1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-6932
bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1501 7, 38 | aangekomen, de laatsten over de eersten hunner zullen zeggen: "
1502 7, 39 | 39. En de eersten hunner zullen tot
1503 7, 39 | eersten hunner zullen tot de laatsten zeggen: "Gij zijt
1504 7, 39 | verheven, smaakt daarom de straf voor al hetgeen gij
1505 7, 40 | hoogmoedig van afwenden, zullen de poorten van de Hemel niet
1506 7, 40 | afwenden, zullen de poorten van de Hemel niet worden geopend,
1507 7, 40 | gaan. En zo vergelden Wij de daden der schuldigen. ~
1508 7, 41 | 41. Zij zullen de hel tot bed en bedekkingen
1509 7, 41 | hebben. En zo vergelden Wij de onrechtvaardigen. ~
1510 7, 42 | vermogen - dezen zullen de bewoners van het paradijs
1511 7, 43 | geen leiding kunnen vinden. De boodschappers van onze Heer
1512 7, 43 | Heer brachten inderdaad de waarheid." En er zal hen
1513 7, 44 | 44. De bewoners van het paradijs
1514 7, 44 | het paradijs zullen naar de bewoners van de hel roepen: "
1515 7, 44 | zullen naar de bewoners van de hel roepen: "Wij hebben
1516 7, 44 | onder hen verkondigen: "De vloek van Allah rust op
1517 7, 44 | vloek van Allah rust op de onrechtvaardigen, ~
1518 7, 46 | beiden zijn; en er zullen op de verheven plaatsen mannen
1519 7, 46 | herkennen. En zij zullen tot de bewoners van het paradijs
1520 7, 47 | En wanneer hun ogen naar de bewoners van het Vuur zijn
1521 7, 48 | 48. En de bewoners van de verheven
1522 7, 48 | 48. En de bewoners van de verheven plaatsen zullen
1523 7, 48 | verheven plaatsen zullen tot de mensen die zij aan hun merktekenen
1524 7, 50 | 50. En de bewoners van het Vuur zullen
1525 7, 50 | van het Vuur zullen tot de bewoners van het paradijs
1526 7, 50 | heeft voorzeker dit voor de ongelovigen verboden." ~
1527 7, 51 | namen en wie het leven van de wereld had bedrogen, Wij
1528 7, 51 | Dag vergeten, zoals zij de ontmoeting op deze dag vergaten
1529 7, 53 | andere) verklaring daarvan? De Dag, waarop deze komen zal,
1530 7, 53 | voorheen vergaten, zeggen: "De boodschappers van onze Heer
1531 7, 53 | Heer brachten inderdaad de waarheid, zullen wij dan
1532 7, 53 | worden teruggezonden (naar de aarde), opdat wij anders
1533 7, 54 | Voorzeker, uw Heer is Allah, Die de hemelen en de aarde in zes
1534 7, 54 | Allah, Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep;
1535 7, 54 | deTroon neder. Hij doet de nacht de dag bedekken, die
1536 7, 54 | neder. Hij doet de nacht de dag bedekken, die hem snel
1537 7, 54 | bedekken, die hem snel opvolgt. De zon en de maan en de sterren
1538 7, 54 | snel opvolgt. De zon en de maan en de sterren zijn
1539 7, 54 | opvolgt. De zon en de maan en de sterren zijn door Zijn gebod
1540 7, 54 | gesteld. Voorwaar, van Hem is de schepping en het gebod.
1541 7, 54 | gebod. Gezegend is Allah, de Heer der Werelden. ~
1542 7, 55 | verborgene aan. Hij heeft de overtreders zeker niet lief. ~
1543 7, 56 | en hoop aan. Voorzeker, de Barmhartigheid van Allah
1544 7, 56 | Barmhartigheid van Allah is de goeden nabij. ~
1545 7, 57 | 57. En Hij is het, Die de winden als blijde tijdingen
1546 7, 57 | vruchten voort; zo wekken Wij de doden op, opdat gij er lering
1547 7, 58 | 58. En het goede land - de plantengroei komt er in
1548 7, 58 | schaarste op. Zo wisselen Wij de tekenen af voor een volk
1549 7, 59 | naast Hem. Ik vrees voor u de straf van de grote Dag." ~
1550 7, 59 | vrees voor u de straf van de grote Dag." ~
1551 7, 60 | 60. De leiders van zijn volk antwoordden: "
1552 7, 61 | ben een boodschapper van de Heer der Werelden." ~
1553 7, 62 | 62. "Ik breng u de boodschappen van mijn Heer
1554 7, 64 | en degenen die met hem in de ark waren en Wij verdronken
1555 7, 66 | 66. De ongelovige leiders van zijn
1556 7, 66 | wij denken, dat gij tot de leugenaars behoort."
1557 7, 67 | ben een boodschapper van de Heer der Werelden." ~
1558 7, 68 | 68. "Ik breng u de woorden van mijn Heer en
1559 7, 69 | toenemen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah, opdat
1560 7, 70 | alleen moeten aanbidden en de goden die onze vaderen aanbaden
1561 7, 71 | dan, ik ben met u onder de wachtenden." ~
1562 7, 72 | barmhartigheid en Wij sneden de levenswortel af van degenen
1563 7, 73 | 73. Naar de Samoed (kwam) hun broeder
1564 7, 74 | gij bouwdet paleizen in de vlakten en gij hieuwt huizen
1565 7, 74 | en gij hieuwt huizen uit de bergen. Gedenkt daarom de
1566 7, 74 | de bergen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah en wandelt
1567 7, 75 | 75. De leiders van zijn volk, die
1568 7, 75 | aanmatigend waren, zeiden tot de gelovigen, die zij zwak
1569 7, 77 | 77. Toen verlamden zij de kamelin en overtraden het
1570 7, 77 | hebt bedreigd, als gij tot de boodschappers behoort." ~
1571 7, 78 | 78. De aardbeving overviel hen
1572 7, 78 | zij lagen uitgestrekt op de grond in hun huizen. ~
1573 7, 79 | mijn volk, ik bracht u de boodschap van mijn Heer
1574 7, 81 | Neen, gij zijt een volk dat de perken te buiten gaat." ~
1575 7, 83 | vrouw, zij behoorde tot de achterblijvenden. ~
1576 7, 84 | nu wat het einde was van de schuldigen. ~
1577 7, 85 | gewicht en vermindert het aan de mensen verschuldigde niet
1578 7, 86 | 86. "En wacht niet op de wegen om degenen die in
1579 7, 86 | ziet wat het einde was van de onruststokers." ~
1580 7, 87 | onder ons richt. Want Hij is de beste Rechter." ~
1581 7, 88 | 88. De leidende mannen van zijn
1582 7, 88 | Wij zullen u, o Shoaib, en de gelovigen met u zeker uit
1583 7, 89 | in waarheid en Gij zijt de beste Rechter. ~
1584 7, 90 | 90. En de leidende mannen van zijn
1585 7, 91 | 91. Daarom greep de aardbeving hen en zij lagen
1586 7, 91 | zij lagen uitgestrekt op de grond in hun huizen. ~
1587 7, 92 | beschuldigden - zij waren de verliezers. ~
1588 7, 93 | volk, ik heb u inderdaad de boodschap van mijn Heer
1589 7, 96 | 96. En indien de mensen van die steden hadden
1590 7, 96 | Wij zeker zegeningen van de hemel en van de aarde voor
1591 7, 96 | zegeningen van de hemel en van de aarde voor hen hebben gezonden,
1592 7, 97 | 97. Zijn de bewoners der steden veilig
1593 7, 97 | bewoners der steden veilig voor de komst van Onze straf over
1594 7, 98 | 98. Of zijn de bewoners dezer steden veilig
1595 7, 100| 100. Doet het degenen, die de aarde beerven na haar (vroegere)
1596 7, 101| 101. Zo waren de steden wier verhaal Wij
1597 7, 102| 102. Wij vonden in de meesten hunner geen (trouw
1598 7, 102| verbond en Wij bevonden dat de meesten hunner overtreders
1599 7, 103| Toen zonden Wij na hen (de vorige boodschappers) Mozes
1600 7, 103| Ziet hoe het einde was van de onruststokers. ~
1601 7, 104| waarlijk een boodschapper van de Heer der Werelden." ~
1602 7, 105| 105. "Ik mag slechts de waarheid over Allah spreken.
1603 7, 105| tot u gekomen; zend daarom de kinderen Israëls met mij
1604 7, 106| het naar voren als gij tot de waarachtigen behoort." ~
1605 7, 108| was wit (geworden) voor de toeschouwers. ~
1606 7, 109| 109. De leiders van het volk van
1607 7, 111| zend (intussen) omroepers de steden in, ~
1608 7, 113| 113. En de tovenaars kwamen tot Pharao
1609 7, 113| zullen natuurlijk als wij de overhand krijgen een beloning
1610 7, 114| antwoordde: "Ja en gij zult tot de gunstelingen behoren." ~
1611 7, 116| wierpen, betoverden zij de ogen der mensen en deden
1612 7, 118| 118. Zo werd de waarheid bevestigd en bleek
1613 7, 120| 120. En de tovenaars werden bewogen
1614 7, 121| zeiden: "Wij geloven in de Heer der Werelden." ~
1615 7, 122| 122. "De Heer van Mozes en Aäron." ~
1616 7, 123| voorzeker een complot dat gij in de stad hebt gesmeed, opdat
1617 7, 126| wraak op ons omdat wij in de tekenen van onze Heer hebben
1618 7, 127| 127. En de leiders van het volk van
1619 7, 128| zeide tot zijn volk: "Zoekt de hulp van Allah en weest
1620 7, 128| weest geduldig. Voorzeker, de aarde behoort aan Allah.
1621 7, 128| Zijner dienaren Hij wil en de uiteindelijke overwinning
1622 7, 128| uiteindelijke overwinning is voor de godvrezenden. ~
1623 7, 131| kwaad overkwam, schreven zij de tegenspoed toe aan Mozes
1624 7, 131| eveneens van Allah. Maar de meesten hunner weten het
1625 7, 133| 133. Toen zonden Wij de storm en de sprinkhanen
1626 7, 133| Toen zonden Wij de storm en de sprinkhanen en de luizen
1627 7, 133| storm en de sprinkhanen en de luizen en de kikvorsen en
1628 7, 133| sprinkhanen en de luizen en de kikvorsen en bloed over
1629 7, 134| 134. En toen de straf op hen viel, zeiden
1630 7, 134| u heeft beloofd. Als gij de plaag van ons verwijdert,
1631 7, 134| zeker geloven en wij zullen de kinderen Israëls voorzeker
1632 7, 135| 135. Maar toen Wij de straf van hen verwijderden
1633 7, 137| 137. En Wij deden de mensen die voor zwak werden
1634 7, 137| voor zwak werden gehouden de oostelijke en westelijke
1635 7, 137| woord van uw Heer werd voor de kinderen Israëls vervuld
1636 7, 138| 138. En Wij deden de kinderen Israëls door de
1637 7, 138| de kinderen Israëls door de zee trekken en zij kwamen
1638 7, 140| zoeken, terwijl Hij u boven de volkeren heeft verheven?" ~
1639 7, 142| nachten aan. Aldus werd de periode, die door zijn Heer
1640 7, 142| afwezigheid en beheer wel en volg de weg der onruststokers niet." ~
1641 7, 143| aanschouwen, maar kijk naar de berg en als deze op zijn
1642 7, 143| En toen zijn Heer Zich op de berg openbaarde, brak deze
1643 7, 143| wend mij tot U en ik ben de eerste der gelovigen." ~
1644 7, 144| boodschappen en Mijn woord boven de volkeren uitverkoren. Houd
1645 7, 144| heb gegeven en behoor tot de dankbaren." ~
1646 7, 145| 145. En Wij schreven op de tafelen allerhande raad
1647 7, 145| volgen. Ik zal u weldra de verblijfplaats der overtreders
1648 7, 147| zij, die Onze tekenen en de laatste Ontmoeting verloochenen -
1649 7, 149| vergeeft, zullen wij gewis tot de verliezers behoren.'' ~
1650 7, 150| van uw Heer?" En hij legde de tafelen neder en greep zijn
1651 7, 150| wilde mij doden. Laat zich de vijanden daarom niet over
1652 7, 151| barmhartigheid toe want Gij zijt de Allergenadigste. ~
1653 7, 152| die het kalf aanbaden zal de toorn van hun Heer en de
1654 7, 152| de toorn van hun Heer en de vernedering in het tegenwoordig
1655 7, 154| was gekalmeerd, nam hij de tafelen en er was leiding
1656 7, 155| van zijn volk. Maar toen de aardbeving hen achterhaalde,
1657 7, 155| ons verdelgen voor hetgeen de dommen onder ons hebben
1658 7, 155| barmhartigheid en Gij zijt de Beste Vergevensgezinde." ~
1659 7, 156| degenen die Mij vrezen en de Zakaat betalen en voor hen
1660 7, 157| 157. "Hun, die de boodschapper, de reine profeet
1661 7, 157| Hun, die de boodschapper, de reine profeet volgen, die
1662 7, 157| profeet volgen, die zij in de Torah en het Evangelie beschreven
1663 7, 157| het kwade, veroortooft hun de goede dingen en verbiedt
1664 7, 157| goede dingen en verbiedt de slechte en ontheft hen van
1665 7, 157| slechte en ontheft hen van de last en de kluisters die
1666 7, 157| ontheft hen van de last en de kluisters die hen bonden.
1667 7, 158| Allah en Zijn boodschapper, de reine Profeet, die in Allah
1668 7, 160| volk om drinken vroeg: "Sla de rots met uw staf" en er
1669 7, 160| voor hen neder. "Eet van de goede dingen, waarmede Wij
1670 7, 161| verlicht onze last', en gaat de poort in nederigheid binnen,
1671 7, 162| 162. Maar de onrechtvaardigen onder hen
1672 7, 162| zonden Wij een kastijding van de hemel over hen neder omdat
1673 7, 163| 163. En vraag hun omtrent de stad, die aan de zee lag.
1674 7, 163| omtrent de stad, die aan de zee lag. Toen zij de Sabbath
1675 7, 163| aan de zee lag. Toen zij de Sabbath ontheiligden verscheen
1676 7, 163| verscheen vis op hun Sabbath aan de oppervlakte van het water,
1677 7, 163| oppervlakte van het water, maar de dag waarop zij geen Sabbath
1678 7, 165| 165. En toen zij de vermaning vergaten redden
1679 7, 165| kwade verboden en grepen de onrechtvaardigen met een
1680 7, 167| dezulken zou zenden, die hen (de Joden) met een marteling
1681 7, 167| marteling zouden kwellen tot de dag der Opstanding. Voorzeker,
1682 7, 168| verdeelden hen in groepen over de aarde. Er zijn onder hen
1683 7, 169| het Boek erfde. Zij namen de goederen van deze wereld
1684 7, 169| ook hebben genomen. Werd de belofte in het Boek, dat
1685 7, 169| dat zij van Allah slechts de waarheid zouden spreken,
1686 7, 170| zijn - voorzeker Wij doen de beloning der goeden niet
1687 7, 171| 171. Toen Wij de berg (Sinaï) boven hen deden
1688 7, 172| wij getuigen" zodat gij op de Dag der Opstanding niet
1689 7, 173| dan vernietigen om hetgeen de leugenaars deden?" ~
1690 7, 174| 174. En zo verklaren Wij de tekenen opdat zij zich mogen
1691 7, 175| vertel hun het verhaal van de man die Wij Onze tekenen
1692 7, 176| verheffen doch hij verkoos de aarde en volgde zijn begeerten,
1693 7, 176| laat deze zijn tong (uit de bek) hangen en indien gij
1694 7, 176| uit. Dit is het geval van de mensen, die Onze tekenen
1695 7, 177| 177. Slecht is de toestand van een volk dat
1696 7, 178| Hij laat dwalen, zal tot de verliezers behoren. ~
1697 7, 179| mens geschapen wier einde de hel zal zijn. Zij hebben
1698 7, 179| meer (dan dit), zij zijn de achtelozen. ~
1699 7, 180| van Zijn eigenschappen van de rechte weg afwijken, met
1700 7, 181| geschapen een volk, dat de mensen met waarheid leidt
1701 7, 187| zal plaatsvinden? Zeg: "De kennis daarvan is slechts
1702 7, 187| openbaren. Het rust zwaar op de hemel en op de aarde. Het
1703 7, 187| zwaar op de hemel en op de aarde. Het zal slechts onverwacht
1704 7, 187| u of gij er goed van op de hoogte zijt. Zeg: "De kennis
1705 7, 187| op de hoogte zijt. Zeg: "De kennis er van is slechts
1706 7, 187| slechts bij Allah, maar de meeste mensen weten het
1707 7, 189| geeft, zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." ~
1708 7, 195| waarmede zij horen? Zeg: "Roept de deelgenoten aan. Smeedt
1709 7, 196| alleen Allah Die het Boek (de Koran) heeft geopenbaard.
1710 7, 196| heeft geopenbaard. En Hij is de Beschermer der goeden. ~
1711 7, 199| vriendelijkheid aan en wend u van de onwetenden af. ~
1712 7, 203| wordt geopenbaard." Dit zijn de bewijzen van uw Heer en
1713 7, 204| 204. En wanneer de Koran wordt voorgedragen,
1714 7, 205| spraak en behoor niet tot de onachtzamen. ~
1715 8 | 8. De Oorlogsbuit (Al-An'faal) ~
1716 8 | Al-An'faal) ~Geopenbaard nà de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft
1717 8 | strofen. ~In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle. ~
1718 8 | van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle. ~
1719 8, 1 | 1. Zij vragen u omtrent de oorlogsbuit. Antwoord: "
1720 8, 1 | oorlogsbuit. Antwoord: "De oorlogsbuit behoort aan
1721 8, 1 | oorlogsbuit behoort aan Allah en de boodschapper. Vreest daarom
1722 8, 2 | vol vrees klopt, wanneer de naam van Allah wordt genoemd
1723 8, 4 | 4. Dezen zijn de ware gelovigen. Voor hen
1724 8, 5 | weggaan, was een gedeelte van de gelovigen er afkerig van. ~
1725 8, 6 | redetwistten met u over de waarheid nadat deze was
1726 8, 6 | alsof zij zienderogen tot de dood werden gedreven. ~
1727 8, 7 | partijen beloofde dat zij de uwe zou zijn, wenstet gij,
1728 8, 7 | zou zijn, wenstet gij, dat de partij zonder wapenen de
1729 8, 7 | de partij zonder wapenen de uwe zou worden, maar Allah
1730 8, 7 | wilde door Zijn Woorden de waarheid bevestigen en de
1731 8, 7 | de waarheid bevestigen en de levenswortel der ongelovigen
1732 8, 8 | 8. Opdat Hij de waarheid mocht bevestigen
1733 8, 8 | waarheid mocht bevestigen en de leugen teniet mocht doen,
1734 8, 8 | teniet mocht doen, ofschoon de schuldigen er afkerig van
1735 8, 9 | 9. Toen gij de hulp van uw Heer afsmeektet
1736 8, 11 | beveiliging van Hem en water van de wolken over u nederzond,
1737 8, 12 | 12. Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: "Ik
1738 8, 12 | Ik ben met u; versterkt de gelovigen. Ik boezem ontzag
1739 8, 12 | gelovigen. Ik boezem ontzag in de harten der ongelovigen.
1740 8, 14 | daarom en weet dat er voor de ongelovigen de straf van
1741 8, 14 | dat er voor de ongelovigen de straf van het Vuur is. ~
1742 8, 16 | andere groep, doet inderdaad de toorn van Allah over zich
1743 8, 16 | Allah over zich komen en de hel zal zijn tehuis zijn
1744 8, 17 | het die wierp, opdat Hij de gelovigen een grote gunst
1745 8, 18 | degene, Die het plan van de ongelovigen verijdelt. ~
1746 8, 19 | en Allah is voorzeker met de gelovigen. ~
1747 8, 22 | 22. Voorzeker, erger dan de beesten zijn in de ogen
1748 8, 22 | erger dan de beesten zijn in de ogen van Allah de doven
1749 8, 22 | zijn in de ogen van Allah de doven en de stommen die
1750 8, 22 | ogen van Allah de doven en de stommen die niet willen
1751 8, 24 | geeft gehoor aan Allah en de boodschapper wanneer Hij
1752 8, 26 | en toen gij vreesdet, dat de mensen u weg zouden voeren,
1753 8, 27 | gelooft, weest Allah en de boodschapper niet ontrouw
1754 8, 30 | 30. Toen smeedden de ongelovigen tegan u plannen,
1755 8, 32 | Allah, als dit inderdaad de waarheid van U is, doe dan
1756 8, 32 | U is, doe dan stenen uit de hemel over ons regenen of
1757 8, 34 | niet straffen, wanneer zij de mensen beletten de heilige
1758 8, 34 | wanneer zij de mensen beletten de heilige moskee binnen te
1759 8, 34 | geen bewakers van zijn? De bewakers er van zijn alleen
1760 8, 34 | bewakers er van zijn alleen de godvruchtigen, maar de meesten
1761 8, 34 | alleen de godvruchtigen, maar de meesten hunner beseffen
1762 8, 35 | En hun gebed in het Huis (de Kaaba) is niet anders dan
1763 8, 35 | dan fluiten en klappen in de handen. "Ondergaat daarom
1764 8, 35 | handen. "Ondergaat daarom de straf omdat gij placht te
1765 8, 36 | 36. Voorzeker, de ongelovigen besteden hun
1766 8, 36 | rijkdommen om anderen van de weg van Allah af te leiden.
1767 8, 36 | die verwerpen zullen in de hel worden verzameld. ~
1768 8, 37 | 37. Zodat Allah de bozen van de goeden moge
1769 8, 37 | Zodat Allah de bozen van de goeden moge scheiden en
1770 8, 37 | goeden moge scheiden en de bozen bij elkander moge
1771 8, 37 | moge ophopen en hen dan in de hel moge werpen. Dit zijn
1772 8, 37 | hel moge werpen. Dit zijn de verliezers. ~
1773 8, 39 | er geen vervolging is en de godsdienst geheel voor Allah
1774 8, 41 | een vijfde van voor Allah, de boodschapper, de verwanten,
1775 8, 41 | Allah, de boodschapper, de verwanten, de wezen, de
1776 8, 41 | boodschapper, de verwanten, de wezen, de armen en de reiziger
1777 8, 41 | de verwanten, de wezen, de armen en de reiziger is, -
1778 8, 41 | verwanten, de wezen, de armen en de reiziger is, - indien gij
1779 8, 41 | Wij aan Onze dienaar op de dag der onderscheiding nederzonden,
1780 8, 41 | onderscheiding nederzonden, de dag waarop de twee legers
1781 8, 41 | nederzonden, de dag waarop de twee legers elkander ontmoetten.
1782 8, 42 | 42. Toen gij op de nabijzijnde kant waart en
1783 8, 42 | kant waart en zij zich op de andere zijde bevonden en
1784 8, 42 | andere zijde bevonden en de karavaan beneden u was;
1785 8, 43 | 43. Gedenk de tijd toen Allah hen (de
1786 8, 43 | de tijd toen Allah hen (de vijanden) in uw ogen als
1787 8, 43 | geweifeld en met elkander over de zaak getwist; maar Allah
1788 8, 44 | 44. En toen Hij hen in de tijd van uw ontmoeting als
1789 8, 46 | voorzeker Allah is met de geduldigen. ~
1790 8, 47 | hun huizen kwamen om door de mensen te worden gezien
1791 8, 48 | en zeide: "Niemand onder de mensen zal deze dag de overhand
1792 8, 48 | onder de mensen zal deze dag de overhand over u hebben want
1793 8, 48 | uw metgezel." Maar toen de twee legers elkander in
1794 8, 49 | 49. Toen de huichelaars en degenen in
1795 8, 50 | slechts kunnen zien, wanneer de engelen de ziel der ongelovigen
1796 8, 50 | zien, wanneer de engelen de ziel der ongelovigen wegnemen,
1797 8, 50 | rug treffende: "Ondergaat de straf van het branden. ~
1798 8, 52 | hen waren; zij verwierpen de tekenen van Allah, daarom
1799 8, 54 | waren; zij verloochenden de tekenen van hun Heer daarom
1800 8, 55 | 55. Voorzeker, in de ogen van Allah zijn zij,
1801 8, 55 | van Allah zijn zij, die (de waarheid) verwerpen erger
1802 8, 57 | 57. Als gij hen in de oorlog ontmoet, jaagt dan
1803 8, 58 | Voorzeker, Allah heeft de ongelovigen niet lief. ~
1804 8, 59 | 59. En laat de ongelovigen niet denken
1805 8, 60 | 60. En maakt aan de grens alle mogelijke strijdkrachten
1806 8, 60 | hen gereed, waarmede gij de vijand van Allah en uw vijand
1807 8, 60 | afschrikken. En wat gij ook voor de zaak van Allah besteedt,
1808 8, 65 | 65. O profeet, spoor de gelovigen aan om te vechten.
1809 8, 67 | het land komt. Gij wenst de goederen van deze wereld
1810 8, 69 | 69. Eet van de buit die gij ontvangt als
1811 8, 70 | 70. O profeet, zeg tot de gevangenen die in uw handen
1812 8, 72 | bezittingen en hun persoon voor de zaak van Allah hebben gestreden
1813 8, 73 | 73. De ongelovigen zijn vrienden
1814 8, 74 | verlaten en die streden voor de zaak van Allah en degenen
1815 8, 74 | verstrekken en hen helpen zijn de ware gelovigen. Er is voor
1816 8, 75 | Allah. Voorzeker, Allah is de Oerkenner van alle dingen. ~~
1817 9 | At-Taubah) ~Geopenbaard nà de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft
1818 9, 1 | 1. Dit is de verklaring van ontheffing
1819 9, 2 | ontsnappen en dat Allah de ongelovigen zal vernederen. ~
1820 9, 3 | en Zijn boodschapper aan de mensen op de dag van de
1821 9, 3 | boodschapper aan de mensen op de dag van de grote bedevaart,
1822 9, 3 | de mensen op de dag van de grote bedevaart, dat Allah
1823 9, 3 | niets uitstaande hebben met de afgodendienaren. Als gij
1824 9, 3 | een pijnlijke straf aan de ongelovigen. ~
1825 9, 4 | Voorzeker, Allah heeft de godvruchtigen lief. ~
1826 9, 5 | 5. Wanneer de heilige maanden voorbij
1827 9, 5 | voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij
1828 9, 5 | hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun
1829 9, 6 | horen; voer hem dan naar de plaats, waar hij veilig
1830 9, 7 | een verbond bestaan voor de afgodendienaren met Allah
1831 9, 7 | van hen, met wie gij in de heilige Moskee een verbond
1832 9, 7 | Voorzeker, Allah heeft de godvruchtigen lief. ~
1833 9, 8 | het zijn dat wanneer zij de overhand over u hebben,
1834 9, 8 | hun hart dit weigert en de meesten hunner overtreden. ~
1835 9, 9 | 9. Zij verkopen de tekenen van Allah voor een
1836 9, 11 | tonen en het gebed houden en de Zakaat betalen worden zij
1837 9, 11 | in het geloof. Wij leggen de tekenen uit aan een volk
1838 9, 12 | godsdienst smaden, bestrijdt dan de leiders van het ongeloof -
1839 9, 13 | gebroken en plannen smeedde om de boodschapper te verdrijven
1840 9, 15 | 15. En Hij zal de nijd van hun hart wegnemen.
1841 9, 16 | en Zijn boodschapper en de gelovigen tot boezemvriend
1842 9, 16 | nemen? -Allah is goed op de hoogte van hetgeen gij doet. ~
1843 9, 17 | 17. De afgodendienaren kunnen de
1844 9, 17 | De afgodendienaren kunnen de Moskeeën van Allah niet
1845 9, 18 | 18. Alleen hij kan de Moskeeën onderhouden die
1846 9, 18 | onderhouden die in Allah en de laatste Dag gelooft en het
1847 9, 18 | gelooft en het gebed houdt en de Zakaat betaalt en niemand
1848 9, 18 | Dezen zijn het die tot de geleiden behoren. ~
1849 9, 19 | het geven van dranken aan de bedevaartgangers en het
1850 9, 19 | bedevaartgangers en het bezoeken van de heilige Moskee gelijk aan
1851 9, 19 | heilige Moskee gelijk aan de werken van hem die in Allah
1852 9, 19 | van hem die in Allah en de laatste Dag gelooft en voor
1853 9, 19 | laatste Dag gelooft en voor de zaak van Allah strijdt?
1854 9, 19 | Allah strijdt? Zij zijn in de ogen van Allah niet gelijk.
1855 9, 20 | en met hun persoon voor de zaak van Allah strijden,
1856 9, 20 | Allah strijden, hebben in de ogen van Allah de hoogste
1857 9, 20 | hebben in de ogen van Allah de hoogste rang. Dezen zullen
1858 9, 23 | bevriend is behoort tot de overtreders. ~
1859 9, 24 | vrouwen en uw verwanten en de rijkdommen die gij verkregen
1860 9, 24 | die gij verkregen hebt en de handel waarvan gij slapte
1861 9, 24 | waarvan gij slapte vreest en de woningen waarvan gij houdt,
1862 9, 25 | slagveld geholpen en op de dag van Honain, toen uw
1863 9, 25 | maar dit baatte u niets en de aarde werd ondanks haar
1864 9, 26 | zond Allah Zijn vrede over de boodschapper en over de
1865 9, 26 | de boodschapper en over de gelovigen neder en Hij zond
1866 9, 26 | niet zaagt en Hij strafte de ongelovigen. En dit is de
1867 9, 26 | de ongelovigen. En dit is de vergelding voor hen die
1868 9, 28 | 28. O, gij die gelooft, de afgodendienaren zijn voorzeker
1869 9, 28 | na (verloop van) dit jaar de heilige Moskee niet naderen.
1870 9, 29 | Bestrijdt diegenen onder de mensen van het Boek, die
1871 9, 29 | Boek, die in Allah noch in de laatste Dag geloven, noch
1872 9, 29 | onwettig hebben verklaard, noch de ware godsdienst belijden
1873 9, 29 | godsdienst belijden totdat zij de belasting met eigen hand
1874 9, 30 | 30. En de Joden zeggen: "Ezra is de
1875 9, 30 | de Joden zeggen: "Ezra is de zoon van Allah" en de Christenen
1876 9, 30 | is de zoon van Allah" en de Christenen zeggen: "De Messias
1877 9, 30 | en de Christenen zeggen: "De Messias is de zoon van Allah."
1878 9, 30 | Christenen zeggen: "De Messias is de zoon van Allah." Dit is,
1879 9, 30 | mond zeggen. Zij spreken de woorden na van degenen die
1880 9, 31 | tot Heren genomen. En ook de Messias, de zoon van Maria,
1881 9, 31 | genomen. En ook de Messias, de zoon van Maria, hoewel hun
1882 9, 31 | hun was bevolen slechts de ene God te aanbidden. Er
1883 9, 32 | vervolmaken, zelfs al mogen de ongelovigen er een afkeer
1884 9, 33 | boodschapper met leiding en de ware godsdienst heeft gezonden
1885 9, 33 | alle godsdiensten, ofschoon de afgodendienaren er afkerig
1886 9, 34 | priesters en monniken verteren de rijkdommen der mensen door
1887 9, 34 | valse middelen en leiden de mensen van de weg van Allah
1888 9, 34 | en leiden de mensen van de weg van Allah af. En degenen,
1889 9, 34 | ophopen en het niet voor de zaak van Allah besteden,
1890 9, 35 | 35. Op de Dag, waarop het (geld) in
1891 9, 35 | vergaard, ondergaat daarom nu (de gevolgen van) hetgeen gij
1892 9, 36 | verordening twaalf sinds de tijd waarop Hij de hemelen
1893 9, 36 | sinds de tijd waarop Hij de hemelen en de aarde schiep.
1894 9, 36 | waarop Hij de hemelen en de aarde schiep. Vier hiervan
1895 9, 36 | onrecht aan. En bestrijdt de afgodendienaren allen tezamen,
1896 9, 36 | bestrijden en weet, dat Allah met de rechtvaardigen is. ~
1897 9, 38 | u wordt gezegd: "Gaat op de weg van Allah voort?" Zijt
1898 9, 40 | 40. Als gij hem (de profeet) niet helpt, voorzeker
1899 9, 40 | voorzeker Allah hielp hem, toen de ongelovigen hem verdreven -
1900 9, 40 | verdreven - toen hij één van de twee was - en zij beiden
1901 9, 40 | twee was - en zij beiden in de grot waren en hij tot zijn
1902 9, 40 | vernederde het woord van de ongelovigen en Allah's woord
1903 9, 41 | bezit en uw persoon voor de zaak van Allah. Dit is beter
1904 9, 42 | zeker zijn gevolgd, maar de vermoeiende reis scheen
1905 9, 43 | toe, voordat degenen die de waarheid spraken u bekend
1906 9, 43 | waren geworden en totdat gij de leugenaars had herkend? ~
1907 9, 44 | Degenen, die in Allah en de laatste Dag geloven zullen
1908 9, 44 | hun persoon. Allah kent de rechtvaardigen goed. ~
1909 9, 45 | degenen, die niet in Allah en de laatste Dag geloven en wier
1910 9, 46 | er werd gezegd: "Zit met de zittenden." ~
1911 9, 47 | zouden hebben. En Allah kent de onrechtvaardigen goed. ~
1912 9, 48 | complotten tegen u, totdat de waarheid kwam en het voornemen
1913 9, 48 | het voornemen van Allah de overhand kreeg, ofschoon
1914 9, 49 | verlof en stel mij niet op de proef." Voorzeker, zij zijn
1915 9, 49 | Voorzeker, zij zijn reeds op de proef gesteld. De hel zal
1916 9, 49 | reeds op de proef gesteld. De hel zal de ongelovigen zeker
1917 9, 49 | proef gesteld. De hel zal de ongelovigen zeker omvatten. ~
1918 9, 51 | Beschermer. En in Allah zullen de gelovigen hun vertrouwen
1919 9, 54 | behalve dat zij in Allah en de boodschapper niet geloven.
1920 9, 56 | Allah dat zij inderdaad tot de uwen behoren, terwijl zij (
1921 9, 56 | zij (in feite) niet tot de uwen behoren, toch zijn
1922 9, 60 | 60. De aalmoezen zijn alleen voor
1923 9, 60 | aalmoezen zijn alleen voor de armen en de behoeftigen
1924 9, 60 | alleen voor de armen en de behoeftigen en voor degenen
1925 9, 60 | hart verzoend is en voor de slaven en voor degenen die
1926 9, 60 | die schuld hebben en voor de zaak van Allah en voor de
1927 9, 60 | de zaak van Allah en voor de reiziger: dit is een gebod
1928 9, 61 | En er zijn onder hen, die de profeet lastig vallen en
1929 9, 61 | in Allah en hij gelooft de gelovigen en hij is een
1930 9, 61 | een barmhartigheid voor de gelovigen onder u." En zij,
1931 9, 61 | gelovigen onder u." En zij, die de boodschapper van Allah lastig
1932 9, 63 | hij zal vertoeven? Dat is de grote vernedering. ~
1933 9, 64 | 64. De huichelaars vrezen, dat
1934 9, 67 | 67. De huichelaars, mannen en vrouwen
1935 9, 67 | hen vergeten. Voorzeker, de huichelaars zijn ongehoorzaam. ~
1936 9, 68 | 68. Allah belooft de huichelaars, mannen en vrouwen
1937 9, 68 | huichelaars, mannen en vrouwen en de ongelovigen het Vuur der
1938 9, 69 | zijn gegaan. En zij zijn de verliezers. ~
1939 9, 70 | het volk van Abraham en de bewoners van Midian en van
1940 9, 70 | bewoners van Midian en van de steden die verwoest werden?
1941 9, 71 | 71. En de gelovigen, mannen en vrouwen,
1942 9, 71 | houden het gebed en betalen de Zakaat en gehoorzamen Allah
1943 9, 72 | 72. Allah heeft de gelovigen, mannen en vrouwen
1944 9, 72 | is het grootste. Dit is de grootste zegepraal. ~
1945 9, 73 | O profeet, strijd tegen de ongelovigen en de huichelaars.
1946 9, 73 | tegen de ongelovigen en de huichelaars. En wees streng
1947 9, 73 | jegens hen. Hun tehuis is de hel en deze is een boze
1948 9, 74 | woord des ongeloofs en na de Islam te hebben aanvaard,
1949 9, 75 | beslist aalmoezen geven en tot de deugdzamen behoren." ~
1950 9, 77 | hart op te wekken tot aan de Dag, waarop zij Hem zullen
1951 9, 78 | overleg kent en dat Allah de Oerkenner is van het onzienlijke? ~
1952 9, 79 | 79. Zij, die de gelovigen belasteren welke
1953 9, 81 | 81. Zij die achter de boodschapper van Allah bleven
1954 9, 81 | eigendommen en hun persoon voor de zaak van Allah te strijden.
1955 9, 81 | zeiden: "Trekt niet uit in de hitte." Zeg: "Het Vuur der
1956 9, 86 | Zijn boodschapper," vragen de rijken onder hen u om toestemming
1957 9, 86 | ons achter, opdat vij bij de achterblijvers zijn." ~
1958 9, 87 | stellen zich tevreden om met de achterblijvenden te zijn
1959 9, 88 | 88. Maar de boodschapper en de gelovigen
1960 9, 88 | Maar de boodschapper en de gelovigen met hem, strijden
1961 9, 89 | daarin vertoeven. Dat is de opperste zegepraal. ~
1962 9, 90 | 90. Van de woestijn-Arabieren kwamen
1963 9, 91 | 91. Er rust op de zwakken en op de zieken
1964 9, 91 | rust op de zwakken en op de zieken en op degenen die
1965 9, 93 | 93. De aanleiding tot verwijt is
1966 9, 93 | zijn. Zij verkozen om met de achterblijvenden te zijn.
1967 9, 95 | zijn onrein en hun huis is de hel, een vergelding voor
1968 9, 97 | 97. De woestijn-Arabieren zijn
1969 9, 97 | woestijn-Arabieren zijn de hardnekkigsten in ongeloof
1970 9, 97 | huichelarij en het meest geneigd de geboden, die Allah tot Zijn
1971 9, 98 | 98. Er zijn onder de woestijn-Arabieren, die
1972 9, 98 | komt. Op hen zal echter de rampspoed rusten. En Allah
1973 9, 99 | 99. En er zijn onder de woestijn-Arabieren, die
1974 9, 99 | woestijn-Arabieren, die in Allah en de laatste Dag geloven en die
1975 9, 99 | Allah's nabijheid en tot de zegeningen van de profeet.
1976 9, 99 | en tot de zegeningen van de profeet. Ziet toe! Het is
1977 9, 100| 100. En de vooruitstrevenden en de
1978 9, 100| de vooruitstrevenden en de eersten der Migranten en
1979 9, 100| eeuwig vertoeven. Dat is de grote zegepraal. ~
1980 9, 101| 101. Van de u omringende woestijn-Arabieren
1981 9, 105| met Zijn boodschapper en de gelovigen uw werk zien.
1982 9, 105| zien. Weldra zult gij tot de Kenner van het onzienlijke
1983 9, 107| en om een splitsing onder de gelovigen te veroorzaken
1984 9, 111| Voorzeker, Allah heeft van de gelovigen hun persoon en
1985 9, 111| paradijs - zij vechten voor de zaak van Allah en zij doden
1986 9, 111| een onfeilbare belofte in de Torah en het Evangelie en
1987 9, 111| Torah en het Evangelie en de Koran. En wie is getrouwer
1988 9, 111| Allah? - Verheugt u dan in de verbintenis, die gij met
1989 9, 111| hebt gesloten en dat is de grote zegepraal. ~
1990 9, 112| het kwade verbieden, die de door Allah gestelde grenzen
1991 9, 112| in acht nemen; breng aan de gelovigen blijde tijding. ~
1992 9, 113| 113. Het is de profeet en de gelovigen
1993 9, 113| 113. Het is de profeet en de gelovigen niet geoorloofd
1994 9, 113| vergiffenis te vragen voor de afgodendienaren, zelfs al
1995 9, 113| dezen verwanten, nadat hun (de gelovigen) duidelijk is
1996 9, 116| het leven en veroorzaakt de dood. En gij hebt geen vriend
1997 9, 117| voorzeker met barmhartigheid tot de profeet gewend en tot de
1998 9, 117| de profeet gewend en tot de Migranten en de Hulpgevers,
1999 9, 117| gewend en tot de Migranten en de Hulpgevers, die deze (profeet)
2000 9, 118| met barmhartigheid) tot de drie die waren achtergelaten
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-6932 |