bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 1, 3| 3. De Barmhartige, de Genadevolle. ~
2 2, 3| 3. Die in het onzienlijke
3 3 | 3. Het Huis van Imraan (Al-Imraan) ~
4 3, 3| 3. Hij heeft u het Boek met
5 4, 3| 3. En als gij vreest dat gij
6 5, 3| 3. Verboden is u het gestorvene,
7 6, 3| 3. En Hij is Allah in de hemelen
8 7, 3| 3. Volgt hetgeen u van uw
9 8, 3| 3. Die het gebed houden en
10 9, 3| 3. En dit is een verklaring
11 10, 3| 3. Voorwaar, Allah is uw Heer,
12 11, 3| 3. En vraagt vergiffenis aan
13 12, 3| 3. Wij verhalen u het schoonste
14 13, 3| 3. En Hij is het, Die de aarde
15 14, 3| 3. Die het tegenwoordige leven
16 15, 3| 3. Laat hen eten en zich vermaken
17 16, 3| 3. Hij heeft de hemelen en
18 17, 3| 3. "O, nageslacht dergenen
19 18, 3| 3. Die zij zullen smaken in
20 19, 3| 3. Toen hij zijn Heer in het
21 20, 3| 3. Doch als een vermaning
22 21, 3| 3. En hun hart is achteloos.
23 22, 3| 3. En onder de mensen zijn
24 23, 3| 3. En die al hetgeen ijdel
25 24, 3| 3. De echtbreker zal alleen
26 25, 3| 3. Toch hebben zij (de mensen)
27 26, 3| 3. Wellicht zult gij ten dode
28 27, 3| 3. Die het gebed houden en
29 28, 3| 3. Wij dragen u het verhaal
30 29, 3| 3. Wij beproefden degenen
31 30, 3| 3. In het nabijzijnde land,
32 31, 3| 3. Een leiding en een genade
33 32, 3| 3. Zeggen zij: "Hij heeft
34 33, 3| 3. En stel uw vertrouwen in
35 34, 3| 3. De ongelovigen zeggen: "
36 35, 3| 3. O mensen, herinnert u de
37 36, 3| 3. Gij zijt inderdaad één
38 37, 3| 3. En bij de verkondigers
39 38, 3| 3. Hoevele geslachten hebben
40 39, 3| 3. Ziet, aan Allah alleen
41 40, 3| 3. De Vergever der zonden,
42 41, 3| 3. Een Boek waarvan de verzen
43 42, 3| 3. Zo heeft Allah, de Machtige,
44 43, 3| 3. Voorzeker, Wij hebben het
45 44, 3| 3. Waarlijk, Wij openbaarden
46 45, 3| 3. Voorwaar, in de hemelen
47 46, 3| 3. Wij hebben de hemelen en
48 47, 3| 3. Dat is omdat de ongelovigen
49 48, 3| 3. En dat Allah u met een
50 49, 3| 3. Waarlijk, zij die hun stem
51 50, 3| 3. Zullen wij in het leven
52 51, 3| 3. En degenen die rustig voortgaan, ~
53 52, 3| 3. Op uitgebreide perkament. ~
54 53, 3| 3. Noch spreekt hij naar eigen
55 54, 3| 3. Zij verloochenen en volgen
56 55, 3| 3. Hij heeft de mens geschapen ~
57 56, 3| 3. Enigen zal het vernederen,
58 57, 3| 3. Hij is de Eerste en de
59 58, 3| 3. Degenen, die hun vrouwen
60 59, 3| 3. En indien Allah hun geen
61 60, 3| 3. Noch uw familiebanden noch
62 61, 3| 3. Het is afkeurenswaardig
63 62, 3| 3. En ook anderen die dezen (
64 63, 3| 3. Dat is omdat zij het geloof
65 64, 3| 3. Hij schiep de hemelen en
66 65, 3| 3. En Hij zal hem onderhouden
67 66, 3| 3. Toen de profeet een woord
68 67, 3| 3. Hij Die de zeven hemelen
69 68, 3| 3. En voorzeker er is een
70 69, 3| 3. Gij weet niet wat plaats
71 70, 3| 3. Van Allah, de Heer der
72 71, 3| 3. Aanbidt daarom Allah, vreest
73 72, 3| 3. En de Majesteit van onze
74 73, 3| 3. De helft er van of minder
75 74, 3| 3. En verkondig de Grootheid
76 75, 3| 3. Denkt de mens dat Wij zijn
77 76, 3| 3. Wij hebben hem de weg getoond,
78 77, 3| 3. En bij hen, die heinde
79 78, 3| 3. Waaromtrent zij (van mening)
80 79, 3| 3. En bij hen die snelle vorderingen
81 80, 3| 3. (Mens) wat weet gij? Misschien
82 81, 3| 3. En wanneer de bergen verdwijnen, ~
83 82, 3| 3. En wanneer de zeëen worden
84 83, 3| 3. Indien zij voor anderen
85 84, 3| 3. En wanneer de aarde wordt
86 85, 3| 3. En bij de getuige en hetgeen
87 86, 3| 3. Het is een ster van doordringende
88 87, 3| 3. En Die bepaalt en leidt, ~
89 88, 3| 3. Zwoegend, zich afmattende, ~
90 89, 3| 3. En het even en het oneven ~
91 90, 3| 3. En bij de vader en wat
92 91, 3| 3. En bij de dag wanneer hij
93 92, 3| 3. En bij de schepping van
94 93, 3| 3. Uw Heer heeft u niet verlaten,
95 94, 3| 3. Die uw rug bezwaarde? ~
96 95, 3| 3. En bij deze stad van Vrede (
97 96, 3| 3. Verkondig, want uw Heer
98 97, 3| 3. De waardevolle nacht is
99 98, 3| 3. Waarin alle geschriften
100 99, 3| 3. En de mens zal zeggen: "
101 100, 3| 3. En bij de dageraad plotseling
102 101, 3| 3. En wat weet gij (er van)
103 102, 3| 3. Neen - gij zult weldra
104 103 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 3 strofen. ~In naam van Allah,
105 103, 3| 3. Behalve degenen die geloven
106 104, 3| 3. Denkende dat zijn schatten
107 105, 3| 3. Zond Hij geen zwermen vogels
108 106, 3| 3. Laten zij derhalve de Heer
109 107, 3| 3. Hij wekt anderen niet op
110 108 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 3 strofen. ~In naam van Allah,
111 108, 3| 3. Voorzeker, uw vijand zal
112 109, 3| 3. Noch gij bidt aan, wat
113 110 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 3 strofen. ~In naam van Allah,
114 110, 3| 3. Roem dan uw Heer met de
115 111, 3| 3. Weldra zal hij in een laaiend
116 112, 3| 3. Hij verwekte niet, noch
117 113, 3| 3. En tegen het kwade van
118 114, 3| 3. De God der mensen. ~
|