bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 18| 18. Doof, stom en blind, derhalve
2 3, 18| 18. Allah getuigt, dat er geen
3 4, 18| 18. Er is geen (aanvaarding
4 5, 18| 18. De Joden en de Christenen
5 6, 18| 18. Hij is de Oppermachtige
6 7, 18| 18. (Allah) zeide: "Ga heen,
7 8, 18| 18. Dit (geschiedde) en voorzeker
8 9, 18| 18. Alleen hij kan de Moskeeën
9 10, 18| 18. En zij bidden buiten Allah
10 11, 18| 18. En wie is onrechtvaardiger
11 12, 18| 18. En zij brachten zijn hemd
12 13, 18| 18. Er zal voor degenen die
13 14, 18| 18. De toestand dergenen die
14 15, 18| 18. Maar indien iemand steelsgewijze
15 16, 18| 18. En indien gij de gunsten
16 17, 18| 18. Voor een ieder die het
17 18 | 18. De Spelonk (Al-Kahf) Geopenbaard
18 18, 18| 18. Gij denkt dat zij wakker
19 19, 18| 18. Zij zeide: "Ik neem mijn
20 20, 18| 18. Hij antwoordde: "Dit is
21 21, 18| 18. Neen, Wij stellen de waarheid
22 22, 18| 18. Hebt gij dan niet gezien
23 23, 18| 18. Wij zenden water uit de
24 24, 18| 18. En Allah legt u de geboden
25 25, 18| 18. Zij zullen antwoorden: "
26 26, 18| 18. Hij (Pharao) zeide: "Voedden
27 27, 18| 18. Toen zij tot het dal van
28 28, 18| 18. En in de morgen was hij
29 29, 18| 18. En als gij verloochent,
30 30, 18| 18. En aan Hem behoort alle
31 31, 18| 18. En keer uw gelaat niet (
32 32, 18| 18. Zou dan de gelovige gelijk
33 33, 18| 18. Allah kent degenen onder
34 34, 18| 18. En Wij plaatsten tussen
35 35, 18| 18. Geen lastdragende kan de
36 36, 18| 18. Het volk zeide: "Waarlijk,
37 37, 18| 18. Zeg: "Ja, terwijl gij vernederd
38 38, 18| 18. Wij onderwierpen de bergen
39 39, 18| 18. Die naar het Woord luisteren
40 40, 18| 18. Waarschuw hen voor de naderende
41 41, 18| 18. En Wij redden de gelovigen,
42 42, 18| 18. De ongelovigen vragen het
43 43, 18| 18. (Schrijft gij iemand aan
44 44, 18| 18. "Geeft mij de dienaren
45 45, 18| 18. Dan hebben Wij u (o Mohammed)
46 46, 18| 18. Dezulken zijn het tegen
47 47, 18| 18. Zij (de ongelovigen) wachten
48 48, 18| 18. Voorzeker, Allah had aan
49 49 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 18 strofen. ~In naam van Allah,
50 49, 18| 18. Voorwaar, Allah kent de
51 50, 18| 18. Hij uit geen woord of er
52 51, 18| 18. Tijdens de morgenstond
53 52, 18| 18. Genietende van de gaven,
54 53, 18| 18. Voorwaar, hij zag de grote
55 54, 18| 18. Aad verloochende eveneens.
56 55, 18| 18. Welke van de gunsten van
57 56, 18| 18. Met bekers, kannen en kopjes
58 57, 18| 18. De mannen en vrouwen die
59 58, 18| 18. De Dag waarop Allah hen
60 59, 18| 18. O gij die gelooft, vreest
61 64 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 18 strofen. ~In naam van Allah,
62 64, 18| 18. De Kenner van het onzienlijke
63 67, 18| 18. En voorzeker loochenden
64 68, 18| 18. En zij maakten geen voorbehoud. ~
65 69, 18| 18. Dan zult gij worden bloot
66 70, 18| 18. En rijkdommen verzamelt,
67 71, 18| 18. Vervolgens zal Hij u daarheen
68 72, 18| 18. En zeg: "Alle bedehuizen
69 73, 18| 18. En waarbij de hemel uiteen
70 74, 18| 18. Ziet! Hij dacht na en hij
71 75, 18| 18. Wanneer Wij dus (de Openbaring)
72 76, 18| 18. Van een bron genaamd: Salsabiel. ~
73 77, 18| 18. Zo behandelen Wij de schuldigen. ~
74 78, 18| 18. De Dag waarop de bazuin
75 79, 18| 18. En zeg tot hem: Zoudt gij
76 80, 18| 18. Waaruit heeft Hij hem geschapen? ~
77 81, 18| 18. En de dageraad als deze
78 82, 18| 18. Nogmaals, wat weet gij
79 83, 18| 18. Neen, het gedenkschrift
80 84, 18| 18. En de maan als zij vol
81 85, 18| 18. Van Pharao en de Samoed? ~
82 87, 18| 18. Voorzeker, dit is in vroegere
83 88, 18| 18. En naar de hemel, hoe deze
84 89, 18| 18. Noch spoort elkander aan,
85 90, 18| 18. Dezen zullen aan de rechter
86 92, 18| 18. Die zijn rijkdommen weggeeft
87 96, 18| 18. Wij zullen ook Onze wachters
|