Sura, Verse
1 2, 119| gesteld voor de bewoners der hel. ~
2 2, 206| verdere zonde. Daarom is de hel goed genoeg voor hem en
3 3, 12 | terneergeslagen en in de hel worden verzameld, dit is
4 3, 162| wiens verblijfplaats de hel is, gelijk? Deze (laatste)
5 3, 197| voor hen; daarna zal de hel hun tehuis zijn en slecht
6 4, 55 | er van te (geloven). De hel, met het laaiende vuur is
7 4, 93 | zijn vergelding zal de hel zijn; daarin zal hij vertoeven.
8 4, 97 | zijn het, wier tehuis de hel zal zijn en dat is een kwade
9 4, 115| en Wij zullen hem in de hel werpen. Dat is een kwade
10 4, 121| zijn het, wier tehuis de hel is en zij zullen voor het
11 4, 140| ongelovigen allen tezamen in de hel bijeenbrengen. ~
12 4, 169| 169. Dan de weg der hel, waarin zij voor een lange
13 5, 10 | zullen de bewoners der hel zijn. ~
14 5, 86 | verloochenen zullen de bewoners der hel zijn. ~
15 7, 18 | volgen, Ik zal voorzeker de hel met u allen vullen." ~
16 7, 41 | 41. Zij zullen de hel tot bed en bedekkingen hebben.
17 7, 44 | naar de bewoners van de hel roepen: "Wij hebben bevonden
18 7, 179| geschapen wier einde de hel zal zijn. Zij hebben harten
19 8, 16 | Allah over zich komen en de hel zal zijn tehuis zijn en
20 8, 36 | die verwerpen zullen in de hel worden verzameld. ~
21 8, 37 | ophopen en hen dan in de hel moge werpen. Dit zijn de
22 9, 35 | het (geld) in het Vuur der hel verhit zal worden en hun
23 9, 49 | op de proef gesteld. De hel zal de ongelovigen zeker
24 9, 63 | vijandig gezind is het Vuur der hel wacht, waarin hij zal vertoeven?
25 9, 68 | ongelovigen het Vuur der hel, waarin zij zullen vertoeven.
26 9, 73 | jegens hen. Hun tehuis is de hel en deze is een boze bestemming.
27 9, 81 | hitte." Zeg: "Het Vuur der hel is heter." Konden zij dit
28 9, 95 | onrein en hun huis is de hel, een vergelding voor wat
29 9, 109| met hem in het Vuur der hel zal storten? En Allah leidt
30 9, 113| afgodendienaren) het volk der hel zullen zijn. ~
31 11, 119| Heer: "Voorwaar Ik zal de hel met djinn en mensen allen
32 13, 18 | ontvangen en hun tehuis is de hel. En dit is een slechte rustplaats. ~
33 14, 16 | 16. Voor hem is de hel en hij zal worden gedwongen
34 14, 29 | 29. Dat is de hel. Daarin zullen zij branden
35 15, 43 | 43. "En de hel is zeker de beloofde plaats
36 16, 29 | Gaat daarom de poorten der hel binnen en vertoeft er in.
37 17, 8 | terugkeren en Wij hebben de hel tot een kerker voor de ongelovigen
38 17, 18 | daarna kennen Wij hem de hel toe waarin hij zal branden,
39 17, 39 | zelfverwijt verworpen in de Hel terechtkomen. ~
40 17, 63 | onder hen u zal volgen, de hel zal voorwaar een ruime vergelding
41 17, 97 | Hun verblijfplaats zal de hel zijn; telkenmale als het
42 18, 100| Wij zullen op die dag de hel aan de ongelovigen tonen. ~
43 18, 102| Voorwaar Wij hebben de hel bereid tot een onthaal voor
44 18, 106| 106. De hel is hun beloning wegens hun
45 19, 68 | hen op de knieën rondom de hel plaatsen. ~
46 19, 86 | een dorstige kudde naar de hel drijven. ~
47 20, 74 | hem wacht de (straf der) hel: hij zal daarin sterven
48 21, 29 | die zouden Wij met de hel vergelden. Aldus vergelden
49 21, 98 | aanbidt, zult de brandstof der hel zijn. Daartoe zult gij komen. ~
50 21, 102| gerucht daarvan (van de hel) zullen zij horen, en zij
51 22, 22 | wanneer zij er uit (uit de hel) wensen te gaan, zullen
52 23, 103| benadeelden - zullen in de hel vertoeven. ~
53 24, 57 | ontsnappen, hun tehuis is de hel, en deze is inderdaad een
54 25, 12 | 12. Wanneer de hel hen vanuit de verte zal
55 25, 34 | Zij die vernederd naar de hel zullen worden gebracht,
56 25, 65 | Heer, wend de straf der hel van ons af want de straf
57 26, 91 | 91. En de hel zal worden onthuld voor
58 26, 94 | zij hals over kop in (de hel) worden geworpen, zij en
59 28, 61 | Dag der Opstanding naar de hel worden gebracht? ~
60 29, 54 | verhaasten; maar waarlijk de hel zal de ongelovigen omringen. ~
61 29, 68 | Is er geen woning in de hel voor de ongelovigen? ~
62 32, 13 | werd bewaarheid: "Ik zal de hel met djinn en mensen allen
63 35, 36 | ongelovigen is het Vuur der hel. Voor hen zal de dood niet
64 36, 63 | 63. "Dit is de hel waarmede gij werdt bedreigd." ~
65 37, 64 | boom die uit de bodem der hel ontspringt. ~
66 38, 56 | 56. De hel! daarin zullen zij branden,
67 38, 85 | 85. Dat Ik de hel zeker met u en allen die
68 39, 32 | ongelovigen geen plaats in de hel? ~
69 39, 60 | zwart zien. Is er in de hel geen tehuis voor de hoogmoedigen? ~
70 39, 71 | ongelovigen zullen naar de hel worden gedreven, wanneer
71 39, 72 | gezegd: "Gaat de poorten der hel binnen om er in te vertoeven,
72 40, 7 | behoed hen voor de straf der hel, ~
73 40, 49 | zullen tot de bewaarders der hel zeggen: "Bidt uw Heer, een
74 40, 60 | aanbidden, zullen veracht de hel binnengaan." ~
75 40, 76 | 76. "Gaat de poorten der hel binnen daarin vertoevende.
76 43, 74 | gewis de kastijding der hel blijven ondergaan. ~
77 45, 10 | 10. Zij hebben de hel in het vooruitzicht; hetgeen
78 48, 6 | heeft hen vervloekt en de hel voor hen gereed gemaakt.
79 50, 24 | 24. "Werpt, werpt in de hel elke ondankbare vijand. ~
80 50, 30 | die Dag zullen Wij tot de hel zeggen: "Zijt gij gevuld?"
81 52, 13 | waarop zij in het Vuur der hel zullen worden geslingerd: ~
82 54, 48 | Voelt de aanraking der hel." ~
83 55, 43 | 43. Dit is de hel door de schuldigen verloochend. ~
84 56, 94 | 94. En branden in de hel. ~
85 57, 19 | zullen de bewoners der hel zijn. ~
86 58, 8 | Genoegzaam voor hen is de hel waarin zij zullen branden;
87 66, 9 | tegen hen. Hun woning is de hel en dit is een kwade bestemming! ~
88 67, 6 | geloven is de straf der hel (bereid), en dit is een
89 67, 8 | de bewakers er van (der hel) hun vragen: "Kwam er geen
90 69, 31 | 31. Werpt hem dan in de hel. ~
91 72, 15 | afwijken, zullen brandstof der hel zijn.'" ~
92 72, 23 | gehoorzamen is het Vuur der hel, waarin zij lange tijd zullen
93 74, 27 | weet gij wat het Vuur der hel is? ~
94 74, 42 | 42. "Wat heeft u in de hel gebracht?" ~
95 77, 32 | 32. Ziet! Het (Vuur der hel) gooit vonken op als kastelen. ~
96 78, 21 | 21. Voorzeker de hel ligt in een hinderlaag. ~
97 79, 36 | 36. En de hel zal zichtbaar gemaakt worden
98 81, 12 | 12. En wanneer de hel wordt ontstoken, ~
99 82, 14 | slechten zijn omringd door de hel, ~
100 83, 16 | Voorwaar, dan zullen zij in de hel branden, ~
101 85, 10 | voor hen is de straf der hel, en hen wacht de straf van
102 89, 23 | 23. Op die Dag zal de hel (hem) worden getoond; op
103 98, 6 | afgodendienaren zullen in het Vuur der hel geworpen worden, daarin
104 102, 6 | 6. Zult gij zeker de hel zien. ~
|