Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
-----
-----
1 151
10 96
100 37
101 37
102 19
Frequency    [«  »]
98 kwam
98 teken
97 volgen
96 10
93 12
93 beste
93 moogt

Koran

IntraText - Concordances

10

   Sura, Verse
1 2, 10| 10. Er is een ziekte in hun 2 3, 10| 10. Voorzeker zullen de bezittingen 3 4, 10| 10. Voorzeker, zij, die het 4 5, 10| 10. En degenen, die niet geloven 5 6, 10| 10. En voorzeker de boodschappers 6 7, 10| 10. En Wij hebben u op aarde 7 8, 10| 10. Allah gaf het slechts als 8 9, 10| 10. Zij nemen geen band van 9 10 | 10. Jonas (Joenos) ~Geopenbaard 10 10, 10| 10. Hun aanroep daarin zal 11 11, 10| 10. En als Wij, nadat tegenspoed 12 12, 10| 10. Eén hunner zeide: "Doodt 13 13, 10| 10. Voor Hem is hij gelijk 14 14, 10| 10. Hun boodschappers antwoordden: " 15 15, 10| 10. En vóór u zonden Wij reeds ( 16 16, 10| 10. Hij is het, Die water voor 17 17, 10| 10. En dat Wij voor degenen 18 18, 10| 10. Toen de jongelingen hun 19 19, 10| 10. Hij zeide: "Mijn Heer, 20 20, 10| 10. Toen hij een vuur zag, 21 21, 10| 10. Wij hebben u een Boek ( 22 22, 10| 10. "Dit is wegens hetgeen 23 23, 10| 10. Dezen zijn de erfgenamen, ~ 24 24, 10| 10. En ware het niet door Allah' 25 25, 10| 10. Gezegend is Hij Die, indien 26 26, 10| 10. Toen uw Heer tot Mozes 27 27, 10| 10. Werp uw staf neder." Maar 28 28, 10| 10. En het hart der moeder 29 29, 10| 10. Onder de mensen zijn er 30 30, 10| 10. Dan was het einde bitter 31 31, 10| 10. Hij heeft de hemelen geschapen 32 32, 10| 10. En zij zeggen: "Zullen 33 33, 10| 10. Toen zij over u kwamen 34 34, 10| 10. En voorwaar, Wij schonken 35 35, 10| 10. Wie eer wenst (wete), dat 36 36, 10| 10. En het is hun hetzelfde 37 37, 10| 10. Maar hij die steelsgewijze 38 38, 10| 10. Of is het koninkrijk der 39 39, 10| 10. Zeg: "O, Mijn gelovige 40 40, 10| 10. De ongelovigen zullen worden 41 41, 10| 10. Hij heeft de bergen daarop 42 42, 10| 10. En waarover gij ook moogt 43 43, 10| 10. Die de aarde voor u als 44 44, 10| 10. Maar wacht op de Dag waarop 45 45, 10| 10. Zij hebben de hel in het 46 46, 10| 10. "Ziet, indien hij van Allah 47 47, 10| 10. Hebben zij op aarde niet 48 48, 10| 10. Voorwaar, zij die u trouw 49 49, 10| 10. De gelovigen zijn voorzeker 50 50, 10| 10. En hoge palmbomen met bloeikolve 51 51, 10| 10. Vervloekt zijn zij die 52 52, 10| 10. En de bergen zullen vergaan. ~ 53 53, 10| 10. En Hij (Allah) openbaarde 54 54, 10| 10. Daarom bad hij tot zijn 55 55, 10| 10. En Hij heeft de aarde voor 56 56, 10| 10. De voorbijstrevenden (in 57 57, 10| 10. Waarom geeft gij niet terwille 58 58, 10| 10. Geheime samenzwering gaat 59 59, 10| 10. En degenen die na hen kwamen, 60 60, 10| 10. O, gij die gelooft wanneer 61 61, 10| 10. O gij die gelooft, zal 62 62, 10| 10. En als het gebed geëindigd 63 63, 10| 10. En besteedt uit datgene 64 64, 10| 10. Maar wie Onze tekenen verwerpen 65 65, 10| 10. Allah heeft hun een strenge 66 66, 10| 10. Allah vergelijkt de ongelovigen 67 67, 10| 10. En zij zullen zeggen: " 68 68, 10| 10. En geef geen gehoor aan 69 69, 10| 10. En zij gehoorzaamden de 70 70, 10| 10. En een vriend zal een vriend 71 71, 10| 10. En ik zeide: "Zoekt vergiffenis 72 72, 10| 10. Wij weten daardoor niet 73 73, 10| 10. En verdraag met geduld 74 74, 10| 10. Niet gemakkelijk voor de 75 75, 10| 10. Op die Dag zal de mens 76 76, 10| 10. Wij vrezen van onze Heer 77 77, 10| 10. En als de bergen verstrooid 78 78, 10| 10. En hebben Wij de nacht 79 79, 10| 10. Zij (de ongelovigen) zeggen: " 80 80, 10| 10. Voor hem zijt gij onverschillig. ~ 81 81, 10| 10. En wanneer geschriften 82 82, 10| 10. Maar voorzeker er zijn 83 83, 10| 10. Wee, op die Dag de loochenaars, ~ 84 84, 10| 10. Maar hij, wie het boek 85 85, 10| 10. En zij, die de gelovige 86 86, 10| 10. Dan zal hij geen kracht 87 87, 10| 10. Hij die vreest zal er lering 88 88, 10| 10. In een verheven tuin ~ 89 89, 10| 10. En met Pharao, de heer 90 90, 10| 10. Hebben Wij hem dan niet 91 91, 10| 10. En voorzeker hij gaat te 92 92, 10| 10. Wij zullen hem naar moeilijkheden 93 93, 10| 10. En snauw de bedelaar niet 94 96, 10| 10. Wanneer onze dienaar bidt? ~ 95 100, 10| 10. En dat het innerlijk zal 96 101, 10| 10. En gij weet niet, wat dit


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License