Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
djaloet 3
dje 1
djinn 33
doch 169
dochter 1
dochters 18
dode 8
Frequency    [«  »]
175 kunnen
171 ziet
171 zou
169 doch
168 niets
168 terwijl
168 zo

Koran

IntraText - Concordances

doch

                                                   bold = Main text
    Sura, Verse                                    grey = Comment text
1 Voo | moeilijkheden op haar weg, doch deze werden met Allahs hulp 2 Voo | Nederlands weer te geven, doch dit is ons niet altijd gelukt. 3 Voo | van de Profeet Mohammad, doch integendeel om een volledig 4 2, 12 | het die onheil stichten, doch zij beseffen het niet. ~ 5 2, 13 | zijn het die dwaas zijn, doch zij weten het niet. ~ 6 2, 14 | zeggen zij: "Wij geloven", doch wanneer zij naar hun leiders 7 2, 24 | 24. Doch, indien gij het niet kunt 8 2, 35 | overvloedig, waar gij ook wilt, doch nader deze boom niet, anders 9 2, 36 | 36. Doch door middel van de boom 10 2, 39 | 39. Doch zij, die niet geloven en 11 2, 71 | Toen slachtten zij haar, doch liever hadden zij het niet 12 2, 83 | gebed en geeft de Zakaat. Doch gij wenddet u af, - behalve 13 2, 96 | geschonken moge worden, doch al ware hem zulk een lang 14 2, 195| eigen handen in het verderf doch doet goed: voorzeker, Allah 15 2, 240| dat zij worden uitgezet. Doch indien zij weggaan zal er 16 3, 56 | 56. Doch de ongelovigen zal Ik in 17 3, 63 | 63. Doch indien zij zich afwenden, 18 3, 167| wat niet in hun hart is. Doch Allah weet goed wat zij 19 4, 153| kalf (ter aanbidding) aan, doch Wij vergaven hun dat. En 20 4, 157| kruisigden zij hem (ten dode), - doch het werd hun verward, en 21 4, 157| hebben er geen kennis van doch volgen slechts een vermoeden 22 5, 44 | Vreest daarom de mensen niet, doch vreest Mij en ruilt Mijn 23 5, 71 | werden zig blind en doof. Doch Allah wendde Zich in barmhartigheid 24 5, 81 | vrienden hebben genomen, doch velen hunner zijn ongehoorzaam. ~ 25 5, 96 | u zelf en de reizigers, doch zolang gij ter bedevaart 26 6, 32 | spel en een ijdel vermaak. Doch voor degenen die God vrezen, 27 6, 33 | zeggen u verdriet doet, doch zij verloochenen u (profeet) 28 6, 147| alomvattende Barmhartigheid doch Zijn straf zal van het schuldige 29 7, 26 | ook om sierlijk te zijn, doch het kleed van godsvrucht 30 7, 61 | is in mij geen dwaling, doch ik ben een boodschapper 31 7, 101| duidelijke tekenen tot hen. Doch zij wilden niet geloven 32 7, 133| als duidelijke tekenen, doch zij gedroegen zich hoogmoedig 33 7, 153| 153. Doch diegenen die kwaad doen 34 7, 176| Wij hem er door verheffen doch hij verkoos de aarde en 35 7, 202| doen toenemen in dwaling, doch zij falen niet. ~ 36 7, 206| trots van Zijn aanbidding af doch zij verheerlijken Hem en 37 8, 17 | 17. Gij dooddet hen niet, doch Allah was het, Die hen doodde. 38 8, 60 | hen, die gij niet kent, doch die Allah kent, moogt afschrikken. 39 10, 100| 100. Doch geen ziel kan geloven zonder 40 11, 35 | mijn zonde op mij rusten doch ik heb niets uitstaande 41 12, 84 | gevuld met tranen van smart doch hij bedwong zich. ~ 42 12, 111| iets, dat is verzonnen, doch een vervulling van hetgeen 43 13, 14 | hen in het geheel niet, doch zij zijn als iemand die 44 13, 30 | geopenbaard, moogt verkondigen doch zij verwerpen de Barmhartige. 45 13, 34 | het tegenwoordige leven; doch de straf van het Hiernamaals 46 15, 59 | 59. Doch wat de familie van Lot betreft, 47 16, 30 | doen, goeds in deze wereld doch het tehuis van het Hiernamaals 48 16, 118| deden hun geen onrecht aan doch zij handelden onrechtvaardig 49 17, 8 | barmhartigheid zal tonen; doch indien gij terugkeert, zullen 50 17, 23 | Foei" noch stoot hen af, doch spreek tot hen een welgevallig 51 17, 33 | Wij zeker gezag verleend, doch laat hem bij het doden niet 52 17, 41 | lering uit zouden trekken, doch dit doet hen slechts in 53 17, 44 | Hem toekomt verheerlijkt; doch gij begrijpt hun verheerlijking 54 17, 59 | als een zichtbaar teken doch zij deden haar kwaad; Wij 55 17, 60 | En Wij waarschuwen hen, doch het doet hen slechts in 56 17, 67 | gij aanroept, behalve Hij. Doch wanneer Hij u veilig aan 57 17, 82 | genade is voor de gelovigen; doch voor de onrechtvaardigen 58 17, 87 | 87. Doch (dit is) een barmhartigheid 59 17, 89 | gelijkenissen herhaaldelijk vermeld, doch de meeste mensen tonen slechts 60 17, 97 | Allah leidt, is goed geleid, doch voor hem die Hij laat dwalen 61 17, 99 | waaromtrent geen twijfel bestaat. Doch de onrechtvaardigen tonen 62 17, 103| het land te verwijderen; doch Wij deden hem en die met 63 17, 110| luid en evenmin te zacht, doch zoek een middenweg. ~ 64 18, 17 | geleid, wordt juist geleid doch degene, die Hij laat dwalen, 65 18, 48 | beginne hebben geschapen. Doch gij dacht dat Wij nimmer 66 18, 49 | slaat klein noch groot over, doch het somt alles op." En zij 67 18, 50 | Buigt voor Adam", zij bogen, doch Iblies niet. Hij was één 68 18, 52 | de afgoden) aanroepen, doch dezen zullen hun niet antwoorden; 69 18, 54 | allerlei gelijkenissen vermeld, doch de mens is in vele dingen 70 18, 57 | de tekenen van zijn Heer, doch zich er van afwendt en vergeet, 71 18, 58 | 58. Doch uw Heer is Vergevensgezind, 72 18, 77 | wie zij om eten vroegen, doch dezen weigerden hun gastvrijheid 73 18, 88 | 88. "Doch wat hem betreft die gelooft 74 18, 95 | heeft bekleed is beter, doch gij kunt mij met lichamelijke 75 18, 110| slechts een mens gelijk gij, doch mij wordt geopenbaard dat 76 19, 37 | 37. Doch (sommige) partijen verschillen ( 77 20, 3 | 3. Doch als een vermaning voor hem 78 20, 40 | En gij dooddet een man, doch Wij verlosten u van smart. 79 20, 44 | 44. Doch spreekt tot hem op welwillende 80 20, 56 | toonden (Pharao) Onze tekenen, doch hij loochende deze en weigerde 81 20, 75 | 75. Doch die als gelovigen tot Hem 82 20, 87 | belofte aan u gebroken, doch wij waren belast met een 83 20, 88 | God en de God van Mozes," doch hij is hem vergeten. ~ 84 20, 96 | naar mijn beste vermogen, doch dat heb ik thans opgegeven. 85 20, 115| voorheen Adam een bevel, doch hij vergat het en Wij vonden 86 20, 116| bewezen zij allen eer, doch niet Iblies. Hij weigerde. ~ 87 20, 120| 120. Doch Satan fluisterde hem kwaad 88 20, 124| 124. Doch degene die zich van Mijn 89 21, 9 | degenen die Wij wilden; doch Wij verdelgden de buitensporigen. ~ 90 21, 23 | betreffende hetgeen Hij doet, doch zij zullen worden ondervraagd. ~ 91 21, 24 | dergenen die vóór mij waren. Doch de meesten hunner kennen 92 21, 37 | zal u Mijn tekenen tonen, doch vraagt Mij niet ze te verhaasten. ~ 93 21, 45 | slechts door Openbaring." Doch de doven horen de roep niet 94 21, 70 | wensten hem kwaad te doen doch Wij deden hen de grootste 95 21, 93 | 93. Doch zij (hun volgelingen) hebben 96 22, 2 | terwijl zij niet dronken zijn, doch de kastijding van uw Heer 97 22, 5 | ziet de aarde levenloos, doch wanneer Wij er regen op 98 22, 23 | 23. Doch Allah zal degenen die geloven 99 22, 37 | hun bloed bereikt Allah, doch uw godsvrucht bereikt Hem. 100 22, 46 | niet de ogen die blind zijn doch het hart in (hun) borst 101 22, 47 | de straf te verhaasten, doch Allah zal nimmer Zijn Belofte 102 22, 51 | 51. Doch degenen die trachten Onze 103 22, 52 | kwam de duivel er tussen. Doch Allah doet hetgeen Satan 104 22, 57 | 57. Doch die niet geloven en Onze 105 22, 67 | met u er over redetwisten; doch nodigt hen tot uw Heer, 106 22, 68 | 68. Doch indien zij met u redetwisten, 107 23, 7 | 7. Doch degenen die deze perken 108 23, 66 | woorden werden u verkondigd, doch gij placht u af te keren. ~ 109 23, 71 | hun een vermaning gezonden doch zij wenden zich ervan af. ~ 110 23, 72 | van hen enige beloning? Doch de beloning van uw Heer 111 23, 76 | troffen hen door een straf, doch zij werden niet nederig 112 23, 78 | voor u heeft geschapen, doch gij betoont weinig dank. ~ 113 23, 81 | 81. Doch zij zeggen hetzelfde als 114 23, 88 | dingen is - en Die beschermt doch tegen Wie er geen bescherming 115 23, 103| 103. Doch zij, wier werken licht zijn - 116 25, 3 | die niets kunnen scheppen, doch zelf geschapen zijn, en 117 25, 14 | éénmaal om vernietiging doch roept er keer op keer om." ~ 118 26, 157| 157. Doch zij verlamden haar en daarna 119 29, 12 | zullen uw zonden dragen." Doch zij kunnen niets van hun 120 29, 25 | het tegenwoordige leven. Doch op de Dag der Opstanding 121 29, 46 | slechts op de goede wijze; doch zeg tegen de onrechtvaardigen: " 122 31, 15 | hebt, gehoorzaam hen niet. Doch leef met hen samen in de 123 33, 53 | wordt tot een maaltijd, doch niet wachtend tot deze gereed 124 34, 13 | van David, dankbaarheid," doch slechts weinigen van Mijn 125 36, 77 | geschapen uit een levenskiem? Doch ziet, hij is klaarblijkelijk 126 37, 24 | 24. Doch houdt hen staande want zij 127 38, 68 | 68. Doch gij wendt u er van af. ~ 128 38, 74 | 74. Doch Iblies niet, hij toonde 129 39, 26 | het leven dezer wereld; doch de straf van het Hiernamaals 130 39, 59 | Mijn tekenen kwamen tot u, doch gij verloochendet deze, 131 40, 10 | het geloof werd geroepen doch gij dit verwierpt." ~ 132 40, 22 | met duidelijke tekenen, doch zij verwierpen ze; daarom 133 40, 34 | aan hetgeen hij u bracht doch toen hij stierf zeidet gjj: " 134 41, 15 | schiep machtiger was dan zij? Doch zij plachten Onze tekenen 135 41, 50 | het allerbeste vinden." Doch Wij zullen stellig de ongelovigen 136 42, 8 | barmhartigheid toe wie Hij wil. Doch de onrechtvaardigen zullen 137 42, 20 | oogst doen Wij toenemen, doch wie naar de oogst der wereld 138 42, 30 | handen hebben gewrocht. Doch Hij vergeeft vele dingen. ~ 139 42, 40 | 40. Doch de vergelding van het kwade 140 43, 17 | 17. Doch wanneer aan een hunner nieuws 141 43, 27 | 27. Doch Hij, Die mij schiep zal 142 43, 35 | het tegenwoordige leven, doch het Hiernamaals bij uw Heer 143 43, 67 | elkanders vijanden zijn. Doch de godvruchtigen: ~ 144 43, 76 | deden hun geen onrecht, doch zij waren tet die zichzelf 145 44, 9 | 9. Doch zij vermaken zich door te 146 45, 31 | niet aan u voorgedragen? Doch gij waart hoogmoedig en 147 47, 4 | Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde sommigen uwer 148 47, 16 | onder hen luisteren naar u doch wanneer zij van u weggaan, 149 47, 32 | Allah stellig niet schaden doch Hij zal hun werken vruchteloos 150 48, 10 | hand rust op hun handen. Doch wie zijn eed schendt, doet 151 48, 12 | schoonschjinend gemaakt doch gij hadt een slechte gedachte 152 48, 15 | zullen zij zeggen: "Neen, doch gij benijdt ons." Neen, 153 49, 15 | en daarna niet twijfelen, doch met hun bezittingen en persoon 154 54, 36 | Onze straf gewaarschuwd doch zij trokken de waarschuwingen 155 55, 33 | overschrijden, probeert dit dan. Doch gij zult dit zonder gezag 156 56, 26 | 26. Doch het woord "vrede, vrede." ~ 157 57, 25 | nedergezonden, waardoor grote strijd doch ook grote voordelen voor 158 57, 27 | hart zijner volgelingen. Doch het kloosterleven schreven 159 58, 2 | onbetamelijks en een leugen; doch Allah is Verdraagzaam, Vergevensgezind. ~ 160 63, 7 | hemelen en der aarde behoren; doch de huichelaars begrijpen 161 64, 15 | slechts een beproeving; doch bij Allah is er een grote 162 72, 5 | 5. Doch wij hadden gemeend dat mensen 163 74, 39 | 39. Doch degenen aan de rechter hand ~ 164 74, 56 | 56. Doch zij zullen er geen lering 165 75, 32 | 32. Doch hij verloochende (de profeet) 166 79, 40 | 40. Doch voor hem die vreesde voor 167 84, 23 | 23. Doch Allah weet het beste wat 168 98, 7 | 7. Doch zij die geloven en goede 169 101, 8 | 8. Doch hij, wiens schalen licht


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License