen Allah en Zijn boodschapper
86 8, 27 | aan het u toevertrouwde tegen beter weten in. ~
87 8, 72 | plicht hen te helpen behalve tegen een volk, met hetwelk gij
88 9, 4 | hebben gefaald, noch iemand tegen u hebben geholpen. Vervult
89 9, 13 | en dat het eerste was om tegen u te beginnen? Vreest gij
90 9, 17 | terwijl zij van ongeloof tegen zichzelf getuigen. Zij zijn
91 9, 48 | zij smeedden complotten tegen u, totdat de waarheid kwam
92 9, 64 | huichelaars vrezen, dat een Soerah tegen hen zou worden geopenbaard
93 9, 73 | 73. O profeet, strijd tegen de ongelovigen en de huichelaars.
94 9, 93 | aanleiding tot verwijt is alleen tegen degenen die u om verlof
95 9, 107| hinderlaag voor hem, die voorheen tegen Allah en Zijn boodschapper
96 9, 118| en zij geloofden dat er tegen Allah geen schuilplaats
97 10, 21 | overviel, zie! zij beginnen tegen Onze tekenen plannen te
98 10, 23 | opstand keert zich slechts tegen u zelf. Thans geniet gij
99 10, 27 | zullen niemand hebben om hen tegen Allah te beschermen. (En
100 10, 33 | woord van uw Heer bewaarheid tegen degenen, die overtraden
101 10, 36 | Voorzeker vermoeden baat niet tegen de waarheid. Waarlijk, AIlah
102 10, 59 | of verzint gij leugens tegen Allah?" ~
103 10, 60 | denken degenen die leugens tegen Allah verzinnen van de Dag
104 10, 71 | duidelijk blijken, komt dan tegen mij op en geeft mij geen
105 10, 96 | 96. Degenen tegen wie het woord van uw Heer
106 11, 18 | dan hij, die een leugen tegen Allah smeedt? Zulken zullen
107 11, 18 | Dezen zijn degenen die tegen hun Heer logen." Ziet toe!
108 11, 30 | mijn volk, wie zou mij tegen Allah helpen als ik hen
109 11, 40 | uitzondering van degenen, tegen wie het woord reeds is uitgegaan -
110 11, 43 | een berg zoeken, die mij tegen het water zal beschermen."
111 11, 43 | deze dag geen beschermer tegen het gebod van Allah, met
112 11, 55 | allen buiten Hem plannen tegen mij en geeft mij geen uitstel." ~
113 12, 5 | anders zullen zij plannen tegen u smeden, want Satan is
114 12, 23 | huis hij was, zocht hem (tegen zijn wil) te verleiden.
115 12, 26 | zeide: "Zij is het die mij tegen mijn wil zocht te verleiden."
116 12, 30 | van Aziez zoekt haar slaaf tegen zijn wil te verleiden. Hij
117 12, 32 | ik zocht hem werkelijk tegen zijn wil te verleiden, maar
118 12, 51 | geval met u toen gij Jozef tegen zijn wil zocht te verleiden?"
119 12, 51 | gekomen. Ik was het die hem tegen zijn wil zocht te verleiden
120 12, 67 | binnen; en ik kan u in niets tegen Allah helpen. De beslissing
121 12, 68 | had bevolen, kon hen dit tegen Allah toch niets baten;
122 12, 92 | Heden zij er geen verwijt tegen u: Moge Allah u vergeven,
123 12, 102| bij hen, toen zij zich (tegen u) verenigden en plannen
124 13, 34 | gewis zwaarder en zij zullen tegen Allah geen verdediger hebben. ~
125 14, 21 | volgelingen; kunt gij ons dan tegen Allah's straf niet helpen?"
126 15, 17 | 17. En Wij hebben hem tegen elke vervloekte Satan beschermd. ~
127 15, 66 | mede dat hun levenswortel tegen de morgen zou worden afgesneden. ~
128 15, 90 | hebben besloten (de straf) tegen de samenzweerders te zenden. ~
129 15, 95 | zijn u zeker toereikend tegen degenen die bespotten, ~
130 16, 45 | verzinnen, zich er dan veilig tegen dat Allah hen in de grond
131 16, 79 | gehouden? Niemand houdt ze tegen dan Allah. Voorwaar, daarin
132 16, 81 | klederen voor u gemaakt die u tegen hitte beschermen en harnassen
133 16, 89 | onder elk volk een getuige tegen hen uit hun midden zullen
134 16, 89 | u (profeet) als getuige tegen dezen zullen brengen. Wij
135 16, 98 | dan uw toevlucht tot Allah tegen Satan de verworpene. ~
136 16, 116| onwettig.", om een leugen tegen Allah te verzinnen. Degenen,
137 16, 116| Degenen, die een leugen tegen Allah verzinnen, slagen
138 17, 5 | toegerust met grote macht tegen u uit, die de huizen binnendrongen;
139 17, 7 | indien gij kwaad doet, is het tegen uzelf. En toen de tijd was
140 17, 14 | op deze dag als rekenaar tegen uzelf voldoende." ~
141 17, 15 | die dwaalt, dwaalt alleen tegen zichzelf. En geen lastdrager
142 17, 16 | derhalve wordt de verordening tegen haar van kracht, en verwoesten
143 17, 51 | zullen zij het hoofd schudden tegen u en vragen: "Wanneer zal
144 17, 64 | ruiterij en uw voetvolk tegen hen aan en wees hun deelgenoot
145 17, 68 | dat Hij een hevige storm tegen u zal doen opkomen? Gij
146 17, 69 | terugzenden en dan een stormwind tegen u doen opkomen en u verdrinken
147 17, 69 | daarin geen helper voor u tegen Ons zult vinden? ~
148 17, 75 | zoudt voor u geen helper tegen Ons hebben kunnen vinden. ~
149 17, 86 | nemen, dan zoudt gij daarin tegen Ons geen helper vinden; ~
150 18, 43 | hij had geen leger om hem tegen Allah te helpen, noch kon
151 18, 90 | Wij geen beschutting er tegen hadden verschaft. ~
152 18, 99 | zullen Wij sommigen hunner tegen anderen laten opstaan en
153 19, 18 | toevlucht tot de Barmhartige tegen u, laat mij met rust, indien
154 19, 44 | want Satan is weerspannig tegen de Barmhartige;" ~
155 19, 69 | die het opstandigst waren tegen de Weldadige. ~
156 21, 43 | die hen kunnen beschermen tegen Ons? Zij kunnen zichzelf
157 21, 57 | 57. En, bij Allah, ik zal tegen uw afgoden een plan beramen
158 21, 77 | En Wij stonden hem bij tegen degenen die Onze tekenen
159 21, 80 | deze u zouden beschermen tegen aanvallen. Zult gij dan
160 21, 112| hulp moet worden ingeroepen tegen hetgeen gij zegt." ~~
161 22, 39 | vechten is gegeven aan degenen tegen wie gevochten wordt, omdat
162 23, 27 | uw gezin, behalve degenen tegen wie het woord reeds is uitgevaardigd.
163 23, 88 | en Die beschermt doch tegen Wie er geen bescherming
164 23, 97 | U zoek ik mijn toevlucht tegen de inblazingen der duivelen. ~
165 24, 24 | hun handen en hun voeten tegen hen zullen getuigen over
166 24, 63 | Laat daarom degenen die tegen Zijn gebod ingaan, zich
167 25, 52 | Koran) een grote strijd tegen hen. ~
168 25, 55 | ongelovige is een helper tegen zijn Heer. ~
169 26, 14 | een aanklacht van misdaad tegen mij, dus vrees ik dat zij
170 26, 96 | elkander twisten, zullen zij (tegen de afgoden) zeggen: ~
171 27, 50 | Wij maakten ook een plan (tegen hen) maar zij bemerkten
172 27, 54 | Begaat gij onzedelijkheid tegen beter weten in? ~
173 27, 92 | haar ten eigen bate. En zeg tegen hem die dwaalt: "Ik ben
174 28, 15 | zijn volk was zocht hulp tegen hem die tot zijn vijanden
175 28, 63 | 63. Zij, tegen wie het Woord van kracht
176 28, 81 | hij had geen partij om hem tegen Allah te helpen noch kon
177 29, 30 | zeide: "Help mij mijn Heer, tegen het volk dat onheil sticht." ~
178 29, 37 | lagen in hun huizen plat tegen de grond. ~
179 29, 46 | de goede wijze; doch zeg tegen de onrechtvaardigen: "Wij
180 30, 44 | verwerpt, zijn ongeloof zal tegen hem zijn, en zij die goede
181 33, 9 | bewezen, toen er legers tegen u opkwamen en Wij tegen
182 33, 9 | tegen u opkwamen en Wij tegen hen een wind zonden en legers
183 33, 17 | Zeg: "Wie is het, die u tegen Allah kan beschermen indien
184 33, 18 | tegenhouden, en hen, die tegen hun broeders zeggen: "Komt
185 33, 60 | ophouden, zullen Wij u zeker tegen hen in beweging brengen;
186 35, 2 | schenkt, is door niemand tegen te houden; en wat Hij terug
187 35, 39 | gelooft, zijn ongeloof zal tegen hem zijn en het ongeloof
188 36, 45 | wordt gezegd: "Behoedt u tegen hetgeen vóór u is en hetgeen
189 36, 70 | gewaarschuwd en opdat het oordeel tegen de ongelovigen gerechtvaardigd
190 36, 75 | zij zullen als een schare tegen hen worden gebracht. ~
191 37, 7 | 7. Als bescherming tegen iedere opstandige Satan. ~
192 37, 28 | placht ons op de goede weg tegen te houden." ~
193 37, 98 | En zij hadden een komplot tegen hem gesmeed, maar Wij vernederden
194 37, 116| 116. En Wij hielpen hen (tegen de Egyptenaren) en zij waren
195 37, 162| Gij kunt niemand verleiden tegen Hem. ~
196 39, 19 | 19. Kunt gij hem, tegen wie de uitspraak van straf
197 39, 53 | Zeg: "O mijn dienaren die tegen u zelf buitensporig zijt
198 39, 71 | de uitspraak van de straf tegen de ongelovigen van kracht
199 40, 14 | hoewel de ongelovigen er tegen zijn. ~
200 40, 21 | zij hadden niemand om hen tegen Allah te beschermen. ~
201 40, 27 | bij mijn Heer en uw Heer, tegen elke laatdunkende die aan
202 40, 29 | Maar wie zal ons beschermen tegen de straf van Allah als zij
203 40, 33 | gij geen beschermer hebben tegen Allah. En hij die Allah
204 40, 55 | waar. En vraag bescherming tegen uw zonde en eert uw Heer '
205 41, 16 | 16. Daarom zonden Wij tegen hen een razende wind gedurende
206 41, 20 | hun oren, ogen en huiden tegen hen getuigenis afleggen
207 41, 21 | zeggen: "Waarom getuigt gij tegen ons?" Deze zullen antwoorden: "
208 41, 22 | uw huiden geen getuigenis tegen u zouden afleggen, maar
209 41, 25 | maakten, en het woord werd tegen hen van kracht, met de volkeren
210 41, 46 | kwaad bedrijft, het is er tegen. En uw Heer is in het geheel
211 42, 41 | Maar er is geen verwijt tegen hen die zich verdedigen
212 42, 42 | Het verwijt is slechts tegen hen, die de mensen onrecht
213 43, 38 | iemand bij Ons komt, zegt hij tegen zijn metgezel: "O, ware
214 44, 19 | 19. En verheft u niet tegen Allah. Zeker, ik kom tot
215 45, 14 | 14. Zeg tegen de gelovigen, dat zij diegenen,
216 45, 15 | wie kwaad doet, doet dat tegen zijn eigen ziel. Ten slotte
217 45, 19 | Voorwaar, zij zullen u niets tegen Allah baten. En voorzeker,
218 46, 8 | verzonnen, kunt gij mij tegen Allah niets baten. Hij weet
219 46, 18 | 18. Dezulken zijn het tegen wie het woord van kracht
220 47, 38 | vrekkig is, is dit slechts tegen zichzelf. Allah is Zichzelf -
221 48, 2 | 2. Zodat Allah u tegen uw voorafgaande en toekomstige (
222 48, 11 | Zeg: "Wie kan u iets baten tegen Allah indien Hij voor u
223 48, 16 | achtergelaten: "Gij zult tegen een volk van geduchte krijgslieden
224 48, 29 | met hem zijn, zijn hard tegen de ongelovigen en zachtmoedig
225 49, 9 | maar indien één hunner tegen de andere in overtreding
226 51, 41 | Aad, toen Wij een orkaan tegen hen zonden. ~
227 52, 42 | Willen zij een plan smeden (tegen u)? Maar de ongelovigen
228 53, 28 | vermoeden en het vermoeden kan tegen de waarheid niets baten. ~
229 54, 19 | zonden een woedende wind tegen hen, op een kwade, onvergetelijke
230 54, 31 | zonden een enkele straf tegen hen en zij werden als droog,
231 55, 35 | vlammen en gesmolten koper tegen u worden gezonden en gij
232 58, 5 | 5. Degenen, die tegen Allah en Zijn boodschapper
233 58, 8 | ons niet voor hetgeen uw (tegen de profeet) zeggen?" Genoegzaam
234 58, 14 | zij zweren bij de leugen tegen beter weten in. ~
235 58, 17 | hun kinderen zullen hen tegen Allah iets baten, dit zijn
236 59, 2 | vestingen hen zouden beschermen tegen Allah. Maar Allah kwam tot
237 59, 10 | wrok in ons hart blijven tegen de gelovigen. Onze Heer!
238 59, 11 | huichelaars gezien? Zij zeggen tegen hun ongelovige broeders
239 59, 16 | Evenals Satan, wanneer hij tegen de mens zegt: "Verwerp (
240 60, 4 | die met hem waren toen zij tegen hun volk zeiden: "Wij hebben
241 60, 8 | niet, degenen, die niet tegen u om de godsdienst hebben
242 60, 9 | betonen aan degenen, die tegen u gevochten hebben om de
243 61, 5 | 5. En toen Mozes tegen zijn volk zeide: "O mijn
244 61, 14 | Wij hielpen de gelovigen tegen hun vijand en zij werden
245 63, 4 | denken dat ieder gerucht tegen hen is. Zij zijn (uw) vijanden,
246 65, 8 | steden kwamen niet in opstand tegen het gebod van hun Heer en
247 66, 4 | Maar indien gij samenspant tegen hem (de profeet), dan is
248 66, 9 | 9. O profeet, strijd tegen de ongelovigen en de huichelaars
249 66, 9 | huichelaars en wees streng tegen hen. Hun woning is de hel
250 66, 10 | haar echtgenoten haar niet tegen Allah, en er werd tot hen
251 67, 17 | de Hemel is, dat Hij niet tegen u een orkaan zal zenden?
252 67, 19 | de Barmhartige houdt ze tegen, waarlijk, Hij ziet alle
253 67, 28 | wie zal de ongelovigen tegen een pijnlijke straf kunnen
254 71, 23 | 23. En zeggen tegen elkander: 'Verlaat uw goden
255 71, 25 | zich geen helpers vinden tegen Allah. ~
256 72, 22 | Voorzeker, niemand kan mij tegen Allah beschermen, noch kan
257 73, 15 | gezonden, die een getuige tegen u is, geljik Wij een boodschapper
258 75, 14 | Neen, de mens is een bewijs tegen zichzelf. ~
259 75, 29 | doodsangst) het ene been tegen het andere. ~
260 77, 31 | koelte geeft, noch beschermt tegen de vlam." ~
261 77, 39 | plan hebt gebruikt het dan tegen Mij. ~
262 83, 30 | voorbijgingen, knipoogden zij tegen elkander. ~
263 88, 7 | noch voedzaam zal zijn noch tegen de honger zal baten. ~
264 106, 4 | 4. Die hen van voedsel tegen honger heeft voorzien en
265 113, 2 | 2. Tegen het kwade van wat Hij heeft
266 113, 3 | 3. En tegen het kwade van de duisternis
267 113, 4 | 4. En tegen het kwade van degenen die
|