Sura, Verse
1 2, 40 | 40. "O kinderen Israëls! Gedenkt Mijn gunsten,
2 2, 47 | 47. O kinderen Israëls! Gedenkt Mijn gunsten,
3 2, 83 | een verbond sloten met de kinderen Israëls, zeiden Wij, dat
4 2, 122| 122. O, gij kinderen Israëls, gedenkt Mijn gunsten
5 2, 211| 211. Vraag de kinderen Israëls, hoeveel duidelijke
6 2, 233| gescheiden vrouwen) zullen haar kinderen twee volle jaren zogen,
7 2, 233| verkiest, een min voor uw kinderen te nemen, zal er geen blaam
8 2, 246| niet van de leiders der kinderen Israëls na Mozes, toen zij
9 2, 246| van onze huizen en onze kinderen zijn verdreven?" Maar, toen
10 3, 10 | zullen de bezittingen en kinderen der ongelovigen hun tegen
11 3, 14 | schoonschijnend gemaakt, vrouwen, kinderen, stapels goud en zilver,
12 3, 49 | een boodschapper voor de kinderen Israëls zijn. "Ik kom tot
13 3, 61 | dan: "Kom, laat ons onze kinderen en uw kinderen en onze vrouwen
14 3, 61 | ons onze kinderen en uw kinderen en onze vrouwen en uw vrouwen
15 3, 93 | 93. Alle voedsel was de kinderen Israëls geoorloofd, uitgezonderd
16 3, 116| verwerpen hun bezittingen noch kinderen zullen hun iets kunnen baten
17 4, 11 | Allah gebiedt u aangaande uw kinderen: voor het mannelijke kind
18 4, 11 | deel van twee vrouwelijke kinderen, maar als er alleen meisjes
19 4, 11 | schuld. Uw ouders en uw kinderen, gij weet niet, wie van
20 4, 54 | Waarlijk, Wij gaven aan de kinderen van Abraham het Boek en
21 4, 75 | zwakken -- mannen, vrouwen en kinderen - die zeggen: "Onze Heer,
22 4, 98 | de mannen en vrouwen en kinderen, die geen middelen tot en
23 4, 127| over de zwakken onder de kinderen en dat gij de wezen rechtvaardig
24 5, 12 | sloot een verbond met de kinderen Israëls en Wij verwekten
25 5, 18 | zeggen: "Wij zijn Allah's kinderen en Zijn geliefden." Zeg: "
26 5, 32 | Deswegen schreven Wij de kinderen Israëls voor, dat wie ook
27 5, 70 | waarlijk een verbond met de kinderen Israëls gesloten en Wij
28 5, 72 | Messias zelf zeide: "O, kinderen Israëls, aanbidt Allah,
29 5, 78 | 78. Degenen onder de kinderen Israëls, die niet geloofden,
30 5, 110| opgewekt; en toen Ik de kinderen Israëls er van weerhield, (
31 6, 20 | Profeet), zoals zij hun kinderen erkennen. Maar zij, die
32 6, 87 | En van hun vaderen en hun kinderen en hun broederen verkozen
33 6, 137| afgoden het doden hunner kinderen schoonschijnend gemaakt,
34 6, 140| 140. Zij, die hun kinderen door gebrek aan kennis uit
35 6, 151| behandelt en dat gij uw kinderen uit armoede doodt. - Wij
36 7, 26 | 26. O kinderen van Adam! Wij hebben u inderdaad
37 7, 27 | 27. O kinderen van Adam, laat Satan u niet
38 7, 31 | 31. O, kinderen van Adam, let op uw uiterlijk
39 7, 35 | 35. O, kinderen van Adam, als boodschappers
40 7, 105| gekomen; zend daarom de kinderen Israëls met mij mee." ~
41 7, 134| geloven en wij zullen de kinderen Israëls voorzeker met u
42 7, 137| van uw Heer werd voor de kinderen Israëls vervuld omdat zij
43 7, 138| 138. En Wij deden de kinderen Israëls door de zee trekken
44 7, 172| En toen uw Heer van Adams kinderen een nageslacht uit hun lendenen
45 8, 28 | dat uw bezittingen en uw kinderen slechts een beproeving zijn
46 9, 55 | hun rijkdommen noch hun kinderen uw verwondering opwekken.
47 9, 69 | rijker in bezittingen en kinderen. Dezen genoten hun deel;
48 9, 85 | Laat hun eigendommen en hun kinderen uw verwondering niet opwekken:
49 10, 90 | 90. En Wij brachten de kinderen Israëls over de zee; Pharao
50 10, 90 | God is dan Hij, in Wie de kinderen Israëls geloven en ik behoor
51 10, 93 | 93. En Wij wezen de kinderen Israëls een uitstekend tehuis
52 13, 23 | en hun echtgenoten en hun kinderen rechtvaardig zijn zullen
53 13, 38 | Wij gaven hun vrouwen en kinderen. En het is een boodschapper
54 14, 35 | en weerhoud mij en mijn kinderen van het aanbidden van afgoden." ~
55 14, 37 | ik heb sommige van mijn kinderen in een onvruchtbaar dal
56 14, 40 | Mijn Heer maak mij en mijn kinderen onderhouders van het gebed.
57 16, 72 | heeft u van uw echtgenoten kinderen en kleinkinderen geschonken
58 17 | De Nachtelijke Tocht, De Kinderen van Israël (Al-Israa, Banie
59 17, 2 | tot een richtsnoer voor de kinderen van Israël, zeggende: "Neemt
60 17, 4 | 4. En Wij maakten aan de kinderen van Israël in het Boek bekend: "
61 17, 6 | hielpen u met rijkdommen en kinderen, en maakten u groter in
62 17, 31 | 31. En doodt uw kinderen niet uit vrees voor armoede.
63 17, 64 | deelgenoot in hun weelde en hun kinderen, en doe hun beloften," -
64 17, 70 | inderdaad hebben Wij de kinderen van Adam geëerd en hen gedragen
65 17, 101| tekenen. Vraag dit aan de kinderen van Israël. Toen hij tot
66 17, 104| Wij zeiden na hem tot de kinderen van Israël: "Blijft gij
67 18, 46 | 46. Rijkdom en kinderen zijn een sieraad van het
68 19, 77 | zullen zeker rijkdommen en kinderen worden geschonken?" ~
69 20, 47 | uw Heer; laat derhalve de kinderen van Israël met ons weggaan,
70 20, 80 | 80. "O kinderen van Israël, Wij bevrijdden
71 20, 94 | teweeg gebracht onder de kinderen van Israël en hebt niet
72 23, 49 | Mozes het Boek opdat zij (de kinderen Israëls) leiding mochten
73 24, 31 | geslachtsdrang hebben, of de jonge kinderen die van de naaktheid van
74 24, 59 | 59. En wanneer de kinderen onder u geslachtsrijpheid
75 25, 74 | maak onze echtgenoten en kinderen tot troost der ogen, en
76 26, 17 | 17. Laat de kinderen Israëls met ons meegaan'."
77 26, 22 | herinnering brengt, dat gij de kinderen van Israël tot slaven hebt
78 26, 59 | die als een erfenis aan de kinderen van Israël." ~
79 26, 88 | Dag waarop rijkdom noch kinderen zullen baten. ~
80 26, 133| heeft u overvloedig vee en kinderen geschonken, ~
81 26, 197| dat de geleerden onder de kinderen van Israël het weten? ~
82 27, 76 | Waarlijk deze Koran legt aan de kinderen van Israël veel uit van
83 32, 23 | tot een richtsnoer voor de kinderen van Israël. ~
84 34, 35 | hebben meer rijkdommen en kinderen en wij zullen niet worden
85 34, 37 | Noch uw rijkdommen noch uw kinderen kunnen u tot Onze nabijheid
86 36, 60 | Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van Adam, dat gij Satan
87 40, 8 | hun echtgenoten en hun kinderen. Zeker, Gij zijt de Almachtige,
88 40, 53 | de leiding, en deden de kinderen van Israël het Boek erven. ~
89 42, 49 | vrouwelijke en mannelijke kinderen aan wie Hij wil. ~
90 43, 59 | hem tot voorbeeld voor de kinderen van Israël. ~
91 44, 30 | 30. En zo redden Wij de kinderen van Israël van een vernederende
92 45, 16 | het profetenambt aan de kinderen van Israël en Wij hadden
93 46, 10 | hoewel een getuige vanuit de kinderen Israëls (Mozes) heeft getuigd
94 57, 20 | vermeerdering van rijkdom en kinderen, is als de regen waardoor
95 58, 17 | hun bezittingen, noch hun kinderen zullen hen tegen Allah iets
96 58, 22 | waren dezen hun vader of hun kinderen, of hun broeders, of hun
97 60, 3 | uw familiebanden noch uw kinderen zullen u op de Dag der Opstanding
98 60, 12 | overspel plegen, noch hun kinderen doden, noch laster die zij
99 61, 6 | zoon van Maria, zeide: "O kinderen van Israël, Ik ben Allah'
100 61, 14 | geloofde een gedeelte van de kinderen Israëls, terwijl een ander
101 63, 9 | laat uw rijkdommen en uw kinderen u niet afleiden van de gedachtenis
102 64, 14 | onder uw echtgenoten en kinderen die uw vijanden zijn, neemt
103 64, 15 | 15. Uw rijkdommen en uw kinderen zijn slechts een beproeving;
104 68, 14 | Omdat hij rijkdommen en kinderen bezit. ~
105 70, 11 | willen vrijkopen door zijn kinderen, ~
106 71, 12 | Hij zal uw rijkdommen en kinderen vermeerderen, en Hij zal
107 71, 21 | volgen iemand wiens bezit en kinderen slechts tot zijn ondergang
108 73, 17 | beveiligen voor de Dag, waarop de kinderen grijze haren zullen krijgen (
109 80, 36 | En van zijn vrouw en zijn kinderen, ~
110 102, 1 | vermeerdering van rijkdom (en kinderen) maakt u onachtzaam, ~
|