bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 13| 13. En wanneer hun wordt gezegd: "
2 3, 13| 13. Voorzeker was er voor u
3 4, 13| 13. Dit zijn de door Allah
4 5, 13| 13. En wegens hun breken van
5 6, 13| 13. Aan Hem behoort wat in
6 7, 13| 13. (Allah) zeide: "Verwijder
7 8, 13| 13. Dit is, omdat zij zich
8 9, 13| 13. Wilt gij een volk niet
9 10, 13| 13. En Wij vernietigden de
10 11, 13| 13. Zeggen zij: "Hij heeft
11 12, 13| 13. Hij zeide: "Het verdriet
12 13 | 13. De Donder (Ar-Ra'd) Geopenbaard
13 13, 13| 13. En de donder verkondigt
14 14, 13| 13. En de ongelovigen zeiden
15 15, 13| 13. Zij geloven er niet in,
16 16, 13| 13. En in de dingen, die Hij
17 17, 13| 13. En de werken van ieder
18 18, 13| 13. Wij zullen u hun geschiedenis
19 19, 13| 13. En zachtmoedigheid van
20 20, 13| 13. "Ik heb u uitverkoren;
21 21, 13| 13. "Vlucht niet en keert terug
22 22, 13| 13. Hij roept degene aan, die
23 23, 13| 13. Dan plaatsen Wij hem als
24 24, 13| 13. Waarom brachten zij geen
25 25, 13| 13. En wanneer zij, aan elkander
26 26, 13| 13. En mijn boezem vernauwt
27 27, 13| 13. Maar toen Onze verlichtende
28 28, 13| 13. Zo gaven Wij hem aan zijn
29 29, 13| 13. Voorzeker zij zullen hun
30 30, 13| 13. Geen hunner afgoden zal
31 31, 13| 13. Toen Loqmaan tot zijn zoon,
32 32, 13| 13. Indien Wij het wilden,
33 33, 13| 13. En toen een gedeelte van
34 34, 13| 13. Zij maakten voor hem wat
35 35, 13| 13. Hij dompelt de nacht in
36 36, 13| 13. Geef hun de gelijkenis
37 37, 13| 13. En wanneer zij vermaand
38 38, 13| 13. En de Samoed, en het volk
39 39, 13| 13. Zeg: "Indien ik mijn Heer
40 40, 13| 13. Hij is het Die u Zijn tekenen
41 41, 13| 13. Maar indien zij zich afwenden,
42 42, 13| 13. Hij schreef u dezelfde
43 43, 13| 13. Opdat gij stevig op hun
44 44, 13| 13. Hoe kan er lering voor
45 45, 13| 13. En Hij heeft alles van
46 46, 13| 13. Voorwaar, zij, die zeggen: "
47 47, 13| 13. En hoevele steden die sterker
48 48, 13| 13. En voor degenen, die niet
49 49, 13| 13. O, mensdom! Wij hebben
50 50, 13| 13. Het volk van Aad, en Pharao
51 51, 13| 13. Het zal op de Dag zijn,
52 52, 13| 13. De Dag waarop zij in het
53 53, 13| 13. En voorzeker, hij zag hem
54 54, 13| 13. En Wij droegen hem op iets,
55 55, 13| 13. Welke van de gunsten van
56 56, 13| 13. Het zijn een groot aantal
57 57, 13| 13. Op de Dag, waarop huichelaars
58 58, 13| 13. Zijt gij bezorgd inzake
59 59, 13| 13. Voorzeker zij hebben meer
60 60 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 13 strofen. ~In naam van Allah,
61 60, 13| 13. O gij die gelooft, bevriendt
62 61, 13| 13. En nog meer waarnaar gij
63 64, 13| 13. Allah! Er is geen God dan
64 67, 13| 13. Hetzij gij uw woorden verbergt
65 68, 13| 13. Laatdunkend, bovendien
66 69, 13| 13. En wanneer een enkele stoot
67 70, 13| 13. En zijn familieleden die
68 71, 13| 13. Wat scheelt u, dat gij
69 72, 13| 13. En toen wij de leiding
70 73, 13| 13. En voedsel dat verstikt,
71 74, 13| 13. En zonen die bij hem zijn. ~
72 75, 13| 13. De mens zal op die Dag
73 76, 13| 13. Zich daarin nedervlijende
74 77, 13| 13. Tot de Dag der beslissing. ~
75 78, 13| 13. En daarin een stralende
76 79, 13| 13. Daar is slechts één dreigende
77 80, 13| 13. (Dit is) in verheven geschriften, ~
78 81, 13| 13. En wanneer het paradijs
79 82, 13| 13. Voorwaar, de deugdzamen
80 83, 13| 13. Die zegt, als Onze woorden
81 84, 13| 13. Voorzeker, hij was bij
82 85, 13| 13. Hij is het Die schept en
83 86, 13| 13. Dit is zeker een beslissend
84 87, 13| 13. Waarin hij noch sterven
85 88, 13| 13. Waarin hoge rustbanken
86 89, 13| 13. Daarom, deed uw Heer een
87 90, 13| 13. Een slaaf te bevrijden ~
88 91, 13| 13. Zeide de boodschapper van
89 92, 13| 13. En aan Ons is het Hiernamaals
90 96, 13| 13. Zeg mij, indien hij (de
|