Sura, Verse
1 2, 48 | 48. En vreest de Dag, dat de ene ziel
2 2, 123| 123. En vreest de Dag, waarop geen ziel
3 2, 150| tegen u mogen aanvoeren - vreest hen dus niet, maar vreest
4 2, 150| vreest hen dus niet, maar vreest Mij - en opdat Ik Mijn gunst
5 2, 182| 182. Maar hij die vreest, dat degene, die het testament
6 2, 189| deugdzaamheid is in hem, die Allah vreest. Dus gaat de huizen door
7 2, 189| door de deuren binnen en vreest, Allah, opdat gij zult slagen. ~
8 2, 194| tegen u heeft gedaan. En vreest Allah en weet, dat Allah
9 2, 196| Heilige Moskee woont. En vreest Allah en weet, dat Allah
10 2, 197| uitrusting is godsvrucht. En vreest Mij alleen, o mensen van
11 2, 203| geldt voor hem, die God vreest. Vreest Allah en weet, dat
12 2, 203| voor hem, die God vreest. Vreest Allah en weet, dat gij voor
13 2, 223| doet goed voor uzelf en vreest Allah en weet, dat gij Hem
14 2, 229| Indien gij (familieleden) vreest, dat zij Allah's bepalingen
15 2, 231| waarmede Hij u vermaant. En vreest Allah en weet, dat Allah
16 2, 233| billijkheid betaalt. En vreest Allan en weet, dat Allah
17 2, 235| wat in uw gedachten is en vreest derhalve voor Hem en weet,
18 2, 278| 278. O, gij die gelooft, vreest Allah en doet afstand van
19 2, 281| 281. En vreest de dag, waarop gij tot Allah
20 2, 282| overtreding van u zijn. Vreest Allah. Allah schenkt u kennis
21 3, 50 | was verboden toe te staan; vreest daarom Allah en gehoorzaamt
22 3, 76 | zijn belofte vervult en vreest - voorwaar, Allah heeft
23 3, 102| 102. O gij die gelooft, vreest Allah zoals het behoort
24 3, 120| gij geduldig blijft en God vreest, zullen hun plannen u in
25 3, 123| terwijl gij machteloos waart. Vreest daarom Allah, opdat gij
26 3, 130| vermeerdering (van bezit) en vreest Allah, opdat gij moogt slagen. ~
27 3, 131| 131. En vreest het Vuur dat voor de ongelovigen
28 3, 173| zich tegen u verzameld, vreest hen daarom," vermeerderde
29 3, 175| maakt zijn vrienden bang: vreest dezen niet maar vreest Mij,
30 3, 175| vreest dezen niet maar vreest Mij, als gij gelovigen zijt. ~
31 3, 200| en blijft op uw hoede en vreest Allah, opdat gij zult slagen. ~~
32 4, 1 | 1. O, gij mensen, vreest uw Heer, Die u van één enkele
33 4, 1 | en vrouwen verspreidde en vreest Allah in Wiens naam gij
34 4, 3 | 3. En als gij vreest dat gij niet rechtschapen
35 4, 3 | drie, of vier en als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig
36 4, 25 | is voor degene uwer die vreest te zondigen. Maar het is
37 4, 34 | wie gij ongehoorzaamheid vreest, wijst haar terecht en laat
38 4, 35 | gij een breuk tussen hen vreest, stelt dan een scheidsrechter
39 4, 77 | voorgeschreven, ziet, een deel hunner vreest de mensen zoals men Allah
40 4, 77 | zijn voor hem die Allah vreest. En u zal niet het minste
41 4, 101| gebed te bekorten, als gij vreest dat degenen, die niet geloven
42 4, 128| onverschilligheid van haar man vreest, zal het geen blaam voor
43 5, 2 | zonde en overtreding. En vreest Allah. Waarlijk, Allah is
44 5, 3 | uw godsdienst wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij.
45 5, 4 | Allah's Naam over uit. En vreest Allah. Voorzeker, Allah
46 5, 7 | en wij gehoorzamen." En vreest Allah. Voorzeker, Allah
47 5, 8 | dichter bij de vroomheid en vreest Allah, voorzeker, Allah
48 5, 11 | weerhield hun handen en vreest Allah. Op Allah moeten de
49 5, 35 | 35. O gij die gelooft, vreest Allah en zoekt de weg tot
50 5, 44 | waren daarvan getuigen. Vreest daarom de mensen niet, doch
51 5, 44 | daarom de mensen niet, doch vreest Mij en ruilt Mijn tekenen
52 5, 57 | noch van de ongelovigen. En vreest Allah als gij gelovigen
53 5, 88 | Allah u heeft voorzien. En vreest Allah in Wie gij gelooft. ~
54 5, 96 | het land u verboden. En vreest Allah, tot Wie gij zult
55 5, 100| in verwondering brengt. Vreest daarom Allah, o mensen van
56 5, 108| zullen worden afgelegd. En vreest Allah en luistert. En Allah
57 5, 112| zenden?", antwoordde hij: "Vreest Allah, als gij gelovigen
58 6, 72 | Onderhoudt het gebed en vreest Hem, tot Wie gij zult worden
59 6, 81 | gij zelf uw afgoderij niet vreest waarvoor Allah u geen gezag
60 8, 1 | Allah en de boodschapper. Vreest daarom Allah en regelt (
61 8, 29 | die gelooft, als gij Allah vreest zal Hij u een onderscheiding
62 8, 58 | gij ontrouw van een volk vreest verstoot hen dan op gelijke
63 8, 69 | ontvangt als wettig en goed en vreest Allah. Voorzeker, Allah
64 9, 13 | om tegen u te beginnen? Vreest gij hen? Neen, Allah is
65 9, 18 | Zakaat betaalt en niemand vreest behalve Allah. Dezen zijn
66 9, 24 | handel waarvan gij slapte vreest en de woningen waarvan gij
67 9, 28 | naderen. En als gij armoede vreest, zal Allah u als Hij wil,
68 9, 56 | toch zijn zij een volk dat vreest. ~
69 9, 64 | Allah zal al hetgeen gij vreest aan het licht brengen." ~
70 9, 119| 119. O gij die gelooft, vreest Allah en weest met de waarachtigen. ~
71 11, 103| straf van het Hiernamaals vreest. Dat is een dag waarop de
72 14, 14 | vestigen. Dit is voor hem die vreest vóór Mij te staan en die
73 14, 14 | en die Mijn waarschuwing vreest." ~
74 15, 53 | 53. Zij zeiden: "Vreest niet, wij geven u blijde
75 15, 69 | 69. "En vreest Allah en onteert mij niet."
76 16, 2 | buiten Mij geen God is, vreest daarom Mij alleen." ~
77 16, 51 | Er is slechts Eén God. Vreest daarom Mij alleen." ~
78 19, 18 | met rust, indien gij (God) vreest." ~
79 20, 3 | vermaning voor hem die (God) vreest.
80 20, 46 | 46. Hij (Allah) zei: "Vreest niet, want Ik ben met u.
81 24, 52 | boodschapper gehoorzaamt en Allah vreest en godvruchtig is jegens
82 26, 108| 108. Vreest daarom Allah, en gehoorzaamt
83 26, 110| 110. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt
84 26, 126| 126. Daarom vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
85 26, 131| 131. Vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
86 26, 132| 132. Ja, vreest Hem, Die alles wat gij weet
87 26, 144| 144. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt
88 26, 150| 150. Daarom vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
89 26, 163| 163. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt
90 26, 179| 179. Daarom vreest Allah en gehoorzaamt mij. ~
91 26, 184| 184. En vreest Hem, Die u en de vroegere
92 28, 7 | en indien gij voor hem vreest, werp hem dan in de rivier
93 30, 28 | dienaangaande gelijken wordt en vreest gij hen, zoals gij elkander
94 30, 28 | hen, zoals gij elkander vreest? - Zo leggen Wij de tekenen
95 30, 31 | 31. U tot Hem bekerende, vreest Hem en leeft het gebed na,
96 31, 33 | 33. O mensen, vreest uw Heer, en ducht de Dag
97 33, 21 | Allah en de laatste Dag vreest, en die Allah vaak herdenkt. ~
98 33, 55 | hun ondergeschikten. Maar vreest Allah. Voorwaar, Allah is
99 33, 70 | 70. O, gij die gelooft! Vreest Allah en spreekt de waarheid. ~
100 39, 9 | die voor het Hiernamaals vreest en hoopt op de barmhartigheid
101 39, 10 | Mijn gelovige dienaren, vreest uw Heer." Voor hen, die
102 39, 16 | dienaren: "O Mijn dienaren, vreest Mij derhalve." ~
103 41, 30 | de engelen nederdalen: "Vreest niet, noch treurt; maar
104 43, 63 | verschilt duidelijk moge maken. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt
105 47, 36 | indien gij gelooft en (God) vreest, zal Hij u belonen en zal
106 49, 1 | Zijn boodschapper, maar vreest Allah. Voorwaar Hij is Alhorend,
107 49, 12 | verafschuwt het zekerlijk. Vreest Allah voorzeker, Allah is
108 50, 45 | hem die Mijn bedreiging vreest. ~~
109 55, 46 | verschijnen voor zijn Heer vreest, twee tuinen zijn, ~
110 57, 28 | 28. O gij gelovigen, vreest Allah en gelooft in Zijn
111 58, 9 | en rechtvaardigheid, en vreest Allah tot Wie gij zult worden
112 59, 7 | onthoudt u daarvan. En vreest Allah, zeker, Allah is streng
113 59, 18 | 18. O gij die gelooft, vreest Allah; en laat iedere ziel
114 59, 18 | voor morgen voorbereidt. En vreest Allah, voorzeker Allah is
115 60, 6 | Allah en de Laatste Dag vreest. En wie zich (van de Waarheid)
116 60, 11 | vrouwen besteed hadden. En vreest Allah in Wie gij gelooft. ~
117 65, 1 | berekent de periode, en vreest Allah uw Heer. Verdrijft
118 65, 2 | gelooft. En voor hem die Allah vreest, zal Hij een uitweg bereiden. ~
119 65, 5 | geopenbaard. En wie Allah vreest, van hem zal Hij zijn fouten
120 65, 10 | een strenge straf bereid; vreest daarom Allah, o gij mensen
121 71, 3 | 3. Aanbidt daarom Allah, vreest Hem en gehoorzaamt mij. ~
122 74, 56 | is Waardig, dat men Hem vreest, en Hij is de Heer der vergiffenis. ~~
123 79, 26 | is een les voor hem die vreest. ~
124 79, 45 | waarschuwer voor hem die vreest. ~
125 80, 9 | 9. En Allah vreest, ~
126 87, 10 | 10. Hij die vreest zal er lering uit trekken; ~
127 91, 15 | 15. En Hij vreest de gevolgen hiervan niet. ~~
128 92, 5 | betreft die geeft en God vreest, ~
129 98, 8 | voor hem, die zijn Heer vreest. ~~
|