Sura, Verse
1 2, 124| opdrachten beproefde en Abraham deze vervulde, zeide Hij: "
2 2, 124| leider der mensen maken". Abraham vroeg: "En ook aran onder
3 2, 125| zeggende: "Neemt de plaats van Abraham als een plaats voor gebed".
4 2, 125| voor gebed". En Wij geboden Abraham en Ismaël, zeggende: "Reinigt
5 2, 126| 126. En toen Abraham bad: "Mijn Heer, maak deze
6 2, 127| 127. En toen Abraham en Ismaël de muren van het
7 2, 130| zich van het geloof van Abraham afwenden, behalve hij, die
8 2, 132| 132. En hetzelfde legde Abraham aan zijn zonen op en Jacob
9 2, 133| aanbidden, de God uwer vaderen, Abraham, Ismaël en Izaäk, de enige
10 2, 135| volg) de godsdienst van Abraham, de oprechte: hij behoorde
11 2, 136| geopenbaard en in hetgeen tot Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en
12 2, 140| 140. Zegt gij, dat Abraham en Ismaël en Izaäk en Jacob
13 2, 258| vernomen van hem, die met Abraham over zijn Heer redetwistte,
14 2, 258| koninkrijk had gegeven? Toen Abraham zeide: "Mijn Heer is Hij,
15 2, 258| geef leven en doe sterven." Abraham zeide: "Nu, Allah doet de
16 2, 260| 260. En toen Abraham zeide: "Mijn Heer, toon
17 3, 33 | Noach en de nakomelingen van Abraham en de nakomelingen van Imraan
18 3, 65 | waarom redetwist gij over Abraham, wanneer de Torah en het
19 3, 67 | 67. Abraham was noch een Jood, noch
20 3, 68 | 68. Voorzeker, zij die Abraham het dichtst nabijkomen,
21 3, 84 | hetgeen werd geopenbaard aan Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob, en
22 3, 95 | daarom de godsdienst van Abraham, de oprechte, hij behoorde
23 3, 97 | tekenen: het is de plaats van Abraham en wie het binnengaat is
24 4, 54 | gaven aan de kinderen van Abraham het Boek en de Wijsheid
25 4, 125| de godsdienst volgt van Abraham de oprechte? Allah nam Abraham
26 4, 125| Abraham de oprechte? Allah nam Abraham tot vriend. ~
27 4, 163| gaven een openbaring aan Abraham en Ismaël en Izaäk en Jacob
28 6, 74 | 74. Toen Abraham tot zijn vader Azar zeide: "
29 6, 75 | 75. Zo toonden Wij Abraham het koninkrijk der hemelen
30 6, 83 | onze bewijsgrond die Wij Abraham tegen zijn volk gaven. Wij
31 6, 161| geloof, de godsdienst van Abraham, de oprechte. En hij behoorde
32 9, 70 | en Samoed en het volk van Abraham en de bewoners van Midian
33 9, 114| vragen om vergiffenis door Abraham voor zijn vader, geschiedde
34 9, 114| van hem terug. Voorzeker, Abraham was uiterst zachtmoedig,
35 11, 69 | met blijde tijdingen tot Abraham. Zij zeiden: "Vrede zij
36 11, 74 | 74. En toen de vrees Abraham verliet en de blijde tijding
37 11, 75 | 75. Abraham was inderdaad verdraagzaam,
38 11, 76 | 76. "O Abraham, wend u hiervan af. Het
39 12, 6 | aan twee uwer voorvaderen, Abraham en Izaak had voltooid. Voorwaar,
40 12, 38 | godsdienst van mijn vaderen, Abraham, Izaak en Jacob. Het betaamt
41 14 | 14. Abraham (Ibrahiem) Geopenbaard
42 14, 35 | 35. En toen Abraham zeide: "Mijn Heer maak deze
43 16, 120| 120. Abraham was inderdaad een voorbeeld
44 16, 123| geopenbaard, "Volg de weg van Abraham, de oprechte, die geen afgodendienaar
45 19, 41 | 41. En vermeld Abraham in het Boek. Hij was een
46 19, 46 | Verzaakt gij mijn goden, o Abraham? Indien gij niet ophoudt,
47 19, 47 | 47. Abraham zeide: "Vrede zij met u.
48 19, 58 | en van het nageslacht van Abraham en Israël; en zij behoren
49 21, 51 | voorheen schonken Wij aan Abraham zijn rechtschapenheid en
50 21, 60 | over hen spreken; hij heet Abraham." ~
51 21, 62 | onze Goden aangedaan, o Abraham?" ~
52 21, 69 | koel en onschadelijk voor Abraham." ~
53 22, 26 | 26. En toen Wij Abraham de plaats voor het Huis (
54 22, 43 | 43. En het volk van Abraham en het volk van Lot; ~
55 22, 78 | het geloof van uw vader Abraham. Hij heeft u Moslims genoemd
56 26, 69 | het volk het verhaal van Abraham. ~
57 29, 16 | 16. En Wij zonden Abraham, en hij zeide tot zijn volk: "
58 29, 25 | 25. Hij (Abraham) zeide: "Gij hebt naast
59 29, 26 | En Lot geloofde in hem. Abraham zeide: "Ik vlucht naar mijn
60 29, 31 | toen onze boodschappers Abraham het nieuws brachten, zeiden
61 33, 7 | sloten: met u, met Noach, Abraham, Mozes, en Jezus de zoon
62 37, 83 | tot zijn partij behoorde Abraham; ~
63 37, 88 | 88. En hij (Abraham) redetwistte over de sterren, ~
64 37, 104| Riepen Wij hem toe: "O Abraham, ~
65 37, 109| 109. "Vrede zij Abraham." ~
66 38, 45 | En gedenk Onze dienaren Abraham, Izaak en Jacob, de bezitters
67 42, 13 | aan u openbaren en die Wij Abraham, Mozes en Jezus oplegden: "
68 43, 26 | 26. En (gedenkt) hoe Abraham tot zijn vader en zijn volk
69 51, 31 | 31. Abraham zeide: "Wat is uw taak,
70 53, 37 | 37. En van Abraham, die de geboden hield? ~
71 57, 26 | En Wij zonden Noach en Abraham, en Wij plaatsten in hun
72 60, 4 | goed voorbeeld voor u in Abraham en degenen die met hem waren
73 60, 4 | uitgezonderd het woord van Abraham tot zijn vader: "Ik zal
74 87, 19 | 19. De geschriften van Abraham en Mozes. ~~
|