bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 12| 12. Pas op! Voorzeker zij zijn
2 3, 12| 12. Zeg tot de ongelovigen: "
3 4, 12| 12. En gij zult de helft hebben
4 5, 12| 12. Waarlijk Allah sloot een
5 6, 12| 12. Zeg: "Aan wie behoort hetgeen
6 7, 12| 12. (Allah) zeide: "Wat belette
7 8, 12| 12. Toen uw Heer aan de engelen
8 9, 12| 12. Maar indien zij na hun
9 10, 12| 12. En wanneer de mens een
10 11, 12| 12. (Zij verbeelden zich dat)
11 12 | 12. Jozef (Joesof) ~Geopenbaard
12 12, 12| 12. "Zend hem morgen met ons
13 13, 12| 12. Hij is het, Die u de bliksem
14 14, 12| 12. "En waarom zouden wij niet
15 15, 12| 12. Zo doen Wij dat in het
16 16, 12| 12. Hij heeft door Zijn gebod
17 17, 12| 12. En Wij hebben de nacht
18 18, 12| 12. Daarna wekten Wij hen op,
19 19, 12| 12. "O Jahja (Johannes), houd
20 20, 12| 12. "Voorwaar, Ik ben uw Heer,
21 21, 12| 12. En toen zij Onze straf
22 22, 12| 12. Hij roept naast Allah datgene
23 23, 12| 12. Voorwaar, Wij scheppen
24 24, 12| 12. Waarom dachten de gelovige
25 25, 12| 12. Wanneer de hel hen vanuit
26 26, 12| 12. Zeide hij: "Mijn Heer,
27 27, 12| 12. En stop uw hand in uw boezem,
28 28, 12| 12. En Wij hadden hem de minnen
29 29, 12| 12. En de ongelovigen zeggen
30 30, 12| 12. En de Dag, waarop het Uur
31 31, 12| 12. En Wij schonken wijsheid
32 32, 12| 12. O, kondet gij het slechts
33 33, 12| 12. En toen de huichelaars
34 34, 12| 12. En aan Salomo onderwierpen
35 35, 12| 12. De twee wateren zijn niet
36 36, 12| 12. Voorzeker, Wij zijn het
37 37, 12| 12. Neen, gij verwondert u
38 38, 12| 12. Vóór hen loochende het
39 39, 12| 12. En mij is bevolen de eerste
40 40, 12| 12. Dit kwam omdat gij niet
41 41, 12| 12. Zij zeiden: "Wij komen
42 42, 12| 12. Aan Hem behoren de schatten
43 43, 12| 12. En Die alles in paren schiep
44 44, 12| 12. "Onze Heer, neem de marteling
45 45, 12| 12. Allah is Hij, Die de zee
46 46, 12| 12. En voordien was het Boek
47 47, 12| 12. Voorwaar, Allah zal hen
48 48, 12| 12. Neen, gij dacht dat de
49 49, 12| 12. O, gij die gelooft! Vermijdt
50 50, 12| 12. Vóór hen verloochende ook
51 51, 12| 12. Zij vragen: "Wanneer zal
52 52, 12| 12. Die zich in ijdel gesprek
53 53, 12| 12. Wilt gij dan met hem redetwisten
54 54, 12| 12. En Wij spleten de aarde
55 55, 12| 12. En gebolsterd graan en
56 56, 12| 12. In tuinen van verrukking. ~
57 57, 12| 12. En de Dag waarop gij de
58 58, 12| 12. O, gij die gelooft, indien
59 59, 12| 12. Als zij (de ongelovigen)
60 60, 12| 12. O profeet! Wanneer gelovige
61 61, 12| 12. Hij zal u uw zonden vergeven
62 64, 12| 12. Gehoorzaamt dus aan Allah
63 65 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 12 strofen. ~In naam van Allah,
64 65, 12| 12. Allah is Hij Die de zeven
65 66 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 12 strofen. ~In naam van Allah,
66 66, 12| 12. En met Maria, de dochter
67 67, 12| 12. Waarlijk, degenen die hun
68 68, 12| 12. Tegenhouder van het goede,
69 69, 12| 12. Opdat Wij dit tot een les
70 70, 12| 12. En zijn vrouw en zijn broeder, ~
71 71, 12| 12. En Hij zal uw rijkdommen
72 72, 12| 12. En wij beseffen dat wij
73 73, 12| 12. Voorzeker, bij Ons zijn
74 74, 12| 12. Ik heb hem overvloedig
75 75, 12| 12. Slechts bij uw Heer zal
76 76, 12| 12. En Hij zal hen voor hun
77 77, 12| 12. Tot welke Dag is dit einde
78 78, 12| 12. En hebben Wij niet zeven
79 79, 12| 12. Zij zeggen: "Dan zou deze
80 80, 12| 12. Dus, wie het wil, laat
81 81, 12| 12. En wanneer de hel wordt
82 82, 12| 12. Die weten wat gij doet. ~
83 83, 12| 12. En niemand behalve de zondige
84 84, 12| 12. En een laaiend Vuur ingaan. ~
85 85, 12| 12. Waarlijk, de greep van
86 86, 12| 12. En de aarde, die door planten
87 87, 12| 12. Die het grote Vuur zal
88 88, 12| 12. Waarin een stromende bron
89 89, 12| 12. En veel verderf daarin
90 90, 12| 12. En wat weet gij (er van)
91 91, 12| 12. Toen de ongelukkigste onder
92 92, 12| 12. Voorwaar, het is aan Ons
93 96, 12| 12. Of tot rechtvaardigheid
|