bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 19| 19. Of, (dat zij) bij zware
2 3, 19| 19. Gewis, de ware godsdienst
3 4, 19| 19. O, gij die gelooft, het
4 5, 19| 19. O, gij mensen van het Boek,
5 6, 19| 19. Zeg: "Wie is het gewichtigst
6 7, 19| 19. "O, Adam, vertoef met uw
7 8, 19| 19. Als gij een oordeel zoekt,
8 9, 19| 19. Acht gij het geven van
9 10, 19| 19. En het mensdom was slechts
10 11, 19| 19. Die van het pad van Allah
11 12, 19| 19. Er kwam een karavaan langs
12 13, 19| 19. Is dan hij die weet, dat
13 14, 19| 19. Ziet gij niet dat Allah
14 15, 19| 19. En Wij hebben de aarde
15 16, 19| 19. En Allah weet wat gij verbergt
16 17, 19| 19. En een ieder die het Hiernamaals
17 18, 19| 19. En Wij deden hen ontwaken,
18 19 | 19. Maria (Marjam) ~Geopenbaard
19 19, 19| 19. Hij antwoordde: "Ik ben
20 20, 19| 19. Hij zeide: "Werp hem neer
21 21, 19| 19. Hem behoort wat in de hemelen
22 22, 19| 19. Hier zijn twee tegenstanders
23 23, 19| 19. En Wij brengen daarmede
24 24, 19| 19. Zij die graag willen dat
25 25, 19| 19. Zo hebben dezen wat gij
26 26, 19| 19. En gij weet wat gij deedt,
27 27, 19| 19. Daarop glimlachte hij,
28 28, 19| 19. En toen hij hem wilde grijpen
29 29, 19| 19. Zien zij niet hoe Allah
30 30, 19| 19. Hij brengt de levenden
31 31, 19| 19. En loop met gewone stap
32 32, 19| 19. Zij, dje geloven en goede
33 33, 19| 19. Zij zijn terughoudend in
34 34, 19| 19. Maar zij zeiden: "Onze
35 35, 19| 19. De blinde is niet gelijk
36 36, 19| 19. Zij antwoordden: "Uw onheil
37 37, 19| 19. Er zal slechts één roep
38 38, 19| 19. En de vogelen die tezamen
39 39, 19| 19. Kunt gij hem, tegen wie
40 40, 19| 19. Hij kent de oneerlijkheid
41 41, 19| 19. Op de dag waarop Allah'
42 42, 19| 19. Allah is Zorgzaam tegenover
43 43, 19| 19. En zij maakten de engelen,
44 44, 19| 19. En verheft u niet tegen
45 45, 19| 19. Voorwaar, zij zullen u
46 46, 19| 19. En voor allen zijn er graden
47 47, 19| 19. Weet, dat er buiten Allah
48 48, 19| 19. En een grote buit die zij
49 50, 19| 19. En de bezwijming des doods
50 51, 19| 19. En van hun rijkdommen was
51 52, 19| 19. Eet en drinkt met genoegen
52 53, 19| 19. Ziet, de Laat en de Ozza, ~
53 54, 19| 19. Wij zonden een woedende
54 55, 19| 19. Hij heeft de twee zeeën
55 56, 19| 19. Zij zullen daarvan geen
56 57, 19| 19. En zij, die in Allah en
57 58, 19| 19. Satan heeft hen volledig
58 59, 19| 19. En weest niet als degenen
59 67, 19| 19. Hebben zij de vogelen niet
60 68, 19| 19. Toen kwam er van uw Heer
61 69, 19| 19. En hij, aan wie zijn boek
62 70, 19| 19. Voorwaar, de mens is geschapen
63 71, 19| 19. En Allah heeft de aarde
64 72, 19| 19. En toen de dienaar van
65 73, 19| 19. Dit is zeker een vermaning.
66 74, 19| 19. Vervloekt zij hij, hoe
67 75, 19| 19. Daarna rust de verklaring
68 76, 19| 19. En jonge mensen, die niet
69 77, 19| 19. Wee op die Dag degenen
70 78, 19| 19. En de hemel wordt geopend
71 79, 19| 19. En ik zal u tot uw Heer
72 80, 19| 19. Uit een kleine levenskiem
73 81, 19| 19. Dat is voorzeker de boodschap
74 82 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 19 strofen. ~In naam van Allah,
75 82, 19| 19. De Dag waarop een ziel
76 83, 19| 19. En wat weet gij er van
77 84, 19| 19. Dat gij zeker van de ene
78 85, 19| 19. Ja, maar de ongelovigen
79 87 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 19 strofen. ~In naam van Allah,
80 87, 19| 19. De geschriften van Abraham
81 88, 19| 19. En naar de bergen, hoe
82 89, 19| 19. En gij verslindt het erfdeel
83 90, 19| 19. Maar zij, die niet in Onze
84 92, 19| 19. En niemand heeft Hem een
85 96 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 19 strofen. ~In naam van Allah,
86 96, 19| 19. Neen, gehoorzaam hem niet,
|