Sura, Verse
1 2, 13 | wanneer hun wordt gezegd: "Gelooft, zoals andere mensen geloven",
2 2, 41 | 41. En gelooft in hetgeen Ik heb geopenbaard,
3 2, 85 | verdrijving voor u verboden was. Gelooft gij dan slechts in een gedeelte
4 2, 91 | er tot hen wordt gezegd: "Gelooft in hetgeen Allah heeft geopenbaard,"
5 2, 104| 104. O, gij die gelooft, zegt niet: "Raainaa", maar
6 2, 118| een volk, dat standvastig gelooft. ~
7 2, 126| tijd ook aan hem, die niet gelooft weldaden schenken, daarna
8 2, 153| 153. O, gij die gelooft, zoekt hulp met geduld en
9 2, 172| 172. O gij die gelooft, eet van de goede dingen,
10 2, 177| het Boek en de profeten gelooft en die van zijn vermogen
11 2, 178| 178. O gij die gelooft, vergelding inzake doodslag
12 2, 208| 208. O gij die gelooft, komt in volledige overgave
13 2, 232| Allah en de laatste dag gelooft. Het is beter en reiner
14 2, 254| 254. O, gij die gelooft, geeft van hetgeen Wij u
15 2, 256| verloochent en in Allah gelooft, heeft een sterk houvast
16 2, 260| leven opwekt." Hij zeide: "Gelooft gij dan niet?" Hij zeide: "
17 2, 264| 264. O, gij die gelooft, maakt uw aalmoezen niet
18 2, 264| vallen bij de mensen en hij gelooft niet in Allah en de laatste
19 2, 267| 267. O, gij die gelooft, geeft van de goede dingen
20 2, 278| 278. O, gij die gelooft, vreest Allah en doet afstand
21 2, 282| 282. O, gij die gelooft, wanneer gij van elkander
22 2, 285| 285. Deze boodschapper gelooft in hetgeen hem van zijn
23 3, 72 | mensen van het Boek zegt: "Gelooft in hetgeen de gelovigen (
24 3, 73 | 73. "En gelooft niet, behalve in hem, die
25 3, 97 | kunnen vinden. En wie niet gelooft, Allah is voorzeker Onafhankelijk
26 3, 100| 100. O gij die gelooft, als gij sommigen hunner
27 3, 102| 102. O gij die gelooft, vreest Allah zoals het
28 3, 110| verbiedt wat kwaad is en gelooft in Allah. En, indien de
29 3, 118| 118. O gij die gelooft, neemt buiten uw volk geen
30 3, 119| hebben u niet lief. En gij gelooft in het gehele Boek; wanneer
31 3, 130| 130. O gij die gelooft, neemt geen rente, daar (
32 3, 149| 149. O gij die gelooft, als gij de ongelovigen
33 3, 156| 156. O gij die gelooft, weest niet als de ongelovigen
34 3, 179| boodschappers, wie Hij wil. Gelooft daarom in Allah en Zijn
35 3, 179| Zijn boodschappers. Als gij gelooft en rechtvaardig zijt, zal
36 3, 193| opriep tot het geloof: 'Gelooft in de Heer' en wij hebben
37 3, 200| 200. O, gij die gelooft, blijft geduldig en spoort
38 4, 19 | 19. O, gij die gelooft, het is u niet geoorloofd,
39 4, 29 | 29. O, gij die gelooft, gebruikt elkanders eigendom
40 4, 43 | 43. O, gij die gelooft, komt niet tot het gebed
41 4, 47 | O, mensen van het Boek, gelooft in hetgeen Wij hebben nedergezonden,
42 4, 59 | 59. O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en Zijn
43 4, 59 | Zijn boodschapper, als gij gelooft in Allah en de laatste Dag.
44 4, 71 | 71. O, gij die gelooft, neemt uw voorzorgsmaatregelen,
45 4, 94 | 94. O, gij die gelooft, wanneer gij voor Allah'
46 4, 135| 135. O, gij die gelooft, weest voorstanders der
47 4, 136| 136. O gij die gelooft, gelooft in Allah en Zijn
48 4, 136| 136. O gij die gelooft, gelooft in Allah en Zijn boodschapper
49 4, 144| 144. O, gij die gelooft, neemt geen ongelovigen
50 4, 147| als gij dankbaar zijt en gelooft? Allah is Waarderend, Alwetend. ~
51 4, 170| waarheid van uw Heer gekomen, gelooft daarom; het zal beter voor
52 4, 170| zijn. Maar als gij niet gelooft, voorwaar, aan Allah behoort
53 4, 171| barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers
54 5, 1 | 1. O, gij die gelooft, komt uw verdragen na. Viervoetige
55 5, 2 | 2. O, gij die gelooft, ontheiligt de tekenen van
56 5, 6 | 6. O, gij die gelooft, wanneer gij u opricht tot
57 5, 8 | 8. O, gij die gelooft, weest oprecht voor Allah
58 5, 11 | 11. O, gij die gelooft, gedenkt Allah's gunst aan
59 5, 12 | en in Mijn boodschappers gelooft en hen bijstaat en aan Allah'
60 5, 35 | 35. O gij die gelooft, vreest Allah en zoekt de
61 5, 51 | 51. O, gij die gelooft, neemt de Joden en de Christenen
62 5, 54 | 54. O, gij die gelooft, wie onder u zich van zijn
63 5, 57 | 57. O, gij die gelooft, neemt niet degenen tot
64 5, 87 | 87. O, gij die gelooft, maakt de goede dingen die
65 5, 88 | vreest Allah in Wie gij gelooft. ~
66 5, 90 | 90. O gij die gelooft, wijn en het hazardspel
67 5, 95 | 95. O, gij die gelooft, doodt geen wild, terwijl
68 5, 101| 101. O, gij die gelooft, vraagt niet naar dingen
69 5, 105| 105. O, gij die gelooft, past op uzelf. Hij die
70 5, 106| 106. O, gij die gelooft, wanneer de dood één uwer
71 6, 118| als gij in Zijn tekenen gelooft. ~
72 7, 52 | barmhartigheid voor een volk dat gelooft. ~
73 7, 76 | niet in hetgeen waarin gij gelooft." ~
74 7, 87 | een groep onder u is die gelooft in hetgeen waarmede ik ben
75 7, 87 | andere groep die dit niet gelooft, wacht dan geduldig totdat
76 7, 158| het leven en doet sterven. Gelooft daarom in Allah en Zijn
77 7, 158| in Allah en Zijn woorden gelooft en volgt hem opdat gij recht
78 7, 188| tijding voor een volk dat gelooft." ~
79 7, 203| barmhartigheid voor een volk, dat gelooft. ~
80 8, 15 | 15. O, gij die gelooft, wanneer gij degenen die
81 8, 20 | 20. O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en Zijn
82 8, 24 | 24. O, gij die gelooft, geeft gehoor aan Allah
83 8, 27 | 27. O, gij die gelooft, weest Allah en de boodschapper
84 8, 29 | 29. O, gij die gelooft, als gij Allah vreest zal
85 8, 41 | is, - indien gij in Allah gelooft en in hetgeen Wij aan Onze
86 8, 45 | 45. O, gij die gelooft, blijft standvastig wanneer
87 9, 14 | gemoed van een volk dat gelooft, verlichten. ~
88 9, 18 | Allah en de laatste Dag gelooft en het gebed houdt en de
89 9, 19 | Allah en de laatste Dag gelooft en voor de zaak van Allah
90 9, 23 | 23. O gij, die gelooft, neemt uw vaders en uw broeders
91 9, 28 | 28. O, gij die gelooft, de afgodendienaren zijn
92 9, 34 | 34. O, gij die gelooft, velen der priesters en
93 9, 38 | 38. O, gij die gelooft, waarom buigt gij ter aarde
94 9, 61 | luisteren is goed voor u, hij gelooft in Allah en hij gelooft
95 9, 61 | gelooft in Allah en hij gelooft de gelovigen en hij is een
96 9, 86 | Soerah wordt geopenbaard: "Gelooft in Allah en strijdt tezamen
97 9, 119| 119. O gij die gelooft, vreest Allah en weest met
98 9, 123| 123. O, gij die gelooft, bestrijdt de ongelovigen
99 12, 37 | Allah en in het Hiernamaals gelooft, afstand gedaan. ~
100 12, 111| barmhartigheid voor een volk, dat gelooft.
101 17, 107| Hetzij gij er wel of niet in gelooft, degenen aan wie voordien
102 18, 37 | gezel redetwistte en zeide: "Gelooft gij niet in Hem, Die u schiep
103 18, 88 | Doch wat hem betreft die gelooft en oprecht handelt, hij
104 20, 16 | Laat degene die er niet in gelooft en zijn eigen neigingen
105 20, 71 | Pharao zeide tot hen: "Gelooft gij in Hem eer ik u daartoe
106 20, 82 | hem die berouw heeft en gelooft en het goede doet en het
107 20, 127| buitensporig is en niet gelooft in de tekenen van zijn Heer;
108 22, 77 | 77. O, gij die gelooft, buigt u neder en werpt
109 24, 2 | Allah en de Laatste Dag gelooft. En laat een groep gelovigen
110 24, 21 | 21. O gij die gelooft, volgt de voetstappen van
111 24, 27 | 27. O gij die gelooft, gaat geen andere huizen
112 24, 58 | 58. O gij die gelooft, laten uw slaven en degenen
113 26, 49 | Pharao zeide tot hen: "Gelooft gij in hem voordat ik u
114 27, 86 | tekenen voor een volk dat gelooft. ~
115 28, 67 | Maar hij, die berouw heeft, gelooft en goed doet, zal waarschijnlijk
116 29, 51 | aanzien voor een volk dat gelooft. ~
117 33, 9 | 9. O, gij die gelooft, herinnert u Allah's gunst,
118 33, 41 | 41. O, gij die gelooft! Gedenkt Allah veelvuldig. ~
119 33, 49 | 49. O, gij die gelooft! Als gij een gelovige vrouw
120 33, 53 | 53. O, gij die gelooft! Gaat de huizen van de profeet
121 33, 56 | over de profeet. O, gij die gelooft, zendt zegeningen over hem
122 33, 69 | 69. O, gij die gelooft! weest niet zoals degenen
123 33, 70 | 70. O, gij die gelooft! Vreest Allah en spreekt
124 35, 39 | heeft gemaakt. Hij die niet gelooft, zijn ongeloof zal tegen
125 40, 27 | de Dag des Oordeels niet gelooft." ~
126 43, 88 | dit is een volk dat niet gelooft." ~
127 44, 21 | alleen, indien gij mij niet gelooft." ~
128 47, 7 | 7. O gij, die gelooft, indien gij de zaak van
129 47, 33 | 33. O. gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en de
130 47, 36 | vermaak, en indien gij gelooft en (God) vreest, zal Hij
131 49, 1 | 1. O, gij die gelooft, weest niet voorbarig bij
132 49, 11 | 11. O, gij die gelooft! Laat een volk het andere
133 49, 12 | 12. O, gij die gelooft! Vermijdt in het algemeen
134 49, 14 | Wij geloven." Zeg: "Gij gelooft nog niet, maar zegt liever:
135 57, 7 | 7. Gelooft in Allah en Zijn boodschapper
136 57, 8 | u dat gij niet in Allah gelooft, terwijl de boodschapper
137 57, 28 | gelovigen, vreest Allah en gelooft in Zijn boodschapper. Hij
138 58, 9 | 9. O. gij die gelooft, als gij tezamen beraadslaagt,
139 58, 11 | 11. O, gij die gelooft, als er u gezegd wordt: "
140 58, 12 | 12. O, gij die gelooft, indien gij de boodschapper (
141 59, 18 | 18. O gij die gelooft, vreest Allah; en laat iedere
142 60, 1 | 1. O gij die gelooft, neemt Mijn vijanden en
143 60, 1 | omdat gij in Allah uw Heer gelooft? Indien gij optreedt om
144 60, 4 | tenzij gij in Allah, de Enige gelooft." - uitgezonderd het woord
145 60, 10 | 10. O, gij die gelooft wanneer gelovige vrouwen
146 60, 11 | vreest Allah in Wie gij gelooft. ~
147 60, 13 | 13. O gij die gelooft, bevriendt u niet met een
148 61, 2 | 2. O gij die gelooft, waarom zegt gij hetgeen
149 61, 10 | 10. O gij die gelooft, zal ik u inlichten over
150 61, 11 | Allah en Zijn boodschapper gelooft en voor de zaak van Allah
151 61, 14 | 14. O, gij die gelooft, weest Allah's helpers,
152 62, 9 | 9. O, gij die gelooft! Wanneer op Vrijdag de oproep
153 63, 9 | 9. O, gij die gelooft, laat uw rijkdommen en uw
154 64, 8 | 8. Gelooft daarom in Allah en Zijn
155 64, 9 | gebreken zijn. En hij die gelooft in Allah en recht doet, -
156 64, 11 | van Allah. En wie in Allah gelooft, - Hij leidt zijn hart. -
157 65, 2 | Allah en de laatste Dag gelooft. En voor hem die Allah vreest,
158 65, 10 | mensen van verstand, die gelooft! Allah heeft inderdaad een
159 65, 11 | brengen; en wie in Allah gelooft en goed doet, hem zal Hij
160 66, 6 | 6. O gij die gelooft, redt u zelf en uw gezinnen
161 69, 41 | dichter; nietig is hetgeen gij gelooft. ~
162 72, 13 | geloofden wij er in. En hij, die gelooft in zijn Heer, heeft geen
163 88, 23 | die zich afwendt en niet gelooft, ~
|