Sura, Verse
1 2, 87 | Mozes het Boek en deden boodschappers de een na de ander zijn
2 2, 98 | en Zijn engelen en Zijn boodschappers en Gabriël en Michaël, waarlijk,
3 2, 252| Voorzeker, gij zijt één der boodschappers. ~
4 2, 253| 253. Van deze boodschappers hebbell wij sommigen boven
5 2, 285| engelen, Zijn boeken en Zijn boodschappers, zeggende: "Wij maken geen
6 2, 285| geen verschil tussen Zijn boodschappers"; en zij zeggen: "Wij hebben
7 3, 144| boodschapper. Waarlijk, alle boodschappers vóór hem zijn heengegaan.
8 3, 179| Maar Allah kiest tot Zijn boodschappers, wie Hij wil. Gelooft daarom
9 3, 179| daarom in Allah en Zijn boodschappers. Als gij gelooft en rechtvaardig
10 3, 183| Er zijn reeds vóór mij boodschappers tot u gekomen met duidelijke
11 3, 184| weet dan) dat er eveneens boodschappers vóór u verloochend werden
12 3, 194| hetgeen Gij ons door Uw boodschappers hebt beloofd en verneder
13 4, 136| engelen en Zijn Boeken en Zijn boodschappers en de laatste Dag verwerpt,
14 4, 150| degenen die Allah en Zijn boodschappers verwerpen en onderscheid
15 4, 150| maken tussen Allah en Zijn boodschappers, zeggende: "Wij geloven
16 4, 152| die in Allah en al Zijn boodschappers geloven en geen onderscheid
17 4, 164| 164. Wij zonden boodschappers, welke Wij reeds hebben
18 4, 164| reeds hebben genoemd en boodschappers welke Wij u niet hebben
19 4, 165| 165. Boodschappers, brengende blijde tijding
20 4, 165| Allah zullen maken nadat de boodschappers (waren gekomen). En Allah
21 4, 171| Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: "Drie (in
22 5, 12 | Zakaat betaalt en in Mijn boodschappers gelooft en hen bijstaat
23 5, 19 | onderbreking in de reeks van boodschappers, die u klaarheid brengt,
24 5, 32 | geschonken. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met duidelijke tekenen
25 5, 33 | oorlog tegen Allah en Zijn boodschappers voeren en er naar streven
26 5, 70 | Israëls gesloten en Wij zonden boodschappers tot hen. Maar telkens, wanneer
27 5, 75 | boodschapper; voorzeker, alle boodschappers vóór hem zijn heengegaan.
28 5, 109| de dag, waarop Allah de boodschappers zal verzamelen en zeggen: "
29 6, 10 | 10. En voorzeker de boodschappers vóór u werden ook bespot,
30 6, 34 | 34. Gewis, de boodschappers vóór u werden ook verloochend
31 6, 34 | reeds tijdingen omtrent die boodschappers tot u gekomen. ~
32 6, 48 | 48. Wij zenden de boodschappers alleen als dragers van blijde
33 6, 61 | tot een uwer komt, Onze boodschappers zijn ziel wegnemen; zij
34 6, 124| gegeven als hetgeen Allah's boodschappers is gegeven." Allah weet
35 6, 130| Kwamen er niet uit uw midden boodschappers tot u die u Mijn tekenen
36 7, 6 | zullen degenen, tot wie de boodschappers waren gezonden zeker ter
37 7, 6 | roepen; en Wij zullen de boodschappers ook ondervragen. ~
38 7, 35 | kinderen van Adam, als boodschappers vanuit uw midden tot u komen,
39 7, 37 | het verordend is, als Onze boodschappers hen zullen bezoeken om hun
40 7, 43 | leiding kunnen vinden. De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad
41 7, 53 | voorheen vergaten, zeggen: "De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad
42 7, 77 | bedreigd, als gij tot de boodschappers behoort." ~
43 7, 101| verteld. En voorzeker hun boodschappers kwamen met duidelijke tekenen
44 7, 103| zonden Wij na hen (de vorige boodschappers) Mozes met Onze tekenen
45 9, 70 | die verwoest werden? Hun boodschappers kwamen met duidelijke tekenen
46 10, 13 | verrichtten en er kwamen tot hen boodschappers met duidelijke tekenen,
47 10, 21 | plannen." Voorzeker Onze boodschappers schrijven al hetgeen gij
48 10, 74 | zonden Wij na hem andere boodschappers naar hun volk en deze kwamen
49 10, 103| 103. Dan redden Wij Onze boodschappers en de gelovigen. Zo is het
50 11, 59 | Heer en gehoorzaamden Zijn boodschappers niet en volgden het bevel
51 11, 69 | 69. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met blijde tijdingen
52 11, 77 | 77. En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen was hij verdrietig
53 11, 81 | 81. Zij (de boodschappers) zeiden: "O Lot, Wij zijn
54 11, 81 | zeiden: "O Lot, Wij zijn de boodschappers van uw Heer, zij zullen
55 11, 120| 120. En de tijdingen der boodschappers verhalen Wij u om daardoor
56 12, 110| 110. Totdat, wanneer de boodschappers wanhoopten en zij dachten
57 13, 32 | 32. Voorzeker boodschappers werden vóór u ook bespot,
58 13, 38 | En Wij zonden inderdaad boodschappers vóór u en Wij gaven hun
59 14, 9 | behalve Allah kent ze. Hun boodschappers kwamen met duidelijke tekenen
60 14, 10 | 10. Hun boodschappers antwoordden: "Bestaat er
61 14, 11 | 11. Hun boodschappers zeiden tot hen: "Wij zijn
62 14, 13 | ongelovigen zeiden tot hun boodschappers: "Wij zullen u voorzeker
63 14, 44 | roep beantwoorden en de boodschappers volgen." "Hebt gij voorheen
64 14, 47 | falen Zijn belofte aan Zijn boodschappers te houden: Allah is voorzeker
65 15, 10 | vóór u zonden Wij reeds (boodschappers) onder de oude stammen. ~
66 15, 57 | Wat is uw taak, o gij boodschappers?" ~
67 15, 61 | 61. Toen de boodschappers tot de familie van Lot kwamen, ~
68 15, 80 | de Hidjr verloochende de boodschappers. ~
69 16, 35 | handelden evenzo. Maar zijn de boodschappers voor iets anders verantwoordelijk
70 16, 63 | Bij Allah, Wij zonden (boodschappers) tot de volkeren die vóór
71 17, 77 | Onze) handelwijze met Onze boodschappers die Wij vóór u zonden; en
72 18, 56 | 56. Wij zenden de boodschappers slechts als dragers van
73 18, 106| met Mijn Tekenen en Mijn boodschappers bedreven. ~
74 20, 47 | toe en zegt: 'Wij zijn de boodschappers van uw Heer; laat derhalve
75 21, 41 | 41. Voorzeker werden de boodschappers vóór u ook bespot, maar
76 22, 75 | 75. Allah kiest boodschappers uit het midden der engelen,
77 23, 44 | 44. Dan zonden Wij Onze boodschappers de een na de ander. Telkens
78 23, 51 | 51. O gij boodschappers, eet van hetgeen rein is
79 25, 20 | 20. En Wij zonden nooit boodschappers vóór u, of zij gebruikten
80 25, 37 | volk van Noach: toen dit de boodschappers verloochende, verdronken
81 26, 16 | Pharao en zegt: 'Wij zijn de boodschappers van de Heer der Werelden. ~
82 26, 105| van Noach verloochende de boodschappers.
83 26, 123| De Aad verloochenden de boodschappers, ~
84 26, 141| van Samoed verloochende de boodschappers eveneens. ~
85 26, 160| van Lot verloochende de boodschappers, ~
86 26, 176| woud verloochende ook de boodschappers. ~
87 27, 10 | voorwqwaar bij Mij vrezen de boodschappers niet." ~
88 27, 63 | en Die u winden zendt als boodschappers van blijde tijdingen (regen)
89 28, 45 | maar Wij waren het, Die boodschappers stuurden. ~
90 28, 65 | antwoord gaaft gij (aan Onze) boodschappers?" ~
91 29, 31 | 31. En toen onze boodschappers Abraham het nieuws brachten,
92 29, 33 | 33. En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen was hij verdrietig
93 30, 9 | dezen het deden. En hun boodschappers kwamen tot hen met duidelijke
94 30, 47 | 47. Waarlijk, Wij zonden boodschappers vóór u naar hun volkeren.
95 34, 45 | zij verloochenden Mijn Boodschappers en hoe (streng) was dan
96 35, 1 | aarde, Die de engelen tot boodschappers maakt met twee, drie en
97 35, 4 | verloochenen (bedenk dan) dat de boodschappers vóór u ook werden verloochend;
98 35, 25 | die voor hen waren. Hun boodschappers kwamen tot hen met duidelijke
99 36, 3 | Gij zijt inderdaad één der boodschappers ~
100 36, 13 | bewoners ener stad , to en de boodschappers tot haar kwamen. ~
101 36, 14 | Wij zonden tot hen twee boodschappers maar zij verloochenden dezen
102 36, 20 | zeide: "O mijn volk, volg de boodschappers; ~
103 36, 52 | Barmhartige heeft beloofd, en de boodschappers spraken de waarheid." ~
104 37, 37 | heeft die van de (vroegere) boodschappers bevestigd. ~
105 37, 123| En Elias was óók een der boodschappers ~
106 37, 133| was voorzeker óók een der boodschappers.
107 37, 171| aangaande Onze dienaren, de boodschappers, is reeds uitgesproken. ~
108 37, 181| 181. En vrede zij de boodschappers! ~
109 38, 14 | Allen verloochenden de boodschappers, daarom werd Mijn straf
110 39, 71 | zeggen: "Kwamen er geen boodschappers van uit uw midden tot u,
111 40, 22 | 22. Dat kwam omdat hun boodschappers tot hen kwamen met duidelijke
112 40, 50 | zullen antwoorden: "Kwamen uw boodschappers niet tot u met duidelijke
113 40, 51 | Voorwaar, Wij helpen Onze boodschappers en de gelovigen in het leven
114 40, 70 | hetgeen waarmee Wij Onze boodschappers zonden, verloochenden, zullen
115 40, 78 | 78. En Wij zonden boodschappers vóór u, sommigen van hen
116 40, 83 | 83. En toen hun boodschappers met duidelijke tekenen tot
117 41, 14 | 14. Toen hun boodschappers van vóór hen en achter hen
118 41, 43 | behalve het geen aan de boodschappers vóór u was gezegd. Uw Heer
119 43, 24 | 24. Zij (de boodschappers) zeiden: "Hoewel wij u een
120 43, 45 | 45. En vraagt aan Onze boodschappers die Wij vóór u zonden: "
121 43, 80 | niet horen? Ja zeker! Onze boodschappers bij hen schrijven alles
122 46, 35 | geduldig (o profeet) zoals de boodschappers, die mannen van karaktervastheid
123 57, 19 | zij, die in Allah en Zijn boodschappers geloven, zijn de waarachtigen
124 57, 21 | degenen, die in Allah en Zijn boodschappers geloven. Dat is de genade
125 57, 25 | Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen
126 57, 25 | het ongeziene Hem en Zijn boodschappers helpen. Zeker, Allah is
127 57, 27 | 27. Dan deden Wij Onze boodschappers in hun voetsporen treden
128 58, 21 | verordend: "Voorwaar Ik en Mijn boodschappers zullen zegevieren." Voorzeker
129 59, 6 | Allah geeft macht aan Zijn boodschappers over wie Hij wil. En Allah
130 64, 6 | gingen onder) omdat hun boodschappers met duidelijke bewijzen
131 65, 8 | van hun Heer en van Zijn boodschappers! Wij riepen ze dan tot een
132 72, 28 | moge weten dat zij (Zijn boodschappers) de boodschappen van hun
|