Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zign 10
zigt 1
zii 1
zij 3188
zijd 1
zijde 14
zijden 7
Frequency    [«  »]
-----
7987 en
6932 de
3188 zij
3173 van
3106 het
2844 allah

Koran

IntraText - Concordances

zij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3188

                                                      bold = Main text
     Sura, Verse                                      grey = Comment text
1501 16, 112| haar komen voor hetgeen zij deed. ~ 1502 16, 113| midden tot hen gekomen maar zij verloochenden hem, en daarom 1503 16, 113| achterhaalde hen de straf, terwijl zij onrecht begingen. ~ 1504 16, 118| hun geen onrecht aan doch zij handelden onrechtvaardig 1505 16, 124| omtrent hetgeen waarover zij verschillen. ~ 1506 17, 7 | schande te treffen zodat zij de Moskee zouden binnendringen 1507 17, 7 | zouden binnendringen zoals zij er de eerste keer binnen 1508 17, 7 | binnen gingen om alles wat zij veroverd hadden te verwoesten." 1509 17, 9 | verrichten de blijde tijding, dat zij een grote beloning zullen 1510 17, 16 | haar machthebbers, maar zij overtreden dit, derhalve 1511 17, 24 | ontferm u over hen daar zij mij opvoedden toen ik jong 1512 17, 41 | herhaaldelijk uiteengezet, opdat zij er lering uit zouden trekken, 1513 17, 43 | verheven, boven hetgeen zij zeggen. ~ 1514 17, 46 | doofheid in hun oren zodat zij het niet kunnen begrijpen. 1515 17, 46 | de Enige - noemt, wenden zij u in afkeer de rug toe. ~ 1516 17, 47 | Wij weten het best waar zij op letten terwijl zij naar 1517 17, 47 | waar zij op letten terwijl zij naar u luisteren, en wanneer 1518 17, 47 | u luisteren, en wanneer zij in het geheim beraadslagen 1519 17, 48 | wat voor gelijkenissen zij over u vertellen; zij zijn 1520 17, 48 | gelijkenissen zij over u vertellen; zij zijn zelf afgedwaald en 1521 17, 49 | 49. En zij zeggen: "Zullen wij, wanneer 1522 17, 51 | moeilijkst, is." Dan zullen zij zeggen: "Zeg, wie zal ons 1523 17, 51 | heeft geschapen." Dan zullen zij het hoofd schudden tegen 1524 17, 53 | zeg tot Mijn dienaren dat zij spreken wat het beste is. 1525 17, 57 | 57. Zij roepen zelf hun Heer aan, 1526 17, 59 | een zichtbaar teken doch zij deden haar kwaad; Wij zenden 1527 17, 61 | eer aan Adam," betuigden zij eer, behalve Iblies. Hij 1528 17, 71 | leider zullen oproepen. Zij die hun boek in de rechter 1529 17, 73 | 73. En voorzeker zij zouden u (de profeet) willen 1530 17, 73 | mocht verzinnen; dan zouden zij u zeker tot vriend hebben 1531 17, 76 | 76. Zij trachten u, door u vrees 1532 17, 76 | te verdrijven; dan zullen zij daarna (na uw vertrek) nog 1533 17, 85 | 85. En zij stellen u vragen betreffende 1534 17, 88 | voort te brengen, zullen zij het gelijke daarvan niet 1535 17, 88 | voortbrengen ook al zouden zij elkanders helpers zijn." ~ 1536 17, 90 | 90. En zij zeggen: "Wij zullen in u 1537 17, 93 | kunnen lezen." Zeg: "Glorie zij mijn Heer: ik ben slechts 1538 17, 94 | hen kwam dan het feit dat zij zeiden: "Heeft Allah een 1539 17, 98 | is hun vergelding, daar zij Onze woorden verwierpen 1540 17, 99 | 99. Zien zij niet in, dat Allah, Die 1541 17, 108| 108. En zeggen: "Glorie zij onze Heer. De belofte van 1542 17, 109| 109. Wenend vallen zij op hun aangezicht neder 1543 18, 2 | blijde tijding te brengen dat zij een uitstekende beloning 1544 18, 3 | 3. Die zij zullen smaken in eeuwigheid. ~ 1545 18, 5 | 5. Zij hebben er geen kennis van 1546 18, 5 | dat uit hun mond komt. Zij zeggen slechts onwaarheid. ~ 1547 18, 6 | over hen sterven, omdat zij niet in deze Boodschap geloven. ~ 1548 18, 10 | zochten in de Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons 1549 18, 12 | wijzer was, naar de tijd dat zij daar hadden vertoefd. ~ 1550 18, 13 | geschiedenis in waarheid verhalen. Zij waren jongelingen die in 1551 18, 14 | versterkten hun hart toen zij opstonden en zeiden: "Onze 1552 18, 15 | naast Hem. Waarom brengen zij voor hen geen duidelijk 1553 18, 16 | u van hen en van hetgeen zij nevens Allah aanbidden verwijdert, 1554 18, 17 | van de Spelonk en wanneer zij ondergaat, ziet gij haar 1555 18, 17 | van (de Spelonk) bevonden zij zich. Dit zijn de tekenen 1556 18, 18 | 18. Gij denkt dat zij wakker zijn, terwijl zij 1557 18, 18 | zij wakker zijn, terwijl zij slapen en Wij zullen hen 1558 18, 19 | deden hen ontwaken, zodat zij elkander konden ondervragen. 1559 18, 20 | 20. "Want indien zij over jullie te weten komen, 1560 18, 20 | jullie te weten komen, zullen zij jullie stenigen, of trachten 1561 18, 21 | hun bekend gemaakt, opdat zij zouden weten, dat de belofte 1562 18, 25 | 25. En zij bleven driehonderd jaar 1563 18, 26 | Allah weet het best, hoelang zij daar vertoefden." Hem behoren 1564 18, 26 | Ziende is Hij en hoe Horende! Zij hebben geen vriend buiten 1565 18, 29 | hen zal insluiten. Indien zij om hulp roepen, zullen zij 1566 18, 29 | zij om hulp roepen, zullen zij worden begoten met water 1567 18, 31 | waardoor beken vloeien. Zij zullen daarin worden getooid 1568 18, 31 | brocaat dragen, terwijl zij op tronen zullen liggen. 1569 18, 45 | groeien en daarna verdrogen zij en breken in stukken die 1570 18, 48 | 48. En zij zullen in rijen tot uw Heer 1571 18, 49 | hetgeen daarin staat en zij zullen zeggen: "Wee ons! 1572 18, 49 | doch het somt alles op." En zij zullen al hetgeen zij deden 1573 18, 49 | En zij zullen al hetgeen zij deden voor zich zien en 1574 18, 50 | zeiden: "Buigt voor Adam", zij bogen, doch Iblies niet. 1575 18, 50 | vrienden nemen, terwijl zij uw vijanden zijn? Slecht 1576 18, 52 | waarvan gij beweerdet dat zij Mijn deelgenoten waren." 1577 18, 52 | deelgenoten waren." Dan zullen zij hen (de afgoden) aanroepen, 1578 18, 53 | het Vuur zien en weten dat zij daarin zullen vallen; zij 1579 18, 53 | zij daarin zullen vallen; zij zullen daar niet aan ontkomen! ~ 1580 18, 55 | vergiffenis te vragen, dan (dat zij vragen) dat de weg der voorvaderen 1581 18, 56 | Waarheid te niet te doen. En zij houden Mijn tekenen en al 1582 18, 56 | tekenen en al hetgeen waarmee zij zijn bedreigd, voor scherts. ~ 1583 18, 57 | over hun hart gelegd zodat zij niet begrijpen en doofheid 1584 18, 57 | de leiding roept, willen zij de rechte weg niet volgen. ~ 1585 18, 58 | zou roepen voor hetgeen zij hebben verdiend, dan zou 1586 18, 58 | vastgestelde tijd waaraan zij niet kunnen ontkomen. ~ 1587 18, 59 | Wij vernietigden ze toen zij ongerechtigheden bedreven. 1588 18, 61 | 61. En toen zij de plek bereikten waar de 1589 18, 61 | zeeën) samenkwamen, vergaten zij hun vis en deze zwom snel 1590 18, 62 | 62. En toen zij verder gingen, zeide hij 1591 18, 65 | 65. Daar vonden zij een Onzer dienaren, aan 1592 18, 71 | vertrokken beiden totdat zij in een boot stapten en hij 1593 18, 74 | 74. Zij reisden dus verder tot dat 1594 18, 74 | reisden dus verder tot dat zij een knaap ontmoetten en 1595 18, 77 | 77. Aldus vervolgden zij hun weg totdat zij bij de 1596 18, 77 | vervolgden zij hun weg totdat zij bij de inwoners ener stad 1597 18, 77 | ener stad kwamen aan wie zij om eten vroegen, doch dezen 1598 18, 77 | gastvrijheid te betonen. Nu vonden zij daar een muur, die op het 1599 18, 82 | behaagde het uw Heer dat zij volwassen zouden worden 1600 18, 90 | bereikte, en ontdekte dat zij over een volk opging voor 1601 18, 94 | 94. Zij zeiden: "O Zol-Qarnain, 1602 18, 96 | Brengt mij blokken ijzer." (Zij deden dit) totdat hij de 1603 18, 97 | 97. Derhalve waren zij (Gog en Magog) niet (meer) 1604 18, 97 | overheen te klimmen, noch waren zij bij machte er doorheen te 1605 18, 102| Denken de ongelovigen dat zij Mijn dienaren tot beschermers 1606 18, 104| dezer wereld en denken dat zij een bijzonder goed werk 1607 18, 106| ongeloof en de spot die zij met Mijn Tekenen en Mijn 1608 18, 108| 108. Daarin zullen zij vertoeven en zij zullen 1609 18, 108| zullen zij vertoeven en zij zullen niet wensen daaruit 1610 19, 9 | 9. Hij zeide: "Het zij zo, Uw Heer zegt: 'Het is 1611 19, 16 | Maria in het Boek. Toen zij zich van haar volk terugtrok 1612 19, 18 | 18. Zij zeide: "Ik neem mijn toevlucht 1613 19, 20 | 20. Zij zeide: "Hoe kan ik een zoon 1614 19, 22 | 22. En zij ontving hem en trok zich 1615 19, 23 | de voet van een palmboom. Zij zeide: "O, liever zou ik 1616 19, 27 | 27. Alsdan bracht zij het kind tot haar volk. 1617 19, 29 | 29. Dan wees zij naar het kind. Zij zeiden: " 1618 19, 29 | wees zij naar het kind. Zij zeiden: "Hoe kunnen wij 1619 19, 34 | het ware woord waaraan zij twijfelen. ~ 1620 19, 38 | zijn op die Dag wanneer zij tot Ons zullen komen. Waarlijk, 1621 19, 39 | worden geveld. Thans zijn zij achteloos en geloven niet. ~ 1622 19, 40 | erven en tot Ons zullen zij worden teruggebracht. ~ 1623 19, 47 | 47. Abraham zeide: "Vrede zij met u. Ik zal mijn Heer 1624 19, 49 | zich van hen en van hetgeen zij nevens Allah aanbaden, had 1625 19, 58 | van Abraham en Israël; en zij behoren tot degenen die 1626 19, 58 | werden voorgelezen vielen zij buigend en wenend neder. ~ 1627 19, 59 | gehoor gaven. Weldra zullen zij hun ondergang tegemoet gaan. ~ 1628 19, 60 | 60. Maar zij die berouw hebben en geloven 1629 19, 60 | het paradijs binnengaan en zij zullen geenszins schade 1630 19, 62 | 62. Zij zullen daarin geen ijdel 1631 19, 62 | morgens en 's avonds zullen zij hun levensonderhoud ontvangen. ~ 1632 19, 75 | die dwalen uitstel totdat zij zullen zien hetgeen waarmee 1633 19, 75 | zullen zien hetgeen waarmee zij worden bedreigd, - zij het 1634 19, 75 | waarmee zij worden bedreigd, - zij het de kastijding of het 1635 19, 75 | het Uur - daarna zullen zij weten wie de slechtste plaats 1636 19, 81 | 81. Zij hebben andere goden naast 1637 19, 82 | Stellig niet! Integendeel zij (de afgoden) zullen hun 1638 19, 87 | 87. Zij zullen geen voorspraak hebben 1639 19, 88 | 88. En zij zeggen: "De Barmhartige 1640 19, 91 | 91. Daar zij aan de Barmhartige een zoon 1641 20, 15 | beloning zal ontvangen waarnaar zij streeft." ~ 1642 20, 22 | leg uw hand onder uw arm, zij zal wit worden zonder ziekte. 1643 20, 28 | 28. "Opdat zij (de mensen) mijn woorden 1644 20, 40 | oog zou worden verfrist en zij niet zou treuren. En gij 1645 20, 45 | 45. Zij antwoordden: "Onze Heer, 1646 20, 62 | Vervolgens redetwistten zij (de tegenstanders) onder 1647 20, 63 | 63. Zij zeiden: "Deze twee zijn 1648 20, 65 | 65. Zij zeiden: "O Mozes, werpt 1649 20, 69 | rechter hand is; het zal wat zij hebben voortgebracht verslinden, 1650 20, 69 | verslinden, want hetgeen zij hebben gemaakt is slechts 1651 20, 70 | geworpen, zich nederbuigend. Zij zeiden: "Wij geloven in 1652 20, 72 | 72. Zij zeiden: "In geen geval zullen 1653 20, 76 | rivieren stromen en waarin zij voor eeuwig zullen vertoeven. 1654 20, 84 | 84. Hij zeide: "Zij volgen in mijn spoor, en 1655 20, 87 | 87. Zij antwoordden: "Wij hebben 1656 20, 89 | 89. Konden zij dan niet zien dat het (kalf) 1657 20, 91 | 91. Zij antwoordden: "Wij zullen 1658 20, 96 | Hij zeide: "Ik zag wat zij niet konden zien. Ik volgde 1659 20, 101| 101. Daaronder zullen zij blijven en deze last zal 1660 20, 103| 103. Zij zullen met elkander op zachte 1661 20, 104| 104. Wij weten wat zij zullen zeggen wanneer de 1662 20, 105| 105. Zij (de ongelovigen) vragen 1663 20, 108| 108. Op die Dag zullen zij de oproeper volgen, die 1664 20, 110| hetgeen achter hen is, maar zij kunnen het met hun kennis 1665 20, 114| 114. Verheven zij Allah, de Ware Koning. En 1666 20, 116| Bewijst Adam eer," bewezen zij allen eer, doch niet Iblies. 1667 20, 121| schaamte hun duidelijk werd en zij zich begonnen te bekleden 1668 20, 128| verdelgd, in wier woonplaatsen zij wandelen? Voorwaar, daarin 1669 20, 130| Mohammed) lijdzaam hetgeen zij zeggen en verheerlijk uw 1670 20, 133| 133. En zij (de ongelovigen) zeggen: " 1671 20, 134| hadden verdelgd, zouden zij ongetwijfeld hebben gezegd: " 1672 21, 1 | dichterbij gekomen en toch wenden zij zich in achteloosheid af. ~ 1673 21, 2 | tot hen van hun Heer of zij luisteren er naar terwijl 1674 21, 2 | luisteren er naar terwijl zij er mee spelen. ~ 1675 21, 5 | 5. "Neen," zeggen zij, "verwarde dromen; neen, 1676 21, 8 | lichaam niet zodanig dat zij geen voedsel behoefden te 1677 21, 8 | te gebruiken, evenmin dat zij voor eeuwen konden blijven 1678 21, 12 | 12. En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, 1679 21, 12 | bemerkten, ziet, toen sloegen zij er voor op de vlucht. ~ 1680 21, 14 | 14. Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, 1681 21, 18 | het hoofd breekt en ziet, zij vergaat. En wee u, wegens 1682 21, 19 | te aanbidden, noch worden zij dit moede; ~ 1683 21, 20 | 20. Zij verheerlijken Hem dag en 1684 21, 20 | verheerlijken Hem dag en nacht, en zij verslappen hierin nimmer. ~ 1685 21, 21 | 21. Hebben zij (de afgodendienaars) goden 1686 21, 22 | de Troon, boven hetgeen zij zeggen. ~ 1687 21, 23 | betreffende hetgeen Hij doet, doch zij zullen worden ondervraagd. ~ 1688 21, 24 | 24. Hebben zij Goden buiten Hem genomen? 1689 21, 24 | kennen de waarheid niet en zij zijn er afkerig van. ~ 1690 21, 26 | 26. En zij zeggen: "De Barmhartige 1691 21, 26 | genomen." Heilig is Hij. Neen, zij zijn slechts geëerde dienaren. 1692 21, 27 | 27. Zij spreken niet eer Hij het 1693 21, 27 | eer Hij het beveelt, en zij handelen volgens Zijn gebod. ~ 1694 21, 28 | is, en wat achter hen is, zij zijn voor niemand voorspraak 1695 21, 28 | degene die Hem behaagt en zij sidderen uit eerbied voor 1696 21, 30 | uit water gemaakt. Willen zij dan toch niet geloven? ~ 1697 21, 31 | bergen geplaatst, opdat zij niet met hen (de mensen) 1698 21, 31 | wijde wegen gemaakt, opdat zij de juiste richting zouden 1699 21, 32 | welbeschermd dak; niettemin wenden zij zich af van deze tekenen. ~ 1700 21, 34 | Indien gij sterft, zouden zij hier dan voor eeuwig kunnen 1701 21, 36 | ongelovigen u zien, spotten zij slechts met u, zij zeggen: " 1702 21, 36 | spotten zij slechts met u, zij zeggen: "Is dit degene die 1703 21, 36 | spreekt van uw Goden?" terwijl zij het zijn die de verkondiging 1704 21, 38 | 38. En zij zeggen: "Wanneer zal deze 1705 21, 39 | ongelovigen maar de tijd wanneer zij niet bij machte zullen zijn 1706 21, 40 | zal hen verbijsteren; en zij zullen niet bij machte zijn 1707 21, 42 | behalve de Barmhartige?" Neen, zij wenden zich af van de gedachtenis 1708 21, 43 | 43. Hebben zij goden die hen kunnen beschermen 1709 21, 43 | kunnen beschermen tegen Ons? Zij kunnen zichzelf niet helpen, 1710 21, 43 | niet helpen, noch worden zij door Ons bijgestaan. ~ 1711 21, 44 | hun verlengd werd. Zien zij met dat Wij het land (der 1712 21, 44 | buitenzijde af besnoeiend? Zullen zij dan de overhand hebben? ~ 1713 21, 45 | horen de roep niet wanneer zij worden gewaarschuwd. ~ 1714 21, 46 | uw Heer hen raakt, zullen zij ongetwijfeld zeggen: "Wee 1715 21, 53 | 53. Antwoordden zij: "Wij vonden dat onze vaderen 1716 21, 55 | 55. Zij zeiden: "Hebt gij ons de 1717 21, 58 | grootste daarvan, opdat zij zich tot hem zouden wenden. ~ 1718 21, 59 | 59. (Toen zij dit zagen) zeiden zij: " 1719 21, 59 | Toen zij dit zagen) zeiden zij: "Wie heeft dit onze Goden 1720 21, 61 | 61. Zij zeiden: "Brengt hem dan 1721 21, 61 | de ogen des volks, opdat zij kunnen getuigen." ~ 1722 21, 62 | 62. Zij vroegen: "Hebt gij dit onze 1723 21, 63 | grootste van hen. Vraagt hen of zij kunnen spreken." ~ 1724 21, 64 | 64. Toen kwamen zij tot inkeer en zeiden (bij 1725 21, 65 | 65. En zij lieten (beschaamd) het hoofd 1726 21, 68 | 68. Zij zeiden: "Verbrandt hem en 1727 21, 70 | 70. En zij wensten hem kwaad te doen 1728 21, 73 | en aalmoezen te geven. En zij aanbaden Ons alleen. ~ 1729 21, 74 | die gruwelijk handelde. Zij waren inderdaad een boos 1730 21, 77 | Onze tekenen verloochenden. Zij waren voorzeker een slecht 1731 21, 86 | hen op in Onze genade want zij behoorden tot de rechtvaardigen. ~ 1732 21, 90 | geschikt (een kind te krijgen). Zij plachten met elkander te 1733 21, 90 | wedijveren in goede werken en zij riepen Ons in hoop en vrees 1734 21, 93 | 93. Doch zij (hun volgelingen) hebben 1735 21, 93 | eenheid verbroken; toch zullen zij allen tot Ons terugkeren. ~ 1736 21, 96 | zullen worden losgelaten en zij elke hoogte zullen overschrijden. ~ 1737 21, 97 | ongelovigen zullen verstard zijn. (Zij zullen zeggen): "O! wee 1738 21, 99 | Goden waren geweest zouden zij niet daarin zijn gegaan; 1739 21, 100| 100. Daarin zullen zij weeklagen en niets horen. ~ 1740 21, 102| daarvan (van de hel) zullen zij horen, en zij zullen voor 1741 21, 102| hel) zullen zij horen, en zij zullen voor eeuwig vertoeven 1742 21, 109| 109. Maar indien zij zich afwenden, zeg dan: " 1743 22, 2 | mensen bedwelmd zien, terwijl zij niet dronken zijn, doch 1744 22, 5 | hoge ouderdom bereiken, dat zij, na geweten te hebben, niets 1745 22, 5 | doen nederdalen, beweegt zij zich, zwelt op en brengt 1746 22, 11 | Indien het hun wel gaat, zijn zij daarmede tevreden, maar 1747 22, 22 | 22. Telkens wanneer zij er uit (uit de hel) wensen 1748 22, 22 | wensen te gaan, zullen zij er in terug worden gedreven; 1749 22, 23 | waardoor rivieren stromen. Zij zullen daarin worden getooid 1750 22, 24 | 24. En zij zullen naar het reine woord 1751 22, 27 | bedevaart aan de mensen. Zij zullen te voet of op magere 1752 22, 28 | 28. Opdat zij van hun voordeel getuigenis 1753 22, 30 | 30. Zo zij het. Wie dus de heilige 1754 22, 32 | 32. Zo zij het. En wie de heilige tekenen 1755 22, 34 | wijdingen vastgesteld, opdat zij de naam van Allah mogen 1756 22, 36 | Allah over hen uit terwijl zij in rijen staan opgesteld. 1757 22, 36 | opgesteld. En wanneer ze op hun zij neervallen, eet er van en 1758 22, 40 | werden verdreven alleen omdat zij zeiden: "Onze Heer is Allah." - 1759 22, 42 | 42. Indien zij u (Mohammed) verloochenen, 1760 22, 46 | 46. Hebben zij dan niet in het land gereisd 1761 22, 46 | in het land gereisd zodat zij hart moesten hebben waarmee 1762 22, 46 | hart moesten hebben waarmee zij konden begrijpen en oren 1763 22, 47 | 47. En zij dringen bij u aan de straf 1764 22, 48 | uitstel verleend, hoewel zij vol ongerechtigheden waren. 1765 22, 54 | waarheid is van uw Heer, opdat zij er in mogen geloven en hun 1766 22, 56 | Hij zal onder hen richten. Zij die geloven en goede werken 1767 22, 59 | doen binnengaan waarmee zij zeer tevreden zullen zijn. 1768 22, 62 | de Waarheid is en hetgeen zij aanroepen nevens Hem vals 1769 22, 67 | wijdingen vastgesteld die zij moeten volgen; laat hen 1770 22, 68 | 68. Doch indien zij met u redetwisten, zeg dan: " 1771 22, 71 | 71. En zij aanbidden naast Allah, waartoe 1772 22, 71 | nedergezonden, en waaromtrent zij geen kennis bezitten. En 1773 22, 72 | ongelovigen. Bijna zouden zij degenen, die Onze tekenen 1774 22, 73 | vlieg scheppen, al zouden zij daar allen toe samenwerken. 1775 22, 73 | hen zou wegnemen, zouden zij dat niet kunnen terugnemen. 1776 22, 74 | 74. Zij achten Allah niet met de 1777 22, 78 | boodschapper getuige over u zij, en dat gij getuige moogt 1778 23, 8 | 8. Zij die zorgzaam zijn voor het 1779 23, 11 | het paradijs zullen erven. Zij zullen daarin vertoeven. ~ 1780 23, 14 | nieuwe schepping. Gezegend zij Allah, de Beste Schepper. ~ 1781 23, 26 | mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend." ~ 1782 23, 27 | de onrechtvaardigen, want zij zullen worden verdronken. ~ 1783 23, 39 | Mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend." ~ 1784 23, 40 | Binnen korte tijd zullen zij zeker spijt krijgen." ~ 1785 23, 41 | als wrakhout. Vervloekt zij het onrechtvaardige volk. ~ 1786 23, 43 | overschrijden, evenmin kunnen zij die uitstellen. ~ 1787 23, 44 | volk kwam, verloochenden zij hem. Dus deden Wij hen elkander 1788 23, 44 | tot legenden. Vervloekt zij het volk dat niet wil geloven. ~ 1789 23, 46 | Pharao en zijn opperhoofden; zij toonden hoogmoed en waren 1790 23, 47 | 47. En zij zeiden: "Moeten wij geloven 1791 23, 48 | Derhalve verloochenden zij hen en zij behoorden tot 1792 23, 48 | verloochenden zij hen en zij behoorden tot degenen die 1793 23, 49 | schonken Mozes het Boek opdat zij (de kinderen Israëls) leiding 1794 23, 53 | 53. Maar zij hebben hun godsdienst onder 1795 23, 53 | verheugt zich over hetgeen zij bezit. ~ 1796 23, 55 | 55. Denken zij dat vanwege de rijkdom en 1797 23, 56 | hun goed te doen? Neen, zij begrijpen het niet. ~ 1798 23, 60 | degenen die weggeven hetgeen zij (kunnen) geven terwijl hun 1799 23, 60 | vervuld van vrees. omdat zij tot hun Heer zullen terugkeren, ~ 1800 23, 63 | Boek, en buitendien hebben zij bezigheden waarmee zij voortgaan; ~ 1801 23, 63 | hebben zij bezigheden waarmee zij voortgaan; ~ 1802 23, 64 | grijpen, ziet, dan jammeren zij allen om hulp. ~ 1803 23, 68 | 68. Hebben zij dan niet over het Woord 1804 23, 69 | 69. Of hebben zij hun boodschapper niet erkend 1805 23, 69 | boodschapper niet erkend dat zij hem niet aanvaarden? ~ 1806 23, 70 | 70. Of zeggen zij: "Hij is krankzinng?" Neen, 1807 23, 71 | vermaning gezonden doch zij wenden zich ervan af. ~ 1808 23, 75 | kwaal verlichtten, zouden zij toch blindelings in hun 1809 23, 76 | hen door een straf, doch zij werden niet nederig voor 1810 23, 76 | voor hun Heer noch werden zij ootmoedig. ~ 1811 23, 77 | straf openen, dan zullen zij tot wanhoop vervallen. ~ 1812 23, 81 | 81. Doch zij zeggen hetzelfde als de 1813 23, 82 | 82. Zij zeggen: "Zullen wij, wanneer 1814 23, 85 | 85. Zij zullen zeggen: "Aan Allah." 1815 23, 87 | 87. Zij zullen zeggen: "Allah." 1816 23, 89 | 89. Zij zullen antwoorden: "Dit 1817 23, 90 | de Waarheid gebracht en zij zijn zeker leugenaars. ~ 1818 23, 91 | is Allah boven al hetgeen zij beweren. ~ 1819 23, 92 | is verheven boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen. ~ 1820 23, 93 | zoudt laten zien waarmee zij bedreigd worden. ~ 1821 23, 96 | op de hoogte van hetgeen zij zeggen, ~ 1822 23, 98 | ik mijn toevlucht, opdat zij niet bij mij komen." ~ 1823 23, 100| hindernis tot de Dag waarop zij gewekt zullen worden. ~ 1824 23, 102| 102. Dan zullen zij slagen, wier schalen zwaar 1825 23, 103| 103. Doch zij, wier werken licht zijn - 1826 23, 104| zal hun gezicht branden en zij zullen er in verschrompelen. ~ 1827 23, 106| 106. Zij zullen antwoorden: "O, onze 1828 23, 111| wegens hun geduld. Voorzeker, zij zijn de overwinnaars." ~ 1829 23, 113| 113. Zij zullen antwoorden: "Wij 1830 24, 4 | 4. En zij, die kuise vrouwen beschuldigen 1831 24, 8 | van haar afwenden indien zij viermaal in de naam van 1832 24, 9 | 9. En de vijfde maal zal zij zeggen: dat de toorn van 1833 24, 9 | toorn van Allah over haar zij als hij (haar man) de waarheid 1834 24, 11 | 11. Waarlijk, zij die de lastering voortbrachten 1835 24, 12 | mannen en vrouwen, toen zij dit hoorden geen goed over 1836 24, 13 | 13. Waarom brachten zij geen vier getuigen (om dit 1837 24, 13 | om dit te bewijzen)? Daar zij geen getuigen hebben medegebracht 1838 24, 13 | hebben medegebracht zijn zij in de ogen van Allah leugenaars. ~ 1839 24, 19 | 19. Zij die graag willen dat onbetamelijkheid 1840 24, 22 | Allah hebben verlaten. Laten zij vergeven en over het hoofd 1841 24, 23 | 23. Zij die kuise, gelovige vrouwen, 1842 24, 24 | zullen getuigen over hetgeen zij hebben bedreven. ~ 1843 24, 25 | vergelding ten volle geven, en zij zullen weten dat alleen 1844 24, 30 | tot de gelovige mannen dat zij hun ogen neergeslagen houden 1845 24, 30 | neergeslagen houden en dat zij hun passies beheersen. Dat 1846 24, 30 | op de hoogte van hetgeen zij doen. ~ 1847 24, 31 | de gelovige vrouwen dat zij ook haar ogen neergeslagen 1848 24, 31 | passies beheersen, en dat zij haar schoonheid niet tonen 1849 24, 31 | zichtbaar moet zijn, en dat zij haar hoofddoeken over haar 1850 24, 31 | boezem laten hangen, en dat zij haar schoonheid niet tonen 1851 24, 31 | voeten slaan, opdat hetgeen zij van haar schoonheid bedekken 1852 24, 32 | vrouwelijke slaven. Indien zij arm zijn, zal Allah hen 1853 24, 33 | dwingt uw slavinnen, terwijl zij kuis wensen te zijn, niet 1854 24, 36 | Allah heeft verordent dat zij zullen verrijzen, waarin 1855 24, 37 | en de Zakaat te betalen, zij vrezen de Dag waarop harten 1856 24, 41 | En Allah weet goed wat zij doen. ~ 1857 24, 48 | 48. En wanneer zij tot Allah en Zijn boodschapper 1858 24, 49 | hun zijde was, dan zouden zij ijlings naar hem toe komen. ~ 1859 24, 50 | in hun hart? Of twijfelen zij, of vrezen zij dat Allah 1860 24, 50 | twijfelen zij, of vrezen zij dat Allah en Zijn boodschapper 1861 24, 50 | jegens hen zullen zijn? Neen, zij zijn zelf de onrechtvaardigen. ~ 1862 24, 51 | moge recht spreken, zeggen zij slechts: "Wij horen en wij 1863 24, 53 | 53. En zij zweren hun plechtigste eden 1864 24, 53 | plechtigste eden bij Allah; dat zij indien gij hen beveelt, 1865 24, 55 | veiligheid zal geven; Mij zullen zij aanbidden en niets met Mij 1866 24, 59 | geslachtsrijpheid bereiken, moeten ook zij verlof vragen evenals ouderen 1867 24, 59 | vragen evenals ouderen dan zij om toestemming vragen. Zo 1868 24, 60 | haar rust geen schuld als zij zonder haar schoonheid te 1869 24, 60 | kledingstukken ontdoen. Maar als zij zich inhouden is dit beter 1870 24, 62 | 62. Zij alleen zijn gelovigen die 1871 24, 62 | geloven, en die, wanneer zij wegens iets dat voor allen 1872 24, 62 | niet verwijderen voordat zij hem om toestemming hebben 1873 24, 62 | toestemming hebben gevraagd. Zij die u om verlof vragen zijn 1874 24, 62 | boodschapper geloven. Wanneer zij daarom uw toestemming vragen 1875 24, 64 | toestand goed. En de Dag waarop zij tot Hem zullen worden teruggebracht, 1876 24, 64 | onderrichten over hetgeen zij deden. Waarlijk Allah heeft 1877 25, 3 | 3. Toch hebben zij (de mensen) naast Hem goden 1878 25, 4 | hem er bij geholpen." Maar zij uiten daarmee onrechtvaardigheid 1879 25, 5 | 5. En zij zeggen: "Dit zijn fabelen 1880 25, 5 | ze laten neerschrijven en zij worden hem 's morgens en ' 1881 25, 7 | 7. En zij zeggen: "Wat voor boodschapper 1882 25, 9 | Zie, wat voor verhalen zij over u doen, zij zijn verdwaald 1883 25, 9 | verhalen zij over u doen, zij zijn verdwaald en kunnen 1884 25, 11 | 11. Neen, zij verloochenen het Uur en 1885 25, 12 | de verte zal zien, zullen zij het woeden en razen horen. ~ 1886 25, 13 | 13. En wanneer zij, aan elkander geketend, 1887 25, 13 | worden geworpen, zullen zij daar om vernietiging roepen. ~ 1888 25, 16 | 16. Zij zullen er alles in ontvangen 1889 25, 16 | alles in ontvangen waar zij naar verlangen en zij zullen 1890 25, 16 | waar zij naar verlangen en zij zullen er blijvend vertoeven. 1891 25, 17 | ongelovigen en degenen die zij naast Allah aanbidden zal 1892 25, 17 | deedt dwalen, of dwaalden zij zelf van het rechte pad 1893 25, 18 | 18. Zij zullen antwoorden: "Ere 1894 25, 18 | zullen antwoorden: "Ere zij U; Het betaamde ons niet 1895 25, 18 | vaderen doen genieten totdat zij de aanmaning vergaten en 1896 25, 20 | boodschappers vóór u, of zij gebruikten voedsel en liepen 1897 25, 21 | 21. Zij die Onze ontmoeting niet 1898 25, 21 | Heer niet zien?" Voorzeker, zij schatten zich te hoog en 1899 25, 22 | 22. De Dag waarop zij de engelen zullen zien, 1900 25, 22 | de schuldigen; dan zullen zij zeggen: "Ware er slechts 1901 25, 29 | herinnering afdwalen nadat zij tot mij was gekomen." En 1902 25, 33 | 33. En zij stellen u geen vraag of 1903 25, 34 | 34. Zij die vernederd naar de hel 1904 25, 34 | een slechte toestand, en zij zijn het meest van het rechte 1905 25, 40 | 40. En zij komen voorzeker de stad 1906 25, 40 | regen was gevallen. Zien zij die (plaats) dan niet? Neen, 1907 25, 40 | plaats) dan niet? Neen, zij verwachten de Opstanding 1908 25, 41 | 41. Wanneer zij u zien maken zij u slechts 1909 25, 41 | Wanneer zij u zien maken zij u slechts tot een bespotting. " 1910 25, 42 | standvastig waren gebleven." Maar zij zullen weldra te weten komen, 1911 25, 42 | te weten komen, wanneer zij de straf zullen aanschouwen, 1912 25, 44 | hunner horen of begrijpen? Zij zijn slechts als vee - neen, 1913 25, 44 | slechts als vee - neen, zij zijn verder afgedwaald. ~ 1914 25, 50 | herhalen dit voor hen opdat zij er lering uit mogen trekken, 1915 25, 55 | 55. Toch aanbidden zij naast Allah datgene dat 1916 25, 60 | de Barmhartige," zeggen zij: "En wie is de Barmhartige? 1917 25, 63 | van de Barmhartige zijn zij, die zachtmoedig op aarde 1918 25, 63 | onwetenden hen aanspreken, zeggen zij: "Vrede". ~ 1919 25, 64 | 64. En zij, die de nacht doorbrengen 1920 25, 65 | 65. Terwijl zij zeggen:"Onze Heer, wend 1921 25, 66 | 66. Zij is inderdaad slecht als 1922 25, 67 | 67. En zij, die, als zij iets besteden, 1923 25, 67 | 67. En zij, die, als zij iets besteden, noch spilzuchtig 1924 25, 68 | 68. En zij die geen andere goden naast 1925 25, 72 | 72. En zij, die niet leugenachtig getuigen 1926 25, 73 | 73. En zij, die, wanneer zij door tekenen 1927 25, 73 | 73. En zij, die, wanneer zij door tekenen van hun Heer 1928 25, 74 | 74. En zij die zeggen: "Onze Heer, 1929 25, 75 | in het paradijs) - omdat zij standvastig waren - waar 1930 25, 75 | standvastig waren - waar zij zullen worden ontvangen 1931 25, 76 | 76. Daarin zullen zij verblijven; uitstekend is 1932 26, 3 | ten dode toe treuren omdat zij niet geloven. ~ 1933 26, 5 | nieuwe vermaning tot hen of zij wenden zich er van af. ~ 1934 26, 6 | 6. Voorzeker zij hebben dit verloochend, 1935 26, 6 | hun bereiken van hetgeen zij bespotten. ~ 1936 26, 7 | 7. Zien zij niet op aarde - hoeveel 1937 26, 11 | volk van Pharao. Zullen zij (Mij) niet vrezen?" ~ 1938 26, 12 | Mijn Heer, ik vrees, dat zij mij zullen verloochenen; ~ 1939 26, 14 | 14. Bovendien hebben zij een aanklacht van misdaad 1940 26, 14 | tegen mij, dus vrees ik dat zij mij zullen doden." ~ 1941 26, 33 | zijn hand uit, en ziet! zij was wit voor de toeschouwers. ~ 1942 26, 36 | 36. Zij zeiden: "Geef hem en zijn 1943 26, 40 | tovenaars mogen volgen als zij overwinnaars zijn?" ~ 1944 26, 41 | tovenaars kwamen, vroegen zij aan Pharao, "Zal er een 1945 26, 44 | 44. Toen gooiden zij hun touwen en hun roeden, 1946 26, 45 | ziet! deze slokte alles wat zij hadden gemaakt op. ~ 1947 26, 50 | 50. Zij antwoordden: "Dat geeft 1948 26, 55 | 55. Toch hebben zij ons vertoornd; ~ 1949 26, 60 | 60. En zij (Egyptenaren) vervolgden 1950 26, 63 | zee met uw staf." Waarop zij vaneen week en elk gedeelte 1951 26, 71 | 71. Zeiden zij: "Wij aanbidden (onze) goden 1952 26, 72 | 72. Hij zeide: "Horen zij u als gij hen aanroept? ~ 1953 26, 73 | 73. Baten of schaden zij u?" ~ 1954 26, 74 | 74. Zij antwoordden: "Maar wij vonden 1955 26, 77 | 77. Zij zijn vijanden van mij behalve 1956 26, 92 | worden gezegd: "Waar zijn zij die gij aanbadt, ~ 1957 26, 93 | 93. Naast Allah? Kunnen zij u helpen of zichzelf helpen?" ~ 1958 26, 94 | 94. Dan zullen zij hals over kop in (de hel) 1959 26, 94 | de hel) worden geworpen, zij en de dwalenden. ~ 1960 26, 96 | 96. Terwijl zij daarin onder elkander twisten, 1961 26, 96 | elkander twisten, zullen zij (tegen de afgoden) zeggen: ~ 1962 26, 111| 111. Zij antwoordden: "Zullen wij 1963 26, 112| En wat weet ik er van wat zij deden?" ~ 1964 26, 116| 116. Zij zeiden: "Als gij niet ophoudt, 1965 26, 136| 136. Zij antwoordden: "Het is ons 1966 26, 139| 139. Daarom verloochenden zij hem en Wij vernietigden 1967 26, 153| 153. Zeiden zij: "Gij zijt betoverd. ~ 1968 26, 155| zeide: "Hier is een kamelin, zij heeft haar beurt om te drinken 1969 26, 157| 157. Doch zij verlamden haar en daarna 1970 26, 157| verlamden haar en daarna hadden zij er spijt van. ~ 1971 26, 167| 167. Zij zeiden: "Als gij niet ophoudt, 1972 26, 169| mijn familie van hetgeen zij doen." ~ 1973 26, 185| 185. Zij zeiden: "Gij zijt slechts 1974 26, 189| 189. En zij verloochenden hem. Daarna 1975 26, 199| voorgelezen, dan zouden zij er nooit in hebben geloofd. ~ 1976 26, 201| 201. Zij zullen er niet in geloven 1977 26, 201| niet in geloven voordat zij de smartelijke straf zien; ~ 1978 26, 202| plotseling over hen komen terwijl zij het niet bemerken; ~ 1979 26, 203| 203. En zij zullen zeggen: "Wordt ons 1980 26, 204| 204. Vragen zij dan Onze straf te verhaasten?" ~ 1981 26, 206| zou overkomen, waaabmede zij werden bedreigd. ~ 1982 26, 211| passend voor hen, noch zijn zij in staat, dat te doen. ~ 1983 26, 216| 216. Indien zij u dan niet gehoorzamen, 1984 26, 222| 222. Zij dalen op elke verstokte 1985 26, 223| 223. En zij verlenen gehoor aan (geruchten) 1986 26, 225| Hebt gij niet gezien hoe zij in elk dal radeloos rondlopen? ~ 1987 26, 226| 226. En wat zij zeggen doen zij niet. ~ 1988 26, 226| En wat zij zeggen doen zij niet. ~ 1989 26, 227| 227. Behalve zij die geloven en goede werken 1990 27, 4 | schoonschijnend gemaakt, daarom lopen zij blindelings rond. ~ 1991 27, 5 | 5. Zij zullen zeker een zware straf 1992 27, 5 | een zware straf krijgen en zij zullen in het Hiernamaals 1993 27, 8 | die er dichtbij is, glorie zij Allah, de Heer der Werelden! ~ 1994 27, 12 | stop uw hand in uw boezem, zij zal zonder enige schade 1995 27, 12 | Pharao en zijn volk; want zij zijn een opstandig volk." ~ 1996 27, 13 | tekenen tot hen kwamen, zeiden zij: "Dit is openbare tovenarij." ~ 1997 27, 14 | 14. En zij verwierpen deze onrechtvaardig 1998 27, 15 | aan David en Salomo, en zij zeiden: "Alle eer behoort 1999 27, 17 | djinn, mensen en vogelen en zij werden in slagorde opgesteld. ~ 2000 27, 18 | 18. Toen zij tot het dal van de mieren


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3188

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License