Sura, Verse
1 2, 81 | 81. Voorzeker, die kwaad doet en door zijn zonden
2 2, 90 | 90. Kwaad is datgene, waarvoor zij
3 2, 169| Hij gebiedt u alleen, wat kwaad en wat onrein is en dat
4 3, 108| Allah wenst de werelden geen kwaad toe. ~
5 3, 110| wat goed is, verbiedt wat kwaad is en gelooft in Allah.
6 3, 174| genade van Allah terug, geen kwaad had hen aangeraakt en zij
7 3, 187| verwaarloosden dat voor luttel gewin. Kwaad was hetgeen zij in ruil
8 4, 17 | degenen, die in onwetendheid kwaad doen en dan daarna berouw
9 4, 18 | berouw voor degene, die kwaad doet, totdat de dood hem
10 4, 19 | zijn aan een schandelijk kwaad; en blijft met haar vriendelijk
11 4, 79 | dat komt van Allah en welk kwaad u overkomt, komt door uzelf.
12 4, 110| 110. Wie kwaad doet of zijn ziel onrecht
13 4, 123| mensen van het Boek. Wie kwaad doet zal er voor worden
14 4, 149| of deze verbergt, of een kwaad vergeeft, Allah is voorzeker
15 5, 76 | geen macht heeft u goed of kwaad te doen? En het is Allah,
16 6, 54 | wie uwer in onwetendheid kwaad doet en daarna berouw heeft
17 7, 131| komt ons toe." En als hen kwaad overkwam, schreven zij de
18 7, 153| 153. Doch diegenen die kwaad doen en daarna berouw tonen
19 7, 188| geen macht over goed of kwaad voor mijzelf. En als ik
20 8, 25 | alleen degenen, die onder u kwaad doen zal treffen. En weet,
21 10, 13 | vóór u bestonden toen zij kwaad verrichtten en er kwamen
22 10, 27 | verrichten, de vergelding van het kwaad zal het gelijke daaraan
23 10, 52 | Dan zal er tot degenen die kwaad deden worden gezegd: "Ondergaat
24 11, 54 | sommige onzer Goden u met kwaad hebben bezocht." Hij antwoordde: "
25 11, 64 | voeden en doe haar geen kwaad, anders zal de eerste de
26 11, 67 | achterhaalde degenen die kwaad hadden gesticht en zij lagen
27 11, 78 | Ook voordien plachten zij kwaad te doen. Hij (Lot) zeide: "
28 11, 102| steden grijpt, terwijl zij kwaad verrichten. Voorzeker, Zijn
29 12, 24 | Zo kwam het dat Wij het kwaad en de onbetamelijkheid van
30 12, 51 | verheerlijkt. Wij hebben geen kwaad van hem geweten." De vrouw
31 13, 16 | voor zich over goed noch kwaad macht hebben?" Zeg: "Kunnen
32 14, 12 | zullen voorzeker al het kwaad dat gij ons doet met geduld
33 16, 28 | zeggen): "Wij deden geen kwaad." Neen, Allah weet, wat
34 16, 85 | En wanneer degenen die kwaad verrichten de straf in werkelijkheid
35 16, 90 | verbiedt onbetamelijkheid, kwaad en opstand. Hij raadt u
36 16, 119| degenen die in onwetendheid kwaad doen, en daarna berouw hebben
37 17, 7 | voor uzelf; en indien gij kwaad doet, is het tegen uzelf.
38 17, 56 | hebben geen macht om het kwaad van u te verwijderen, of
39 17, 59 | teken doch zij deden haar kwaad; Wij zenden slechts tekenen
40 17, 83 | gaat terzijde en wanneer kwaad hem achterhaalt wordt hij
41 18, 87 | Wat betreft degene die kwaad doet, hem zullen wij straffen;
42 20, 89 | en geen macht had om hun kwaad of goed te doen? ~
43 20, 120| Doch Satan fluisterde hem kwaad in, hij zeide: "O Adam,
44 21, 35 | ondergaan en Wij beproeven u met kwaad en goed en tot Ons zult
45 21, 36 | zeggen: "Is dit degene die kwaad spreekt van uw Goden?" terwijl
46 21, 70 | 70. En zij wensten hem kwaad te doen doch Wij deden hen
47 22, 71 | bezitten. En voor degenen die kwaad bedrijven is er geen helper. ~
48 24, 11 | beschouwt dit niet als een kwaad voor u - integendeel het
49 24, 23 | gelovige vrouwen, die geen kwaad kennen, belasteren, zijn
50 24, 61 | de zieken of uzelven geen kwaad, dat gij in uw eigen huizen
51 24, 61 | vrienden. Het doet u geen kwaad of gij tezamen of afzonderlijk
52 25, 3 | hebben om zichzelf goed of kwaad te doen, noch macht hebben
53 26, 156| 156. En doe haar geen kwaad anders zal de straf van
54 27, 11 | 11. Noch degene die kwaad doet en daarna het kwade
55 27, 14 | overtuigd waren. Ziet, hoe kwaad het einde was van de onruststokers. ~
56 27, 47 | antwoordden: "Wij voorzien kwaad wegens u en degenen die
57 28, 84 | voor beloond, maar zij die kwaad doen, worden slechts vergolden
58 29, 45 | weerhoudt van ondeugd en kwaad. En Allah gedachtig te zijn
59 30, 10 | einde bitter voor hen die kwaad deden, omdat zij de tekenen
60 30, 36 | zich daarin; maar als een kwaad hen overkomt door hun eigen
61 33, 17 | beschermen indien Hij u met kwaad wil treffen of barmhartigheid
62 34, 42 | macht om elkander goed of kwaad te doen." En Wij zullen
63 36, 23 | Hem? Indien de Barmhartige kwaad met mij zou voorhebben,
64 39, 48 | 48. De straf voor het kwaad dat zij bedreven zal hun
65 39, 51 | 51. En het kwaad dat zij deden trof hen en
66 39, 61 | hun geloof redden. Geen kwaad zal over hen komen noch
67 40, 40 | 40. Wie kwaad doet zal naar evenredigheid
68 40, 58 | doen gelijk aan hen die kwaad doen. Gering is de lering
69 40, 76 | binnen daarin vertoevende. Kwaad is nu het tehuis voor de
70 41, 46 | zijn eigen ziel; en wie kwaad bedrijft, het is er tegen.
71 42, 48 | in. Maar indien hun een kwaad overkomt door hetgeen hun
72 45, 15 | zijn eigen ziel: en wie kwaad doet, doet dat tegen zijn
73 49, 11 | elkaar bij scheldnamen. Kwaad is (het geven van) een slechte
74 60, 2 | tong naar u uitsteken om u kwaad te berokkenen, en zij wensen
75 65, 6 | middelen; en doet haar geen kwaad om het haar moeilijk te
76 70, 20 | 20. Als hem kwaad overkomt, is hij vol weeklagen, ~
77 72, 21 | mijzelf) geen macht u goed of kwaad te doen." ~
78 76, 7 | vrezen een Dag waarvan het kwaad verstrekkend is. ~
79 99, 8 | ter grootte van een atoom kwaad deed, zal ook dat aanschouwen. ~~
|