Sura, Verse
1 2, 88 | Ons hart is verhuld." Neen, Allah heeft hen vanwege
2 2, 100| een gedeelte hunner het. Neen, de meesten hunner geloven
3 2, 112| 112. Neen, wie zich volledig aan Allah
4 2, 116| verwekt. Heilig is Hij. Neen, alles, wat in de hemelen
5 2, 135| worden geleid". Zeg (hun): "Neen, maar (volg) de godsdienst
6 2, 154| gedood, dat zij dood zijn - neen, zij leven, maar gij bemerkt
7 2, 170| geopenbaard", zeggen zij: "Neen, wij zullen datgene volgen,
8 2, 259| dag gebleven." Hij zeide: "Neen, gij zijt honderd jaren
9 3, 76 | 76. Neen, maar wie zijn belofte vervult
10 3, 150| 150. Neen, Allah is uw Beschermer
11 3, 169| zijn gedood, als doden. Neen, zij zijn levend en bij
12 3, 180| dat het goed voor hen is, neen, het is slecht voor hen.
13 3, 191| niet tevergeefs geschapen; neen, heilig zijt Gij; red ons
14 4, 49 | die zichzelf rein achten? Neen, Allah is het, Die reinigt,
15 4, 65 | 65. Maar neen, bij uw Heer, zij zullen
16 4, 155| harten zijn gesluierd" - neen, Allah heeft deze wegens
17 5, 18 | Hij u dan voor uw zonden? Neen, gij zijt mensen onder degenen
18 5, 64 | voor hetgeen zij zeggen. Neen, Zijn handen zijn wijd open,
19 6, 28 | 28. Neen, hetgeen zij voorheen plachten
20 6, 41 | 41. "Neen, Hem alleen zult gij aanroepen;
21 7, 81 | in plaats van vrouwen. Neen, gij zijt een volk dat de
22 7, 179| mede. Zij zijn als vee, neen zij dwalen nog meer (dan
23 9, 13 | beginnen? Vreest gij hen? Neen, Allah is het meest waardig,
24 10, 39 | 39. Neen, zij loochenen datgene waarvan
25 11, 27 | niet uitmunten boven ons; neen, wij geloven dat gij een
26 12, 18 | was. Hij (Jacob) zeide: "Neen, gij hebt de zaak veel te
27 12, 83 | Hij (hun vader) zeide: "Neen, uw ziel heeft een groot
28 13, 31 | er nog niet in geloven). "Neen, de zaak berust geheel bij
29 13, 33 | slechts een ledig gezegde? Neen, maar het plan der ongelovigen
30 15, 15 | ogen zijn slechts beneveld; neen wij zijn veeleer een betoverd
31 15, 63 | 63. Zij zeiden: "Neen, wij zijn met hetgeen waarover
32 16, 28 | Wij deden geen kwaad." Neen, Allah weet, wat gij deedt. ~
33 16, 77 | Uur is als een oogwenk, neen, het is nog sneller. Voorzeker,
34 16, 101| Gij verzint slechts." Neen de meesten hunner weten
35 18, 58 | hun straf hebben verhaast. Neen, voor hen is een vastgestelde
36 19, 79 | 79. Neen, hetgeen hij zegt tekenen
37 20, 66 | 66. Hij zeide: "Neen, werpt gij." Dan ziet, het
38 21, 5 | 5. "Neen," zeggen zij, "verwarde
39 21, 5 | zeggen zij, "verwarde dromen; neen, hij heeft het verzonnen;
40 21, 5 | hij heeft het verzonnen; neen, hij is een dichter. Laat
41 21, 18 | 18. Neen, Wij stellen de waarheid
42 21, 26 | genomen." Heilig is Hij. Neen, zij zijn slechts geëerde
43 21, 40 | 40. Neen, onverwachts zal het hen
44 21, 42 | behalve de Barmhartige?" Neen, zij wenden zich af van
45 21, 44 | 44. Neen, Wij hebben deze (mensen)
46 21, 56 | 56. Hij antwoordde: "Neen, uw Heer is de Heer van
47 21, 97 | inderdaad onachtzaam over, neen, wij waren onrechtvaardigen." ~
48 23, 56 | haasten hun goed te doen? Neen, zij begrijpen het niet. ~
49 23, 70 | zij: "Hij is krankzinng?" Neen, hij heeft hun de Waarheid
50 23, 71 | in wanorde zijn geraakt. Neen, Wij hebben hun een vermaning
51 24, 50 | jegens hen zullen zijn? Neen, zij zijn zelf de onrechtvaardigen. ~
52 25, 11 | 11. Neen, zij verloochenen het Uur
53 25, 40 | zij die (plaats) dan niet? Neen, zij verwachten de Opstanding
54 25, 44 | Zij zijn slechts als vee - neen, zij zijn verder afgedwaald. ~
55 26, 166| voor u heeft geschapen? Neen, gij zijt een volk dat de
56 27, 36 | wat Hij u heeft gegeven. Neen, gij verheft u op uw gaven. ~
57 27, 47 | verwachting is bij Allah. Neen, gij zijt een volk dat beproefd
58 27, 55 | in plaats van de vrouwen? Neen, gij zijt een onwetend volk." ~
59 27, 60 | er een God naast Allah? Neen, zij zijn een volk dat het
60 27, 61 | er een God naast Allah? Neen, de meesten hunner (willen)
61 27, 66 | 66. Neen, hun kennis heeft geheel
62 27, 66 | betreffende het Hiernamaals, neen, zij twijfelen er aan, neen,
63 27, 66 | neen, zij twijfelen er aan, neen, zij zijn er blind voor." ~
64 29, 49 | 49. Neen, het zijn duidelijke tekonen
65 30, 29 | 29. Neen, de onrechtvaardigen volgen
66 31, 11 | naast Hem (worden gesteld). Neen, de onrechtvaardigen verkeren
67 31, 21 | geopenbaard," zeggen zij: "Neen, wij zullen datgene volgen
68 32, 3 | Hij heeft het verzonnen?" Neen, het is de Waarheid van
69 32, 10 | opnieuw worden geschapen?" Neen, zij geloven niet in de
70 34, 8 | is hij een waanzinnige?" Neen, zij die niet in het Hiernamaals
71 34, 32 | nadat zij tot u was gekomen? Neen, gij draagt zelf de schuld
72 34, 41 | zijt onze Vriend, niet zij. Neen, zij aanbaden de djinn;
73 35, 40 | waaruit zij een bewijs hebben? Neen, de boosdoeners beloven
74 36, 19 | omdat gij vermaand zijt? Neen, gij zijt een volk dat alle
75 37, 12 | 12. Neen, gij verwondert u en zij
76 37, 26 | 26. Neen, op die Dag zullen zij onderworpen
77 37, 29 | Zij zullen antwoorden: "Neen, gij waart zelf geen gelovigen." ~
78 37, 37 | 37. Neen, hij is met de Waarheid
79 38, 8 | de vermaning gezonden?" Neen, zij twijfelen aan Mijn
80 39, 49 | verdiensten geschonken." Neen, het is slechts een beproeving;
81 39, 59 | God zal antwoorden): "Neen, Mijn tekenen kwamen tot
82 39, 66 | 66. Neen, dient Allah alleen en behoort
83 40, 74 | Zij zijn verloren gegaan. Neen, wij plachten voorheen niets
84 43, 22 | 22. Neen, zij zeggen: "Wij zagen
85 46, 24 | die ons regen zal geven." Neen, dat is hetgeen gij zocht
86 46, 28 | te komen, hen dan niet? Neen, zij faalden hier geheel
87 48, 11 | voordeel of nadeel beoogt?" Neen, Allah is goed onderricht
88 48, 12 | 12. Neen, gij dacht dat de boodschapper
89 48, 15 | Dan zullen zij zeggen: "Neen, doch gij benijdt ons."
90 48, 15 | doch gij benijdt ons." Neen, zij begrijpen slechts weinig. ~
91 49, 17 | Islam geen gunst voor mij. Neen, Allah heeft u een gunst
92 50, 5 | 5. Neen, zij hebben de Waarheid
93 50, 15 | door de eerste schepping? Neen, zij zijn in twijfel omtrent
94 51, 53 | elkander er toe aangespoord? Neen, zij zijn een opstandig
95 52, 33 | heeft het verzonnen"? - Neen, zij willen niet geloven - ~
96 52, 36 | de hemelen en de aarde? Neen, zij willen geen zekerheid
97 53, 25 | 25. Neen, aan Allah behoren het Hiernamaals
98 54, 25 | vermaning hem alleen gegeven? Neen, hij is een grote leugenaar
99 54, 46 | 46. Neen, het Uur is hun vastgestelde
100 67, 21 | voorziening terughoudt? Neen, zij volharden in opstandigheid
101 68, 27 | 27. Neen, wij zijn beroofd." ~
102 68, 52 | 52. Neen, het (Boek) is niets dan
103 69, 38 | 38. Neen, Ik zweer bij alles wat
104 70, 40 | 40. Maar neen! Ik zweer als Heer van het
105 74, 32 | 32. Neen, bij de maan, ~
106 74, 52 | 52. Neen, ieder van hen wenst dat
107 74, 54 | 54. Neen, waarlijk, dit is een vermaning. ~
108 75, 1 | 1. Neen! Ik roep de Dag der Opstanding
109 75, 2 | 2. Neen! Ik roep de zichzelf beschuldigende
110 75, 11 | 11. Neen! Geen schuilplaats! ~
111 75, 14 | 14. Neen, de mens is een bewijs tegen
112 75, 20 | 20. Neen, maar gij (mensen) hebt
113 80, 11 | 11. Neen! Voorwaar, het is een vermaning. ~
114 80, 23 | 23. Neen, hij heeft hetgeen Hij hem
115 82, 9 | 9. Neen, gij loochent het Oordeel. ~
116 83, 7 | 7. Neen! Het gedenkschrift over
117 83, 14 | 14. Neen, maar hetgeen zij plachten
118 83, 15 | 15. Neen, zij zullen die Dag zeker
119 83, 18 | 18. Neen, het gedenkschrift der deugdzamen
120 89, 17 | 17. Neen, maar gij ontziet de wees
121 89, 21 | 21. Neen, wanneer de aarde aan stukken
122 96, 15 | 15. Neen, wanneer hij niet ophoudt,
123 96, 19 | 19. Neen, gehoorzaam hem niet, maar
124 102, 3 | 3. Neen - gij zult weldra te weten
125 102, 4 | 4. Nogmaals neen! Gij zult weldra te weten
126 104, 4 | 4. Neen, hij zal zeker in het Verterende
|