Sura, Verse
1 2, 23| 23. En, indien gij in twijfel
2 3, 23| 23. Kent gij niet degenen,
3 4, 23| 23. Verboden zijn u uw moeders
4 5, 23| 23. Daarop zeiden twee mannen
5 6, 23| 23. Dan zal hun antwoord niet
6 7, 23| 23. Zij antwoordden: "Onze
7 8, 23| 23. Als Allah enig goed in
8 9, 23| 23. O gij, die gelooft, neemt
9 10, 23| 23. Maar wanneer Hij hen heeft
10 11, 23| 23. Voorwaar, die geloven en
11 12, 23| 23. En zij, in wier huis hij
12 13, 23| 23. Tuinen der eeuwigheid.
13 14, 23| 23. En de gelovigen die goede
14 15, 23| 23. En voorwaar, Wij zijn het,
15 16, 23| 23. Allah weet ongetwijfeld
16 17, 23| 23. Uw Heer heeft u bevolen,
17 18, 23| 23. En zeg niet over iets: "
18 19, 23| 23. En de smarten der bevalling
19 20, 23| 23. "Opdat Wij u Onze grotere
20 21, 23| 23. Hij kan niet worden ondertraagd
21 22, 23| 23. Doch Allah zal degenen
22 23 | 23. De Gelovigen (Al-Mominoen) ~
23 23, 23| 23. En Wij zonden Noach tot
24 24, 23| 23. Zij die kuise, gelovige
25 25, 23| 23. En Wij zullen ons tot hun
26 26, 23| 23. Pharao zeide: "En wie is
27 27, 23| 23. Ik vond een vrouw, die
28 28, 23| 23. En toen hij bij de bron
29 29, 23| 23. Zij, die in de tekenen
30 30, 23| 23. En tot Zijn tekenen behoort
31 31, 23| 23. En zij die niet geloven,
32 32, 23| 23. Voorzeker, Wij gaven Mozes
33 33, 23| 23. Er zijn mensen onder de
34 34, 23| 23. Geen voorspraak geldt bij
35 35, 23| 23. Gij (profeet) zijt slechts
36 36, 23| 23. Zal ik anderen tot goden
37 37, 23| 23. Naast Allah. Leidt hen
38 38, 23| 23. "Deze is mijn broeder;
39 39, 23| 23. Allah heeft de beste verkondiging
40 40, 23| 23. En Wij zonden Mozes met
41 41, 23| 23. En deze gedachte van u,
42 42, 23| 23. Dit is het waarvan Allah
43 43, 23| 23. En evenzo zonden Wij geen
44 44, 23| 23. God zeide: "Trek met Mijn
45 45, 23| 23. Hebt gij hem gezien, die
46 46, 23| 23. Hij zeide: "De kennis daarvan
47 47, 23| 23. Dezen zijn het, die Allah
48 48, 23| 23. Zo is de handelwijze van
49 50, 23| 23. En zijn metgezel zal zeggen: "
50 51, 23| 23. Bij de Heer van de hemel
51 52, 23| 23. Daar zullen zij elkander
52 53, 23| 23. Dit zijn slechts namen
53 54, 23| 23. Ook (het volk van) Samoed
54 55, 23| 23. Welke van de gunsten van
55 56, 23| 23. Als verscholen paarlen. ~
56 57, 23| 23. Opdat gij niet moogt treuren
57 59, 23| 23. Hij is Allah, naast Wie
58 67, 23| 23. Zeg: "Hij is het, Die u
59 68, 23| 23. En zij gingen fluisterend
60 69, 23| 23. Waarvan het fruit gemakkeljik
61 70, 23| 23. En in hun gebeden volharden ~
62 71, 23| 23. En zeggen tegen elkander: '
63 72, 23| 23. (Mij is) slechts de verkondiging
64 74, 23| 23. Dan keerde hij zich om
65 75, 23| 23. Opziende naar hun Heer; ~
66 76, 23| 23. Voorwaar, Wij hebben de
67 77, 23| 23. Zo hebben Wij bepaald.
68 78, 23| 23. Die daarin lange tijd zullen
69 79, 23| 23. En hij (Pharao) verzamelde
70 80, 23| 23. Neen, hij heeft hetgeen
71 81, 23| 23. En hij zag hem (Gabriël)
72 83, 23| 23. Op hoge sofa's zullen zij
73 84, 23| 23. Doch Allah weet het beste
74 88, 23| 23. Maar hij die zich afwendt
75 89, 23| 23. Op die Dag zal de hel (
|