bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 28| 28. Hoe kunt gij Allah verwerpen,
2 3, 28| 28. Laat de gelovigen geen
3 4, 28| 28. Allah wil uw last verlichten,
4 5, 28| 28. "Als gij uw hand naar mij
5 6, 28| 28. Neen, hetgeen zij voorheen
6 7, 28| 28. En wanneer zij een slechte
7 8, 28| 28. En weet, dat uw bezittingen
8 9, 28| 28. O, gij die gelooft, de
9 10, 28| 28. En de Dag waarop Wij hen
10 11, 28| 28. Hij (Noach) zeide: "O,
11 12, 28| 28. Toen hij (haar man) zag
12 13, 28| 28. Degenen die geloven, en
13 14, 28| 28. Ziet gij niet degenen,
14 15, 28| 28. Toen uw Heer tot de engelen
15 16, 28| 28. "Degenen, die de engelen
16 17, 28| 28. En indien gij u van hen
17 18, 28| 28. Blijf bij degenen die hun
18 19, 28| 28. "O Zuster van Aäron, uw
19 20, 28| 28. "Opdat zij (de mensen)
20 21, 28| 28. Hij weet wat vóór hen is,
21 22, 28| 28. Opdat zij van hun voordeel
22 23, 28| 28. "En wanneer gij de Ark
23 24, 28| 28. En indien gij niemand daarin
24 25, 28| 28. O. wee! Had ik nooit zo
25 26, 28| 28. Mozes zeide: "Hij is de
26 27, 28| 28. Ga met deze mijn brief
27 28 | 28. De Vertelling (Al-Qasas)
28 28, 28| 28. Mozes antwoordde: "Dat
29 29, 28| 28. En toen Lot tot zijn volk
30 30, 28| 28. Hij geeft een gelijkenis
31 31, 28| 28. O mensen uw Schepping en
32 32, 28| 28. En zij (de ongelovigen)
33 33, 28| 28. O profeet! Zeg aan uw vrouwen, "
34 34, 28| 28. En Wij hebben u slechts
35 35, 28| 28. Ook mensen, beesten, vee
36 36, 28| 28. En Wij zonden na hem geen
37 37, 28| 28. Zij zullen zeggen: "Voorwaar,
38 38, 28| 28. Zullen Wij degenen, die
39 39, 28| 28. Dit is een duidelijke verkondiging
40 40, 28| 28. En een gelovig man uit
41 41, 28| 28. Dat is het loon van Allah'
42 42, 28| 28. Hij is het, Die regen nederzendt
43 43, 28| 28. En Hij maakte dit een blijvende
44 44, 28| 28. Zo was het, maar Wij deden
45 45, 28| 28. En gij zult ieder volk
46 46, 28| 28. Waarom hielpen degenen,
47 47, 28| 28. Omdat zij datgene volgen
48 48, 28| 28. Hij is het, Die Zijn boodschapper
49 50, 28| 28. God zal antwoorden: "Redetwist
50 51, 28| 28. Daarop begon hij hen te
51 52, 28| 28. Wij plachten voorheen Hem
52 53, 28| 28. Maar zij hebben daar geen
53 54, 28| 28. En zeg hun, dat het water
54 55, 28| 28. Welke van de gunsten van
55 56, 28| 28. Zij zullen zich bevinden
56 57, 28| 28. O gij gelovigen, vreest
57 67, 28| 28. Zeg: "Vertel mij, indien
58 68, 28| 28. De beste onder hen sprak: "
59 69, 28| 28. Mijn rijkdom heeft mij
60 70, 28| 28. Voorwaar, er is geen beveiliging
61 71 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 28 strofen. ~In naam van Allah,
62 71, 28| 28. Mijn Heer, vergeef mij,
63 72 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 28 strofen. ~In naam van Allah,
64 72, 28| 28. Opdat Hij moge weten dat
65 74, 28| 28. Het ontziet niets, noch
66 75, 28| 28. Dan weet hij dat hij scheiden
67 76, 28| 28. Wij zijn het Die hen geschapen
68 77, 28| 28. Wee op die Dag degenen
69 78, 28| 28. En verwierpen Onze tekenen
70 79, 28| 28. Hij verhief hem hoog en
71 80, 28| 28. Ook druiven en groenten, ~
72 81, 28| 28. Voor hem onder u die oprecht
73 83, 28| 28. Een bron waaruit de nabij (
74 89, 28| 28. Keer tot uw Heer terug,
|