1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3188
bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
3001 63, 4 | zij over hen! Hoe ver zijn zij afgewend (van de Waarheid)! ~
3002 63, 5 | vergiffenis vragen," dan wenden zij hun hoofd af en gij ziet
3003 63, 7 | 7. Zij zijn het die zeggen, "Besteedt
3004 63, 8 | 8. Zij zeggen: "Als wij naar Madinah
3005 64, 5 | ongelovig waren? Zo ondergingen zij het kwade gevolg van hun
3006 64, 6 | bewijzen tot hen kwamen, maar zij zeiden: "Zullen stervelingen
3007 64, 6 | leiden?" Daarom verwierpen zij (de Waarheid) en wendden
3008 64, 7 | De ongelovigen denken dat zij niet zullen worden opgewekt.
3009 64, 10 | Vuur zijn, daarin zullen zij vertoeven, en dat is een
3010 65, 1 | vertrekken, noch behoeven zij uit zichzelf weg te gaan (
3011 65, 1 | bepaalde termijn) tenzij zij zich openlijk onbetamelijk
3012 65, 2 | 2. Als zij dan haar termijn bereikt
3013 65, 4 | voor de zwangeren duurt tot zij verlost zijn. En degenen
3014 65, 6 | moeilijk te maken. En als zij zwanger zijn, onderhoudt
3015 65, 6 | zijn, onderhoudt haar tot zij verlost zijn. En als zij
3016 65, 6 | zij verlost zijn. En als zij haar kind voor u zogen geeft
3017 65, 9 | 9. Zo ondervonden zij het kwade gevolg van hun
3018 66, 3 | vrouwen toevertrouwde en zij het daarna ruchtbaar maakte (
3019 66, 3 | het haar vertelde, zeide zij: "Wie gaf u hiervan kennis? "
3020 66, 8 | rechter handen uitgaan. Zij zullen zeggen: "Onze Heer,
3021 66, 10 | Noach en met die van Lot. Zij behoorden aan twee Onzer
3022 66, 10 | rechtvaardige dienaren maar zij waren hun ontrouw. Daarom
3023 66, 11 | de vrouw van Pharao toen zij zeide: "Mijn Heer! bouw
3024 66, 12 | Wij haar Onze geest in - zij geloofde in het Woord van
3025 67, 7 | 7. Wanneer zij er in worden geworpen, zullen
3026 67, 7 | worden geworpen, zullen zij haar van woede horen zieden. ~
3027 67, 8 | 8. Zij zal bijna barsten van woede.
3028 67, 9 | 9. Zij zullen zeggen: "Zeker, de
3029 67, 10 | 10. En zij zullen zeggen: "Indien wij
3030 67, 11 | 11. Dan zullen zij hun zonden bekennen; maar
3031 67, 18 | En voorzeker loochenden zij die vóór u waren ook (de
3032 67, 19 | 19. Hebben zij de vogelen niet boven hun (
3033 67, 21 | voorziening terughoudt? Neen, zij volharden in opstandigheid
3034 67, 25 | 25. En zij zeggen: "Wanneer zal deze
3035 67, 27 | 27. Maar als zij de straf van nabij zullen
3036 68, 1 | Bij de pen, en bij hetgeen zij schrijven. ~
3037 68, 5 | 5. En gij zult zien en zij (de ongelovigen) zullen
3038 68, 9 | 9. Zij zouden willen dat gij meegaande
3039 68, 9 | meegaande waart, dan zouden zij ook meegaande kunnen zijn. ~
3040 68, 17 | een tuin beproefden toen zij zwoeren dat zij zeker het
3041 68, 17 | beproefden toen zij zwoeren dat zij zeker het fruit daarvan
3042 68, 18 | 18. En zij maakten geen voorbehoud. ~
3043 68, 19 | bezoeking over hen, terwijl zij sliepen, ~
3044 68, 21 | 21. Toen riepen zij tot elkander in de morgen, ~
3045 68, 23 | 23. En zij gingen fluisterend met elkander
3046 68, 25 | 25. En zij gingen vroeg in de morgen
3047 68, 25 | morgen uit, (denkende) dat zij de macht hadden om het te
3048 68, 26 | 26. Maar toen zij de tuin zagen, zeiden zij: "
3049 68, 26 | zij de tuin zagen, zeiden zij: "Voorwaar, wij zijn verdwaald! ~
3050 68, 29 | 29. Nu riepen zij uit: "Glorie zij U, onze
3051 68, 29 | riepen zij uit: "Glorie zij U, onze Heer! Voorzeker
3052 68, 30 | 30. Toen gingen zij elkaar beschuldigen. ~
3053 68, 33 | nog groter zijn, konden zij dit maar begrijpen! ~
3054 68, 41 | 41. Of hebben zij soms deelgenoten? Laten
3055 68, 41 | soms deelgenoten? Laten zij dan deze naar voren brengen
3056 68, 41 | deze naar voren brengen als zij de waarheid spreken. ~
3057 68, 42 | beangstigd wordt, zullen zij geroepen worden te prostreren,
3058 68, 42 | worden te prostreren, maar zij zullen dat niet kunnen doen. ~
3059 68, 43 | zal hen overvallen, want zij werden tot het prostraat
3060 68, 43 | toen hun niets ontbrak (en zij deden het niet). ~
3061 68, 44 | naderen, op een wijze die zij niet kennen. ~
3062 68, 46 | beloning voor u zelf zodat zij onder schuld gebukt gaan? ~
3063 68, 47 | 47. Of hebben zij kennis van het onzienlijke,
3064 68, 47 | van het onzienlijke, zodat zij het kunnen opschrijven? ~
3065 68, 51 | En de ongelovigen wanneer zij het vermaan horen willen
3066 68, 51 | gaarne ten val brengen; en zij zeggen: "Hij is zeker krankzinnig." ~
3067 69, 7 | neergeworpen werd, alsof zij gevallen palmboomstammen
3068 69, 10 | 10. En zij gehoorzaamden de boodschapper
3069 70, 6 | 6. Zij (de ongelovigen) zien (de
3070 70, 11 | 11. Hoewel zij elkander kunnen zien. Op
3071 70, 30 | hun vrouwen en degenen die zij bezitten, waarvoor hen geen
3072 70, 35 | 35. Zij zijn het die in de tuinen
3073 70, 39 | hebben geschapen uit hetgeen zij weten. ~
3074 70, 41 | plaats betere (volkeren) dan zij voort te brengen en Wij
3075 70, 42 | 42. Laten zij zich aan ijdele gesprekken
3076 70, 42 | overgeven en zich vermaken tot zij de Dag tegemoet gaan welke
3077 70, 43 | 43. De Dag waarop zij zich uit hun graven zullen
3078 70, 43 | graven zullen haasten alsof zij zich naar een bepaald doel
3079 71, 7 | hen zoudt vergeven stopten zij hun vingers in de oren,
3080 71, 21 | Noach zeide: "Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet, en
3081 71, 22 | 22. En zij hebben een vreselijk plan
3082 71, 24 | 24. En zij hebben velen doen dwalen,
3083 71, 25 | 25. Daarom werden zij vanwege hun zonden verdronken
3084 71, 25 | en in het Vuur gedreven. Zij konden daar voor zich geen
3085 71, 27 | Gij hen achterlaat zullen zij Uw dienaren op een dwaalspoor
3086 71, 27 | een dwaalspoor leiden en zij zullen niets dan een onzedelijk
3087 72, 1 | geluisterd (naar de Koran), en zij zeiden: 'Waarlijk, wij hebben
3088 72, 6 | djinn zochten, waardoor zij hun zonden vermeerderden. ~
3089 72, 7 | 7. En zij meenden inderdaad, zoals
3090 72, 14 | rechte weg zijn afgeweken. En zij die zich onderwerpen - hebben
3091 72, 15 | 15. En zij die van de rechte weg afwijken,
3092 72, 16 | 16. Indien zij zich aan het rechte pad
3093 72, 19 | Hem te aanbidden, vielen zij hem bijna aan. ~
3094 72, 23 | het Vuur der hel, waarin zij lange tijd zullen vertoeven, ~
3095 72, 24 | 24. Tot zij de straf zien waarmee zij
3096 72, 24 | zij de straf zien waarmee zij worden bedreigd, maar dan
3097 72, 24 | bedreigd, maar dan zullen zij ook weten wie zwakkere helpers
3098 72, 28 | Opdat Hij moge weten dat zij (Zijn boodschappers) de
3099 73, 10 | verdraag met geduld alles wat zij (de ongelovigen) zeggen;
3100 74, 19 | 19. Vervloekt zij hij, hoe besloot hij! ~
3101 74, 20 | 20. Nogmaals, vervloekt zij hij! Hoe be sloot hij! ~
3102 74, 33 | 33. En de nacht als zij heengaat ~
3103 74, 34 | En de dageraad wanneer zij gloort, ~
3104 74, 38 | als een pand voor hetgeen zij doet.
3105 74, 40 | tuinen (wonende) vragen zij: ~
3106 74, 43 | 43. Zij zullen antwoorden: "Wij
3107 74, 49 | 49. Wat scheelt hun dat zij zich van de vermaning afwenden ~
3108 74, 53 | 53. Voorwaar, zij vrezen het Hiernamaals niet! ~
3109 74, 56 | 56. Doch zij zullen er geen lering uit
3110 76, 6 | drinken uit een bron, welke zij in overvloed doen stromen. ~
3111 76, 7 | 7. Zij vervullen de gelofte, en
3112 76, 8 | 8. En zij geven voedsel, uit liefde
3113 76, 13 | nedervlijende op sofa's zullen zij het noch te koud noch te
3114 76, 19 | hen ziet, denkt gij dat zij verstrooide paarlen zijn. ~
3115 76, 21 | 21. Zij zullen klederen van fijne
3116 77 | 77. Zij Die Gezonden Waren (Al-Morsalaat) ~
3117 77, 33 | 33. Alsof zij kamelen van een gele kleur
3118 77, 35 | 35. Dit is een Dag waarop zij (de schuldigen) niet mogen
3119 77, 42 | En fruit ontvangen, zoals zij zich mogen wensen.
3120 77, 48 | Buigt u neder!" dan buigen zij zich niet. ~
3121 77, 50 | woord buiten dit zullen zij dan geloven? ~
3122 78, 1 | 1. Waarover vragen zij? ~
3123 78, 3 | 3. Waaromtrent zij (van mening) verschillen? ~
3124 78, 4 | 4. Waarlijk, zij zullen het spoedig te weten
3125 78, 5 | 5. Nogmaals zij zullen het weldra te weten
3126 78, 24 | 24. Zij zullen daar geen koelte
3127 78, 27 | 27. Zij verwachtten geen rekening. ~
3128 78, 35 | 35. Zij horen daar geen ijdele gesprekken
3129 78, 38 | opgesteld staan, zullen zij niet spreken, met uitzondering
3130 79, 10 | 10. Zij (de ongelovigen) zeggen: "
3131 79, 12 | 12. Zij zeggen: "Dan zou deze opstanding
3132 79, 14 | 14. En ziet, zij zijn opgewekt. ~
3133 79, 42 | 42. Zij vragen u omtrent het Uur: "
3134 79, 46 | 46. Op de dag waarop zij dit zullen zien, (zal het
3135 79, 46 | zien, (zal het zijn) alsof zij slechts een avond of een
3136 81, 14 | zal ieder ziel weten wat zij heeft voorbereid. ~
3137 82, 5 | Zal iedere ziel weten wat zij heeft vooruitgezonden en
3138 82, 5 | heeft vooruitgezonden en wat zij achterwege heeft gelaten. ~
3139 82, 15 | 15. Daarin zullen zij verbranden op de Dag des
3140 82, 16 | 16. En zij zullen er niet aan kunnen
3141 83, 2 | 2. Wanneer zij voor zichzelf wegen, nemen
3142 83, 2 | voor zichzelf wegen, nemen zij volle maat; ~
3143 83, 3 | 3. Indien zij voor anderen uitmeten of
3144 83, 3 | uitmeten of afwegen, geven zij minder (dan behoort). ~
3145 83, 4 | Weten zulke mensen niet dat zij zullen herrijzen ~
3146 83, 14 | 14. Neen, maar hetgeen zij plachten te verdienen heeft
3147 83, 15 | 15. Neen, zij zullen die Dag zeker van
3148 83, 16 | 16. Voorwaar, dan zullen zij in de hel branden, ~
3149 83, 23 | 23. Op hoge sofa's zullen zij elkander aanschouwen, ~
3150 83, 30 | 30. En wanneer zij hen voorbijgingen, knipoogden
3151 83, 30 | voorbijgingen, knipoogden zij tegen elkander. ~
3152 83, 31 | 31. En wanneer zij tot de hunnen terugkeerden,
3153 83, 31 | hunnen terugkeerden, keerden zij opgetogen terug; ~
3154 83, 32 | 32. En wanneer zij hen zagen, zeiden zij: "
3155 83, 32 | wanneer zij hen zagen, zeiden zij: "Dit zijn inderdaad de
3156 83, 33 | 33. Maar zij waren niet als bewakers
3157 83, 35 | hoge sofa's zittende zullen zij aanschouwen; ~
3158 83, 36 | ongelovigen vergolden voor hetgeen zij plachten te doen! ~~
3159 84, 18 | 18. En de maan als zij vol wordt, ~
3160 84, 20 | Maar, wat scheelt hen, dat zij niet geloven? ~
3161 84, 21 | wordt voorgedragen, werpen zij zich niet ter aarde neer, ~
3162 84, 23 | Allah weet het beste wat zij denken. ~
3163 85, 6 | 6. Ziet! Zij zaten er bij, ~
3164 85, 7 | En waren getuigen van wat zij de gelovigen aandeden. ~
3165 85, 8 | 8. En zij wreekten zich slechts op
3166 85, 8 | zich slechts op hen omdat zij in Allah geloofden, de Almachtige,
3167 85, 10 | 10. En zij, die de gelovige mannen
3168 86, 15 | 15. Voorwaar zij smeden een plan. ~
3169 88, 4 | 4. Zij zullen in een vreselijk
3170 88, 6 | 6. Zij zullen geen voedsel krijgen,
3171 88, 11 | 11. Waarin zij geen ijdele (taal) zullen
3172 88, 17 | 17. Zien zij niet naar de wolken, hoe
3173 88, 17 | niet naar de wolken, hoe zij gevormd worden? ~
3174 88, 19 | En naar de bergen, hoe zij opgericht werden? ~
3175 88, 20 | 20. En naar de aarde, hoe zij uitgespreid werd? ~
3176 90, 19 | 19. Maar zij, die niet in Onze tekenen
3177 91, 2 | 2. En bij de maan als zij deze volgt, ~
3178 91, 14 | 14. Maar zij verloochenden hem en verlamden
3179 98, 6 | geworpen worden, daarin zullen zij verblijven. Zij zijn de
3180 98, 6 | daarin zullen zij verblijven. Zij zijn de slechtste der schepselen. ~
3181 98, 7 | 7. Doch zij die geloven en goede werken
3182 98, 7 | geloven en goede werken doen, zij zijn de beste der schepselen. ~
3183 98, 8 | rivieren stromen en waarin zij voor altijd zullen vertoeven.
3184 98, 8 | welbehagen in hen hebben en zij zullen welbehagen in Hem
3185 99, 2 | 2. En zij haar binnenste naar buiten
3186 100 | 100. Zij Die Rennen (Al-Aadi'jaat) ~
3187 106, 3 | 3. Laten zij derhalve de Heer van dit
3188 107, 6 | 6. En zij, die er mee te koop lopen. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3188 |