bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 Voo | soms geen verband kunnen zien tussen de verzen en hoofdstukken.
2 2, 17 | duisternis, zodat zij niet meer zien. ~
3 2, 55 | aangezicht tot aangezicht zien", toen trof u een donderslag,
4 2, 69 | aangenaam voor hen, die haar zien." ~
5 2, 70 | is, want al zulke koeien zien er voor ons gelijk uit;
6 2, 144| 144. Waarlijk, Wij zien uw aangezicht zich naar
7 2, 165| overtreden (nu) de tijd kunnen zien wanneer zij de straf zullen
8 2, 165| wanneer zij de straf zullen zien, (dan zouden zij beseffen)
9 3, 44 | toen zij lootten (om te zien), wie hunner de voogd van
10 3, 152| hetgeen u behaagde had laten zien. Onder u waren er die deze
11 5, 52 | ziekte is, zich tot hen zien haasten, zeggende: "Wij
12 5, 80 | ongelovigen tot vrienden zien nemen. Waarlijk slecht is
13 6, 6 | 6. Zien zij niet, hoeveel geslachten
14 6, 27 | het slechts zoudt kunnen zien, wanneer zij voor het Vuur
15 6, 30 | het slechts zoudt kunnen zien, wanneer zij voor hun Heer
16 6, 94 | achter u gelaten en Wij zien de bemiddelaren, waarvan
17 7, 60 | zijn volk antwoordden: "Wij zien dat gij in openlijke dwaling
18 7, 66 | van zijn volk zeiden: "Wij zien u als een dwaze en wij denken,
19 7, 129| land maken, dan zal Hij zien hoe gij handelt." ~
20 7, 143| zult gij Mij wel kunnen zien." En toen zijn Heer Zich
21 7, 146| hoewel zij alle tekenen zien, zullen zij er niet in geloven,
22 7, 146| pad der rechtvaardigheid zien zullen zij dit als weg niet
23 7, 146| zij het pad der dwaling zien, zullen zij deze als weg
24 7, 179| zij hebben ogen maar zij zien er niet mede en zij hebben
25 7, 195| hebben zij ogen waarmede zij zien of hebben zij oren waarmede
26 7, 198| hen naar u kijken maar zij zien niet. ~
27 8, 50 | hadt gij het slechts kunnen zien, wanneer de engelen de ziel
28 9, 105| en de gelovigen uw werk zien. Weldra zult gij tot de
29 9, 126| 126. Zien zij niet, dat zij elk jaar
30 10, 14 | aarde gesteld, opdat Wij zien, hoe gij zoudt handelen. ~
31 10, 43 | zelfs al willen zij niet zien? ~
32 10, 54 | En wanneer zij de straf zien zullen zij hun spijt tonen.
33 10, 88 | voordat zij de pijnlijke straf zien." ~
34 11, 20 | moeite om te horen, of te zien. ~
35 11, 27 | zijn volk antwoordden: "Wij zien in u slechts een man zoals
36 11, 27 | een man zoals wij en wij zien dat niemand u heeft gevolgd,
37 11, 27 | geest onder ons. En wij zien u niet uitmunten boven ons;
38 11, 91 | hetgeen gij zegt en wij zien voorzeker, dat gij zwak
39 12, 30 | verliefdheid vervuld. Wij zien haar inderdaad klaarblijkelijk
40 12, 36 | verklaring er van, voorzeker, wij zien dat gij tot de goeden behoort." ~
41 12, 78 | in zijn plaats, want wij zien dat gij tot degenen behoort
42 13, 2 | zonder pilaren die gij kunt zien. Daarna zette Hij Zich op
43 13, 40 | sommige der dingen doen zien waarmede Wij hen hebben
44 13, 41 | 41. Zien zij niet dat Wij tot hun
45 14, 49 | schuldigen in kettingen geklonken zien. ~
46 16, 79 | 79. Zien zij niet, dat de vogelen
47 16, 85 | de straf in werkelijkheid zien, zal deze voor hen niet
48 16, 86 | afgodendienaren hun afgoden zullen zien, zullen zij zeggen: "Onze
49 17, 13 | hij zal het opengeslagen zien. ~
50 17, 99 | 99. Zien zij niet in, dat Allah,
51 18, 17 | opgaat zult gij haar zich zien verwijderen rechts van de
52 18, 19 | stad te zenden en laat hij zien, wat het beste voedsel is
53 18, 47 | verzetten en gij de aarde zult zien oprijzen en Wij hen (de
54 18, 49 | dan zult gij de schuldigen zien vrezen wegens hetgeen daarin
55 18, 49 | hetgeen zij deden voor zich zien en uw Heer zal niemand onrecht
56 18, 53 | schuldigen zullen het Vuur zien en weten dat zij daarin
57 19, 38 | helder zal hun horen en hun zien zijn op die Dag wanneer
58 19, 75 | uitstel totdat zij zullen zien hetgeen waarmee zij worden
59 19, 98 | gij een enkeling hunner zien of een voetstap van hen
60 20, 89 | 89. Konden zij dan niet zien dat het (kalf) hun geen
61 20, 96 | zag wat zij niet konden zien. Ik volgde de voetstappen
62 20, 107| inzinking of verhoging zult zien." ~
63 20, 125| opstaan, terwijl ik kon zien?" ~
64 21, 36 | Wanneer de ongelovigen u zien, spotten zij slechts met
65 21, 44 | leven hun verlengd werd. Zien zij met dat Wij het land (
66 22, 2 | gij zult mensen bedwelmd zien, terwijl zij niet dronken
67 22, 15 | tegenhouden; laat hem dan zien of zijn plan datgene verwijderen
68 23, 93 | mij datgene zoudt laten zien waarmee zij bedreigd worden. ~
69 23, 95 | macht u datgene te laten zien waarmee Wij hen bedreigen. ~
70 24, 22 | vergeven en over het hoofd zien. Wenst gij niet dat Allah
71 24, 40 | kan men haar bijna niet zien; en hij, wie Allah geen
72 25, 12 | hen vanuit de verte zal zien, zullen zij het woeden en
73 25, 21 | kunnen wij onze Heer niet zien?" Voorzeker, zij schatten
74 25, 22 | waarop zij de engelen zullen zien, zal er geen goed nieuws
75 25, 40 | boze regen was gevallen. Zien zij die (plaats) dan niet?
76 25, 41 | 41. Wanneer zij u zien maken zij u slechts tot
77 26, 7 | 7. Zien zij niet op aarde - hoeveel
78 26, 201| zij de smartelijke straf zien; ~
79 27, 27 | Salomo zeide: "Wij zullen zien of gij de waarheid hebt
80 27, 41 | haar tegenstaat. Wij zullen zien of zij de rechte weg volgt
81 28, 61 | gedaan, die hij (vervuld) zal zien, gelijk met degenen, die
82 28, 64 | Terwijl zij de straf zullen zien. Hadden zij slechts de leiding
83 29, 10 | worden om Allah's zaak, zien zij de vervolging van de
84 29, 19 | 19. Zien zij niet hoe Allah de schepping
85 29, 38 | hun woonplaatsen duidelijk zien. Satan deed hun daden hun
86 29, 38 | zij het duidelijk konden zien. ~
87 30, 9 | gereisd, zodat zij mochten zien hoe het einde was van degenen
88 30, 39 | zullen hun bezit vermeerderd zien. ~
89 32, 12 | kondet gij het slechts zien wanneer de schuldigen hun
90 34, 6 | wie kennis is gegeven, zien, dat alles wat u van uw
91 34, 31 | En kondet gij slechts zien wanneer de onrechtvaardigen
92 34, 33 | wanneer zij de straf zullen zien. En Wij zullen zware kettingen
93 34, 51 | 51. Kondet gij (hen) maar zien, wanneer zij schrikken!
94 36, 9 | gesluierd, zodat zij niet kunnen zien. ~
95 36, 66 | haasten. Maar hoe konden zij zien? ~
96 37, 14 | En wanneer zij een teken zien, bespotten zij het. ~
97 37, 19 | zij zullen beginnen te zien. ~
98 37, 55 | het midden van het Vuur zien. ~
99 38, 62 | bozen rekenden, niet meer zien?" ~
100 38, 63 | hen ten onrechte bespot of zien onze ogen hen niet?" ~
101 39, 60 | Allah leugens uitten zwart zien. Is er in de hel geen tehuis
102 39, 75 | zult de engelen om de Troon zien dringen, hun Heer lovende
103 42, 22 | onrechtvaardigen in vrees zien voor hetgeen zij hebben
104 42, 44 | zult de onrechtvaardigen zien die, wanneer zij de straf
105 42, 45 | gij zult hen aan het Vuur zien blootgesteld, door schande
106 43, 24 | hetgeen gij uw vaderen hebt zien volgen?" Zij zeiden: "Waarlijk,
107 45, 28 | En gij zult ieder volk zien knielen. Elk volk zal tot
108 46, 16 | die zij verrichten en Wij zien hun slechte daden over het
109 46, 25 | hun lege woningen waren te zien. Zo straffen Wij het schuldige
110 46, 35 | De Dag, waarop zij zullen zien waarmede zij worden bedreigd,
111 47, 20 | hart een ziekte is naar u zien kijken als iemand die bezwijmt
112 50, 6 | 6. Zien zij niet naar de hemel boven
113 52, 44 | zij een stuk van de hemel zien vallen, zullen zij zeggen "
114 53, 35 | onzichtbare, zodat hij kan zien? ~
115 54, 2 | de ongelovigen) een teken zien wenden zij zich er van af
116 57, 12 | gelovige mannen en vrouwen zult zien, hun licht vóór hen en aan
117 59, 21 | dan hadt gij de berg zich zien vernederen en splijten uit
118 62, 11 | koopwaar of enig vermaak zien, gaan zij er haastig heen
119 67, 3 | geschapen. Gij kunt geen tekort zien in de schepping van de Barmhartige.
120 67, 27 | de straf van nabij zullen zien, zal het gezicht der ongelovigen
121 68, 5 | 5. En gij zult zien en zij (de ongelovigen)
122 68, 5 | ongelovigen) zullen ook zien, ~
123 69, 7 | woeden, zodat gij hadt kunnen zien hoe het volk er door neergeworpen
124 70, 6 | 6. Zij (de ongelovigen) zien (de straf) ver weg. ~
125 70, 7 | 7. Maar Wij zien die nabij. ~
126 70, 11 | Hoewel zij elkander kunnen zien. Op die Dag zal de schuldige
127 72, 24 | 24. Tot zij de straf zien waarmee zij worden bedreigd,
128 78, 40 | de Dag waarop de mens zal zien wat hij heeft uitgevoerd
129 79, 46 | dag waarop zij dit zullen zien, (zal het zijn) alsof zij
130 80, 24 | de mens naar zijn voedsel zien; ~
131 83, 21 | God) zijnden zullen het zien. ~
132 88, 17 | 17. Zien zij niet naar de wolken,
133 102, 6 | 6. Zult gij zeker de hel zien. ~
134 102, 7 | haar met zekerheid van blik zien. ~
|