Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
247 1
248 1
249 1
25 75
250 2
251 2
252 1
Frequency    [«  »]
76 24
76 waarom
75 23
75 25
75 datgene
75 geloof
74 26

Koran

IntraText - Concordances

25

                                         bold = Main text
   Sura, Verse                           grey = Comment text
1 2, 25| 25. En verkondig aan degenen, 2 3, 25| 25. Hoe zal het dan zijn, wanneer 3 4, 25| 25. En wie uwer het niet kan 4 5, 25| 25. Hij zeide: "Mijn Heer, 5 6, 25| 25. Er zijn sommigen hunner, 6 7, 25| 25. Hij zeide: "Gij zult daarop 7 8, 25| 25. En behoedt u voor het onheil, 8 9, 25| 25. Voorzeker, Allah heeft 9 10, 25| 25. En Allah roept naar het 10 11, 25| 25. Wij zonden Noach tot zijn 11 12, 25| 25. En zij holden beiden naar 12 13, 25| 25. En degenen, die het verbond 13 14, 25| 25. Deze brengt door het gebod 14 15, 25| 25. Voorzeker uw Heer zal hen 15 16, 25| 25. Dat zij op de Dag der Opstanding 16 17, 25| 25. Uw Heer weet het best, 17 18, 25| 25. En zij bleven driehonderd 18 19, 25| 25. "En schud de stam van de 19 20, 25| 25. Hij zeide: "Mijn Heer, 20 21, 25| 25. En Wij zonden geen boodschapper 21 22, 25| 25. Voorzeker degenen die niet 22 23, 25| 25. Hij is slechts een bezetene; 23 24, 25| 25. Op die Dag zal Allah hun 24 25 | 25. Het Criterion (Al-Forqaan) ~ 25 25, 25| 25. En de Dag waarop de hemel 26 26, 25| 25. Pharao zeide tot degenen 27 27, 25| 25. Zij aanbidden Allah niet, 28 28, 25| 25. En een der twee vrouwen 29 29, 25| 25. Hij (Abraham) zeide: "Gij 30 30, 25| 25. En dit is onder Zijn tekenen, 31 31, 25| 25. En als gij hun vraagt: " 32 32, 25| 25. Voorwaar, uw Heer zal op 33 33, 25| 25. Allah weerhield de ongelovigen 34 34, 25| 25. Zeg: "Gij zult niet worden 35 35, 25| 25. Indien dezen u verloochenen, 36 36, 25| 25. Ik geloof in uw Heer, luistert 37 37, 25| 25. "Wat scheelt u dat gij 38 38, 25| 25. Daarom gaven Wij hem bescherming 39 39, 25| 25. Ook degenen die vóór hen 40 40, 25| 25. En toen hij (Mozes) met 41 41, 25| 25. Wij stelden gezellen (duivelen) 42 42, 25| 25. Hij Die berouw aanvaardt 43 43, 25| 25. Daarom straften Wij hen; 44 44, 25| 25. Hoevele tuinen en bronnen 45 45, 25| 25. En wanneer Onze duidelijke 46 46, 25| 25. Deze zal alles door het 47 47, 25| 25. Waarlijk, voor hen die 48 48, 25| 25. Zij zijn het die niet geloofden 49 50, 25| 25. "Die het goede belette, 50 51, 25| 25. Toen zij bij hem binnentraden 51 52, 25| 25. En zij zullen zich vragend 52 53, 25| 25. Neen, aan Allah behoren 53 54, 25| 25. Is de vermaning hem alleen 54 55, 25| 25. Welke van de gunsten van 55 56, 25| 25. Zij zullen daar geen ijdele 56 57, 25| 25. Voorwaar, Wij zonden Onze 57 67, 25| 25. En zij zeggen: "Wanneer 58 68, 25| 25. En zij gingen vroeg in 59 69, 25| 25. Maar, hij wiens boek in 60 70, 25| 25. Voor de bedelaar en voor 61 71, 25| 25. Daarom werden zij vanwege 62 72, 25| 25. Zeg hun: "Ik weet niet 63 74, 25| 25. Dit is slechts het woord 64 75, 25| 25. Wetende dat een vreselijke 65 76, 25| 25. En gedenk de naam van uw 66 77, 25| 25. Hebben Wij de aarde niet 67 78, 25| 25. Behalve kokend water en 68 79, 25| 25. Daarop greep Allah hem 69 80, 25| 25. Hoe Wij water doen neerstromen, ~ 70 81, 25| 25. En dit is niet het woord 71 83, 25| 25. Hun wordt zuivere verzegelde 72 84 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 25 strofen. ~In naam van Allah, 73 84, 25| 25. Maar voor de gelovigen 74 88, 25| 25. Voorwaar, hun terugkeer 75 89, 25| 25. Niemand straft zoals Hij


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License