Sura, Verse
1 2, 57 | een schaduw over u zign en zonden u manna en kwartels, (zeggende): "
2 2, 59 | hen gesproken was. Daarom zonden Wij over de onrechtvaardigen
3 2, 81 | kwaad doet en door zijn zonden is omringd - zij zijn de
4 3, 11 | strafte Allah hen voor hun zonden; Allah is streng in het
5 3, 16 | vergeef ons daarom onze zonden en red ons van de straf
6 3, 31 | Allah zal u liefhebben en uw zonden vergeven. Allah is Vergevensgezind,
7 3, 135| vergiffenis vragen voor hun zonden - wie kan deze zonden vergeven
8 3, 135| hun zonden - wie kan deze zonden vergeven buiten Allah? -
9 3, 147| Onze Heer, vergeef ons onze zonden en de buitensporigheden
10 3, 193| vergeef ons daarom onze zonden en bedek onze zwakheden
11 4, 163| profeten na hem openbaring zonden en Wij gaven een openbaring
12 4, 164| 164. Wij zonden boodschappers, welke Wij
13 5, 12 | lening verstrekt, zal Ik uw zonden van u verwijderen en u in
14 5, 18 | straft Hij u dan voor uw zonden? Neen, gij zijt mensen onder
15 5, 44 | 44. Waarlijk, Wij zonden de Torah neder, waarin leiding
16 5, 45 | een verzoening voor zijn zonden zijn en wie niet rechtspreken
17 5, 49 | hen voor sommige hunner zonden wenst te treffen. En een
18 5, 65 | gehandeld, zouden Wij gewis hun zonden hebben vergeven en hen in
19 5, 70 | Israëls gesloten en Wij zonden boodschappers tot hen. Maar
20 6, 6 | hebben geschonken en Wij zonden wolken over hen die regelmatig
21 6, 6 | vernietigden Wij hen vanwege hun zonden en deden een ander geslacht
22 6, 42 | 42. Wij zonden inderdaad tot de volkeren
23 6, 111| 111. En zelfs al zonden Wij engelen tot hen neder
24 6, 120| openlijke, alsmede geheime zonden. Gewis, degenen die zonden
25 6, 120| zonden. Gewis, degenen die zonden begaan, zal voor hetgeen
26 7, 59 | 59. Wij zonden Noach tot zijn volk en hij
27 7, 65 | tot (het volk van) Aad (zonden Wij) hun broeder Hoed. Hij
28 7, 94 | 94. En Wij zonden nimmer een profeet naar
29 7, 100| het willen, Wij hen om hun zonden treffen en hun hart verzegelen,
30 7, 103| 103. Toen zonden Wij na hen (de vorige boodschappers)
31 7, 133| 133. Toen zonden Wij de storm en de sprinkhanen
32 7, 160| hen overschaduwen en Wij zonden Manna en kwartels voor hen
33 7, 162| hen was gesproken. Daarom zonden Wij een kastijding van de
34 8, 52 | strafte Allah hen voor hun zonden. Voorzeker, Allah is Machtig,
35 8, 54 | vernietigden Wij hen voor hun zonden. En Wij verdronken het volk
36 10, 74 | 74. Toen zonden Wij na hem andere boodschappers
37 10, 75 | 75. Dan zonden Wij na hen Mozes en Aäron
38 11, 25 | 25. Wij zonden Noach tot zijn volk zeggende: "
39 11, 96 | 96. Wij zonden Mozes voorzeker met Onze
40 12, 15 | put neer te laten en Wij zonden hem een openbaring: "Gij;
41 12, 97 | ons vergiffenis voor onze zonden: wij zijn inderdaad zondaren
42 12, 109| 109. En Wij zonden vóór u slechts mensen uit
43 13, 38 | 38. En Wij zonden inderdaad boodschappers
44 14, 4 | 4. Wij zonden geen boodschapper dan met
45 14, 5 | 5. En Wij zonden Mozes met Onze tekenen,
46 14, 10 | Hij roept u, opdat Hij uw zonden moge vergeven en u uitstel
47 15, 10 | 10. En vóór u zonden Wij reeds (boodschappers)
48 16, 43 | 43. En Wij zonden vóór u, slechts mannen aan
49 16, 63 | 63. Bij Allah, Wij zonden (boodschappers) tot de volkeren
50 17, 5 | twee bedreigingen kwam, zonden Wij Onze dienaren, toegerust
51 17, 7 | de tweede (bedreiging), zonden Wij (andere volkeren) om
52 17, 17 | kent en ziet uw Heer de zonden van Zijn dienaren. ~
53 17, 77 | boodschappers die Wij vóór u zonden; en gij zult geen verandering
54 19, 17 | aan hlm blikken onttrok, zonden Wij Onze Geest tot haar
55 20, 73 | Heer opdat Hij ons onze zonden en de tovenarij die gij
56 20, 80 | zijde van de Berg (Sinaï) en zonden manna en kwartels op u neder." ~
57 21, 7 | 7. En vóór u zonden Wij slechts mannen aan wie
58 21, 25 | 25. En Wij zonden geen boodschapper vóór u
59 21, 73 | leidden op Ons bevel en Wij zonden een Openbaring tot hen,
60 22, 52 | 52. Nimmer zonden Wij een boodschapper of
61 23, 23 | 23. En Wij zonden Noach tot zijn volk, en
62 23, 32 | 32. En Wij zonden onder hen een boodschapper
63 23, 44 | 44. Dan zonden Wij Onze boodschappers de
64 23, 45 | 45. Dan zonden Wij Mozes en zijn broeder
65 25, 20 | 20. En Wij zonden nooit boodschappers vóór
66 25, 58 | goed op de hoogte met de zonden van Zijn dienaren. ~
67 26, 51 | hopen dat onze Heer ons onze zonden zal vergeven, want wij zijn
68 27, 45 | 45. En Wij zonden zeker tot de Samoed hun
69 28, 78 | niet gevraagd omtrent hun zonden. ~
70 29, 12 | onze weg, wij zullen uw zonden dragen." Doch zij kunnen
71 29, 12 | zij kunnen niets van hun zonden dragen. Zij zijn zeker leugenaars. ~
72 29, 14 | 14. Voorwaar, Wij zonden Noach tot zijn volk, en
73 29, 16 | 16. En Wij zonden Abraham, en hij zeide tot
74 29, 36 | 36. En tot Midian, (zonden Wij) hun broeder Shoaib,
75 29, 40 | grepen Wij iedereen om zijn zonden en onder hen waren er, die
76 30, 47 | 47. Waarlijk, Wij zonden boodschappers vóór u naar
77 33, 9 | en Wij tegen hen een wind zonden en legers die gij niet zaagt.
78 33, 71 | goed voor u maken en u uw zonden vergeven. En wie Allah en
79 34, 16 | wendden zich af; daarom zonden Wij een sterke overstroming
80 34, 34 | 34. En Wij zonden geen waarschuwer tot een
81 34, 44 | dat zij bestudeerden, noch zonden Wij hun een waarschuwer
82 36, 14 | 14. Wij zonden tot hen twee boodschappers
83 36, 28 | 28. En Wij zonden na hem geen schare (van
84 37, 147| 147. En Wij zonden hem als boodschapper tot
85 39, 53 | voorzeker Allah vergeeft alle zonden, waarlijk, Hij is de Vergevensgezinde,
86 40, 3 | 3. De Vergever der zonden, de Aanvaarder van berouw,
87 40, 11 | teruggeroepen en wij bekennen onze zonden. Is er nu een uitweg?" ~
88 40, 21 | greep Allah hen voor hun zonden en zij hadden niemand om
89 40, 23 | 23. En Wij zonden Mozes met Onze tekenen en
90 40, 70 | waarmee Wij Onze boodschappers zonden, verloochenden, zullen weldra (
91 40, 78 | 78. En Wij zonden boodschappers vóór u, sommigen
92 41, 16 | 16. Daarom zonden Wij tegen hen een razende
93 42, 25 | van Zijn dienaren en (hun) zonden vergeeft. Hij weet wat gij
94 42, 37 | degenen die de zwaarste zonden en gruweldaden vermijden
95 43, 23 | 23. En evenzo zonden Wij geen waarschuwer naar
96 43, 45 | boodschappers die Wij vóór u zonden: "Stelden wij naast de Barmhartige
97 43, 46 | 46. Wij zonden Mozes met Onze tekenen naar
98 46, 31 | hem. Hij (God) zal u uw zonden vergeven en u voor een pjinlijke
99 48, 2 | toekomstige (aan u toegeschrevene) zonden moge behoeden en dat Hij
100 51, 38 | toen Wij hem tot Pharao zonden met openlijk gezag. ~
101 51, 41 | Wij een orkaan tegen hen zonden. ~
102 53, 32 | kleine feilen, de ergste zonden en slechtheden vermijden -
103 54, 19 | 19. Wij zonden een woedende wind tegen
104 54, 31 | 31. Wij zonden een enkele straf tegen hen
105 54, 34 | 34. En Wij zonden een storm van stenen over
106 55, 39 | worden ondervraagd over hun zonden. ~
107 57, 25 | 25. Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke
108 57, 26 | 26. En Wij zonden Noach en Abraham, en Wij
109 61, 12 | 12. Hij zal u uw zonden vergeven en u in tuinen
110 67, 11 | 11. Dan zullen zij hun zonden bekennen; maar de bewoners
111 71, 1 | 1. Wij zonden Noach tot zijn volk, "Waarschuw
112 71, 4 | 4. Hij zal u uw zonden vergeven en u uitstel verlenen
113 71, 25 | Daarom werden zij vanwege hun zonden verdronken en in het Vuur
114 72, 6 | zochten, waardoor zij hun zonden vermeerderden. ~
115 73, 15 | boodschapper tot Pharao zonden. ~
116 91, 14 | Heer hen volkomen om hun zonden en maakte het land met de
|