Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zegt 77
zei 8
zeide 385
zeiden 206
zeidet 10
zein 1
zeker 272
Frequency    [«  »]
220 doet
213 ook
209 goede
206 zeiden
205 waarheid
204 hemelen
203 s

Koran

IntraText - Concordances

zeiden

    Sura, Verse
1 2, 30 | stedehouder op aarde plaatsen," zeiden zij: "Wilt Gij er iemand 2 2, 32 | 32. Zij zeiden: "Heilig zijt Gij. Wij bezitten 3 2, 34 | toen Wij tot de engelen zeiden: "Onderwerpt u aan Adam", 4 2, 35 | 35. En Wij zeiden: "O Adam, verblijf gij met 5 2, 36 | zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Gaat heen - gij zijt elkander 6 2, 38 | 38. Wij zeiden: "Gaat allen weg van hier. 7 2, 58 | 58. En toen Wij zeiden: "Gaat in deze stad en eet 8 2, 60 | water voor zijn volk bad zeiden Wij: "Sla op de rots met 9 2, 63 | hoog boven u verhieven, zeiden Wij: "Houdt vast, wat Wij 10 2, 65 | Sabbath overtraden. Alzo zeiden Wij tot hen: "Weest verachte 11 2, 67 | u, een koe te slachten", zeiden zij: "Drijft gij de spot 12 2, 68 | 68. Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, 13 2, 69 | 69. Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, 14 2, 70 | 70. Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, 15 2, 71 | gaaf en vlekkeloos." Zij zeiden: "Nu hebt gij het precies 16 2, 73 | 73. Toen zeiden Wij: "Treft hem (de moordenaar) 17 2, 83 | met de kinderen Israëls, zeiden Wij, dat gij niemand zult 18 2, 88 | 88. En zij zeiden: "Ons hart is verhuld." 19 2, 93 | gegeven hebben en luistert," zeiden zij: "Wij horen, maar wij 20 2, 214| en de gelovigen met hem zeiden: "Wanneer komt Allah's hulp?" 21 2, 246| tot één hunner profeten zeiden: "Stel ons een koning aan, 22 2, 246| wordt voorgeschreven?" Zij zeiden: "Welke reden hebben wij 23 2, 247| over u aangesteld." Zij zeiden: "Hoe kan hij over ons regeren, 24 2, 249| en de gelovigen met hem - zeiden zij: "Wij hebben vandaag 25 2, 249| Allah zouden ontmoeten, zeiden: "Hoevele kleine groepen 26 2, 250| strijdkrachten te ontmoeten, zeiden zij: "Onze Heer, stort geduld 27 3, 42 | 42. Toen zeiden de engelen: "O, Maria, Allah 28 3, 45 | 45. Toen de engelen zeiden: "O, Maria, waarlijk, Allah 29 3, 154| onwetendheid koesterden. Zij zeiden: "Hebben wij iets met de 30 3, 167| zaak en verdedigt u." Zij zeiden: "Als wij wisten dat het 31 3, 168| die omtrent hun broeders zeiden terwijl zij zelf achterbleven: " 32 3, 173| En toen de mensen tot hen zeiden: "De volkeren hebben zich 33 3, 181| gehoord van degenen, die zeiden: "Allah is arm en wij zijn 34 4, 153| Mozes meer dan dit, zij zeiden: "Toon ons Allah openlijk." 35 4, 154| het verbond met hen en Wij zeiden: "Gaat de poort ootmoedig 36 5, 22 | 22. Zij zeiden: "O, Mozes, daarin is een 37 5, 23 | 23. Daarop zeiden twee mannen van degenen 38 5, 24 | 24. Zij zeiden: "O, Mozes, wij zullen er 39 5, 85 | Allah hen voor hetgeen zij zeiden met tuinen, waardoorheen 40 5, 110| onder hen die verwierpen, zeiden: "Dit is niets, dan klaarblijkelijke 41 5, 111| boodschapper te geloven, zeiden zij: "Wij geloven en getuigt 42 5, 112| 112. Toen de discipelen zeiden: "O, Jezus, zoon van Maria, 43 5, 113| 113. Zij zeiden: "Wij verlangen zeer, er 44 7, 5 | niet anders dan dat zij zeiden: "Wij waren inderdaad onrechtvaardigen." ~ 45 7, 11 | daarna vormden Wij u; toen zeiden Wij tot de engelen: "Onderwerpt 46 7, 66 | ongelovige leiders van zijn volk zeiden: "Wij zien u als een dwaze 47 7, 70 | 70. Zij zeiden: "Zijt gij tot ons gekomen 48 7, 75 | die aanmatigend waren, zeiden tot de gelovigen, die zij 49 7, 76 | Degenen die aanmatigend waren zeiden: "Voorwaar, wij geloven 50 7, 77 | het gebod van hun Heer en zeiden: "O, Salih, breng ons hetgeen, 51 7, 90 | volk die niet geloofden, zeiden: "Als gij Shoaib volgt, 52 7, 95 | totdat zij groeiden en zeiden: "Lijden en geluk wedervoeren 53 7, 109| van het volk van Pharao zeiden: "Dit is gewis een vaardige 54 7, 111| 111. Zij zeiden: "Geef hem en zijn broeder 55 7, 113| tovenaars kwamen tot Pharao en zeiden: "Wij zullen natuurlijk 56 7, 115| 115. Zij zeiden: "O Mozes zult gij of zullen 57 7, 117| En Wij bezielden Mozes en zeiden: "Werp uw stok neder" en 58 7, 121| 121. En zeiden: "Wij geloven in de Heer 59 7, 127| van het volk van Pharao zeiden: "Wilt gij Mozes en zijn 60 7, 131| Wanneer er goeds tot hen kwam zeiden zij: "Dit komt ons toe." 61 7, 132| 132. En zij zeiden (tot Mozes): "Welk teken 62 7, 134| toen de straf op hen viel, zeiden zij: "O, Mozes, bid voor 63 7, 138| afgoden was gehecht. Zij zeiden: "O, Mozes, maak ons een 64 7, 149| inderdaad gedwaald hadden, zeiden zij: "Als onze Heer ons 65 7, 166| hetgeen hun was verboden, zeiden Wij tot hen: "Weest verachte 66 7, 169| goederen van deze wereld en zeiden: "Het zal ons worden vergeven." 67 7, 171| deze op hen zou vallen; Wij zeiden: "Houdt u aan hetgeen Wij 68 8, 32 | 32. En toen zij zeiden: "O Allah, als dit inderdaad 69 8, 49 | wier hart een ziekte is, zeiden: "Hun (Moslims) geloof heeft 70 9, 74 | bij Allah, dat zij niets zeiden, maar voorzeker zij spraken 71 9, 75 | een verbond sloten. Zij zeiden: "Als Hij ons van Zijn overvloed 72 9, 81 | Allah te strijden. En zij zeiden: "Trekt niet uit in de hitte." 73 10, 76 | waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Dit is gewis duidelijke 74 11, 40 | bronnen der aarde spoten, zeiden Wij: "Scheept twee paar 75 11, 53 | 53. Zij zeiden: "O Hoed, gij hebt ons geen 76 11, 62 | 62. Zij zeiden: "O Salih, gij waart onze 77 11, 69 | tijdingen tot Abraham. Zij zeiden: "Vrede zij met u." Hij 78 11, 70 | vreemd en vreesde hen. Zij zeiden: "Vrees niet, want wij zijn 79 11, 73 | 73. Zij zeiden: "Verwondert gij u over 80 11, 81 | Zij (de boodschappers) zeiden: "O Lot, Wij zijn de boodschappers 81 12, 8 | 8. Toen zij zeiden: "Voorwaar, Jozef en zijn 82 12, 11 | 11. Zij zeiden: "O, onze vader, waarom 83 12, 14 | 14. Zij zeiden: "Indien de wolf hem zou 84 12, 17 | 17. En zeiden: "O, onze vader, wij hielden 85 12, 30 | En de vrouwen in de stad zeiden: "De vrouw van Aziez zoekt 86 12, 31 | sneden zich in de handen en zeiden: "Allah zij verheerlijkt. 87 12, 51 | zocht te verleiden?" Zij zeiden: "Allah zij verheerlijkt. 88 12, 63 | hun vader terugkeerden, zeiden zij: "Onze vader, een (verdere) 89 12, 74 | 74. Zij (de Egyptenaren) zeiden: "Wat zal er dan de straf 90 12, 77 | 77. Zij (zijn broeders) zeiden: "Als deze heeft gestolen, 91 12, 78 | 78. Zij zeiden: "O Aziez, hij heeft een 92 12, 85 | 85. Zij zeiden: "Bij Allah, gij zult niet 93 12, 88 | voor hem (Jozef) kwamen, zeiden zij: "O, Aziez, armoede 94 14, 9 | zij deden hen zwijgen en zeiden: "Wij geloven niet in hetgeen, 95 14, 10 | vastgestelde periode." Zij zeiden: "Gij zijt slechts mensen 96 14, 11 | 11. Hun boodschappers zeiden tot hen: "Wij zijn inderdaad 97 14, 13 | 13. En de ongelovigen zeiden tot hun boodschappers: " 98 15, 52 | zij bij hem binnentraden zeiden zij "Vrede", hij antwoordde: " 99 15, 53 | 53. Zij zeiden: "Vreest niet, wij geven 100 15, 55 | 55. Zij zeiden: "Wij hebben u inderdaad 101 15, 58 | 58. Zij zeiden: "Wij zijn naar een schuldig 102 15, 63 | 63. Zij zeiden: "Neen, wij zijn met hetgeen 103 15, 70 | 70. Zij zeiden; "Hebben wij u niet verboden 104 17, 60 | 60. En toen Wij tot u zeiden: "Voorzeker, uw Heer heeft 105 17, 61 | toen Wij tot de engelen zeiden: "Betuigt eer aan Adam," 106 17, 94 | kwam dan het feit dat zij zeiden: "Heeft Allah een mens als 107 17, 98 | Onze woorden verwierpen en zeiden: "Zullen wij indien wij 108 17, 104| 104. En Wij zeiden na hem tot de kinderen van 109 18, 10 | toevlucht zochten in de Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen 110 18, 14 | hart toen zij opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der 111 18, 19 | hier vertoefd?" Anderen zeiden: "Wij zijn een dag of een 112 18, 19 | dag gebleven." Nog anderen zeiden: "Uw God weet het best, 113 18, 21 | die de overhand behielden, zeiden: "Wij zullen voorzeker een 114 18, 50 | toen Wij tot de engelen zeiden: "Buigt voor Adam", zij 115 18, 86 | ongelovig) volk aantrof. Wij zeiden: "O, Zol-Qarnain, bestraf 116 18, 94 | 94. Zij zeiden: "O Zol-Qarnain, Gog en 117 19, 29 | wees zij naar het kind. Zij zeiden: "Hoe kunnen wij tot een 118 20, 63 | 63. Zij zeiden: "Deze twee zijn zeker tovenaars 119 20, 65 | 65. Zij zeiden: "O Mozes, werpt gij, of 120 20, 68 | 68. Wij zeiden: "Vrees niet, want gij zijt 121 20, 70 | zich nederbuigend. Zij zeiden: "Wij geloven in de Heer 122 20, 72 | 72. Zij zeiden: "In geen geval zullen wij 123 20, 116| toen Wij tot de engelen zeiden: "Bewijst Adam eer," bewezen 124 20, 117| 117. Daarom zeiden Wij: "O Adam, deze is voor 125 21, 55 | 55. Zij zeiden: "Hebt gij ons de waarheid 126 21, 59 | 59. (Toen zij dit zagen) zeiden zij: "Wie heeft dit onze 127 21, 60 | 60. Enigen hunner zeiden: "Wij hoorden een jonge 128 21, 61 | 61. Zij zeiden: "Brengt hem dan voor de 129 21, 64 | kwamen zij tot inkeer en zeiden (bij zichzelf) "Gij zijt 130 21, 68 | 68. Zij zeiden: "Verbrandt hem en helpt 131 21, 69 | 69. Wij zeiden: "O vuur, wees koel en onschadelijk 132 22, 40 | verdreven alleen omdat zij zeiden: "Onze Heer is Allah." - 133 23, 24 | volk, die ongelovig waren, zeiden: "Hij is slechts een mens 134 23, 33 | der aarde) hadden gegeven, zeiden: "Dit is slechts een mens, 135 23, 47 | 47. En zij zeiden: "Moeten wij geloven in 136 23, 81 | als de voormalige volkeren zeiden. ~ 137 24, 12 | over hun eigen mensen en zeiden: "Dit is een openlijke lastering?" ~ 138 25, 36 | 36. En Wij zeiden: "Gaat samen naar het volk 139 26, 36 | 36. Zij zeiden: "Geef hem en zijn broeder 140 26, 44 | touwen en hun roeden, en zeiden: "Bij de macht van Pharao, 141 26, 61 | scharen elkander zagen, zeiden de metgezellen van Mozes: " 142 26, 71 | 71. Zeiden zij: "Wij aanbidden (onze) 143 26, 116| 116. Zij zeiden: "Als gij niet ophoudt, 144 26, 153| 153. Zeiden zij: "Gij zijt betoverd. ~ 145 26, 167| 167. Zij zeiden: "Als gij niet ophoudt, 146 26, 185| 185. Zij zeiden: "Gij zijt slechts betoverd. ~ 147 27, 13 | tekenen tot hen kwamen, zeiden zij: "Dit is openbare tovenarij." ~ 148 27, 15 | David en Salomo, en zij zeiden: "Alle eer behoort aan Allah, 149 27, 49 | 49. Zij zeiden: "Zweert tot elkander bij 150 27, 56 | niets anders dan dat zij zeiden: "Verdrijft Lot's familie 151 28, 36 | duidelijke tekenen tot hen kwam, zeiden zij: "Dit is niets dan verzonnen 152 28, 48 | Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Waarom is hem niet 153 28, 48 | voorheen was gegeven? Zij zeiden: "Twee tovenaars die elkander 154 28, 79 | leven dezer wereld wensten, zeiden: "O, ware ons hetzelfde 155 28, 80 | wie kennis was gegeven, zeiden: "Wee u, de beloning van 156 29, 29 | niet anders dan dat zij zeiden: "Breng de straf van Allah 157 29, 31 | Abraham het nieuws brachten, zeiden zij: "Wij willen het volk 158 29, 32 | Maar Lot is daar." Zij zeiden: "Wij weten wel wie daar 159 29, 33 | in moeilijkheid. En zij zeiden: "Vrees niet, noch treur. 160 33, 12 | wier hart een ziekte is, zeiden: "Wat Allah en Zijn boodschapper 161 33, 22 | gelovigen de scharen zagen, zeiden zij: "Dit is wat Allah en 162 33, 69 | zuiverde hem van hetgeen zij zeiden. En hij was in aanzien bij 163 34, 10 | overvloed van Ons Zelf en zeiden: "O gij bergen, alsmede 164 34, 12 | onder hem werkten, en Wij zeiden: indien iemand van hen zich 165 34, 19 | 19. Maar zij zeiden: "Onze Heer, maak langere 166 34, 34 | stad of de rijken er van zeiden: "Waarlijk, wij willen niet 167 34, 35 | 35. En zij zeiden: "Wij hebben meer rijkdommen 168 36, 14 | derde versterkten en zij zeiden: "Waarlijk, wij zijn tot 169 36, 16 | 16. Zij zeiden: "Onze Heer weet dat wij 170 37, 36 | 36. En zeiden: "Zullen wij onze Goden 171 37, 97 | 97. Zij zeiden: "Laat ons een omheining 172 38, 22 | en hij hen vreesde. Zij zeiden: "Vrees niet, wij zijn twee 173 38, 26 | 26. (Wij zeiden): "O David, Wij hebben u 174 38, 39 | 39. Wij zeiden: "Dit is Onze gave. Wees 175 38, 42 | 42. Wij zeiden: "Spoor uw rijdier met uw 176 38, 44 | 44. (En Wij zeiden:) "Neem een handvol gedroogde 177 39, 50 | 50. Ook hun voorgangers zeiden hetzelfde, toch baatte hen 178 40, 24 | Hamaan en Korach, maar zij zeiden: "Hij is een tovenaar en 179 40, 25 | Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Doodt de zonen der 180 40, 84 | toen zij Onze straf zagen zeiden zij: "Wij geloven in Allah 181 41, 12 | 12. Zij zeiden: "Wij komen gewillig." Zo 182 41, 14 | Aanbidt niets dan Allah", zeiden zij: "Als onze Heer het 183 41, 15 | laatdunkend op aarde en zeiden: "Wie is machtiger dan wij?" 184 43, 23 | vóór u of de rijken hiervan zeiden: "Wij zagen onze vaderen 185 43, 24 | Zij (de boodschappers) zeiden: "Hoewel wij u een betere 186 43, 24 | vaderen hebt zien volgen?" Zij zeiden: "Waarlijk, wij verwerpen 187 43, 49 | 49. En zij zeiden (tot Mozes): "O, gij tovenaar, 188 46, 22 | 22. Toen zeiden zij: "Zijt gij tot ons gekomen 189 46, 24 | hun valleien zagen komen, zeiden zij: "Dit is een wolk, die 190 46, 29 | toen zij bij u kwamen, zeiden zij: "Weest stil" en toen 191 46, 30 | 30. Zij zeiden: "O, ons volk, wij hebben 192 51, 25 | bij hem binnentraden en zeiden: "Vrede", antwoordde hij: " 193 51, 28 | begon hij hen te vrezen. Zij zeiden: "Vrees niet" en zij gaven 194 51, 30 | Heer heeft het zo gezegd," zeiden zij. "Voorzeker, Hij is 195 51, 52 | geen boodschapper of zij zeiden: "Dit is een tovenaar of 196 54, 9 | verloochenden Onze dienaar en zeiden: "Een waanzinnige." En hij 197 54, 24 | 24. En zij zeiden: "Moeten wij een man uit 198 54, 37 | verblindden Wij hun ogen en zeiden: "Ondergaat nu Mijn straf 199 58, 3 | willen terugnemen wat zij zeiden, moeten hiervoor een slaaf 200 60, 4 | toen zij tegen hun volk zeiden: "Wij hebben niets uitstaande 201 64, 6 | tot hen kwamen, maar zij zeiden: "Zullen stervelingen ons 202 67, 9 | maar wij verwierpen hem, en zeiden: "Allah heeft niets geopenbaard; 203 68, 26 | toen zij de tuin zagen, zeiden zij: "Voorwaar, wij zijn 204 68, 31 | 31. En zeiden: "Wee ons, wij waren inderdaad 205 72, 1 | naar de Koran), en zij zeiden: 'Waarlijk, wij hebben een 206 83, 32 | En wanneer zij hen zagen, zeiden zij: "Dit zijn inderdaad


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License