bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 1, 4| 4. Meester van de Dag des
2 2, 4| 4. En die geloven in hetgeen
3 3, 4| 4. Voorzeker, zij, die de
4 4 | 4. De Vrouwen (An-Nisa) Geopenbaard
5 4, 4| 4. En geeft de vrouwen gewillig
6 5, 4| 4. Zij vragen u, wat hun geoorloofd
7 6, 4| 4. En er komt van de tekenen
8 7, 4| 4. Hoeveel steden hebben Wij
9 8, 4| 4. Dezen zijn de ware gelovigen.
10 9, 4| 4. Met uitzondering van diegenen
11 10, 4| 4. Tot Hem is uw aller terugkeer,
12 11, 4| 4. Uw terugkeer is tot Allah
13 12, 4| 4. Toen Jozef tot zijn vader
14 13, 4| 4. En er zijn op aarde aan
15 14, 4| 4. Wij zonden geen boodschapper
16 15, 4| 4. En Wij hebben nooit een
17 16, 4| 4. En Hij heeft de mens uit
18 17, 4| 4. En Wij maakten aan de kinderen
19 18, 4| 4. En om diegenen te waarschuwen,
20 19, 4| 4. Zeide hij: "Mijn Heer,
21 20, 4| 4. Een openbaring van Hem,
22 21, 4| 4. Zeg: "Mijn Heer, weet wat
23 22, 4| 4. Voor ieder die hem tot
24 23, 4| 4. En die aktief zijn in het
25 24, 4| 4. En zij, die kuise vrouwen
26 25, 4| 4. De ongelovigen zeggen: "
27 26, 4| 4. Als Wij het willen, kunnen
28 27, 4| 4. Voorzeker, die niet in
29 28, 4| 4. Waarlijk, Pharao handelde
30 29, 4| 4. Of denken zij, die slechte
31 30, 4| 4. Binnen een negental jaren -
32 31, 4| 4. Zij, die het Gebed naleven
33 32, 4| 4. Allah is het, Die de hemelen
34 33, 4| 4. Allah heeft voor geen man
35 34, 4| 4. Opdat Hij degenen. die
36 35, 4| 4. En indien zij u verloochenen (
37 36, 4| 4. Op het rechte pad. ~
38 37, 4| 4. Voorwaar, (voorwaar), uw
39 38, 4| 4. En dezen verwonderen zich,
40 39, 4| 4. Had Allah een zoon begeerd
41 40, 4| 4. Niemand betwist de woorden
42 41, 4| 4. Als drager van goede tijding
43 42, 4| 4. Aan Hem behoort hetgeen
44 43, 4| 4. En voorwaar, dit is in
45 44, 4| 4. Waarin al het wijze tot
46 45, 4| 4. En in de schepping van
47 46, 4| 4. Zeg: "Weet gij wat gij
48 47, 4| 4. Wanneer gij de ongelovigen (
49 48, 4| 4. Hij is het, Die rust in
50 49, 4| 4. Zij, die van buiten de
51 50, 4| 4. Wij weten wat de aarde
52 51, 4| 4. En degenen die de zaak
53 52, 4| 4. En bij het veelbezochte
54 53, 4| 4. Het is slechts de Openbaring
55 54, 4| 4. En er zijn reeds tijdingen
56 55, 4| 4. En heeft hem de uiteenzetting (
57 56, 4| 4. Wanneer de aarde hevig
58 57, 4| 4. Hij is het Die de hemelen
59 58, 4| 4. Maar wie geen slaaf vindt,
60 59, 4| 4. Dat is omdat zij Allah
61 60, 4| 4. Er is een goed voorbeeld
62 61, 4| 4. Voorzeker, Allah heeft
63 62, 4| 4. Dat is Allah's genade,
64 63, 4| 4. En wanneer gij hen ziet,
65 64, 4| 4. Hij weet wat in de hemelen
66 65, 4| 4. En indien gij twijfelt
67 66, 4| 4. Als gij beide (vrouwen)
68 67, 4| 4. Kijk dan weer eens en dan
69 68, 4| 4. En gij staat zeker op hoog
70 69, 4| 4. De Samoed alsook de Aad
71 70, 4| 4. De engelen en de geest
72 71, 4| 4. Hij zal u uw zonden vergeven
73 72, 4| 4. En voorzeker, de dwaas
74 73, 4| 4. Of maak het iets langer -
75 74, 4| 4. En reinig uw hart. ~
76 75, 4| 4. Zeker; Wij hebben de macht
77 76, 4| 4. Voorwaar, Wij hebben voor
78 77, 4| 4. En bij hen die goed onderscheiden. ~
79 78, 4| 4. Waarlijk, zij zullen het
80 79, 4| 4. En bij hen die de eersten
81 80, 4| 4. Of hij kon om raad komen,
82 81, 4| 4. En wanneer de drachtige
83 82, 4| 4. En wanneer de graven worden
84 83, 4| 4. Weten zulke mensen niet
85 84, 4| 4. En alles zal uitwerpen
86 85, 4| 4. Vervloekt zijn degenen
87 86, 4| 4. Er is geen ziel waarover
88 87, 4| 4. En Die het gewas voortbrengt, ~
89 88, 4| 4. Zij zullen in een vreselijk
90 89, 4| 4. En de nacht als deze vervaagt; ~
91 90, 4| 4. Voorwaar, Wij hebben de
92 91, 4| 4. En bij de nacht, wanneer
93 92, 4| 4. Voorzeker, uw streven is
94 93, 4| 4. Voorwaar, het komende uur
95 94, 4| 4. En uw roem niet verheven? ~
96 95, 4| 4. Voorzeker, Wij hebben de
97 96, 4| 4. Die (de mens) door middel
98 97, 4| 4. Daarin dalen engelen en
99 98, 4| 4. En de mensen van het Boek
100 99, 4| 4. Op die Dag zal de aarde
101 100, 4| 4. Daarbij stof opwerpen ~
102 101, 4| 4. Een Dag waarop de mensen
103 102, 4| 4. Nogmaals neen! Gij zult
104 104, 4| 4. Neen, hij zal zeker in
105 105, 4| 4. En wierpen deze geen klompen
106 106 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 4 strofen. ~In naam van Allah,
107 106, 4| 4. Die hen van voedsel tegen
108 107, 4| 4. En wee degenen die bidden, ~
109 109, 4| 4. Noch wil ik aanbidden,
110 111, 4| 4. Ook zijn vrouw, de draagster
111 112 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 4 strofen. ~In naam van Allah,
112 112, 4| 4. En niemand is Hem in enig
113 113, 4| 4. En tegen het kwade van
114 114, 4| 4. Opdat Hij mij bevrijde
|