bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 26| 26. Waarlijk, Allah acht het
2 3, 26| 26. Zeg: "O, Allah, Heer van
3 4, 26| 26. Allah wenst u te onderrichten
4 5, 26| 26. Allah zeide: "Voorzeker,
5 6, 26| 26. En zij verbieden (anderen)
6 7, 26| 26. O kinderen van Adam! Wij
7 8, 26| 26. En gedenkt, toen gij weinigen
8 9, 26| 26. Daarna zond Allah Zijn
9 10, 26| 26. Er zal voor degenen die
10 11, 26| 26. Dat gij niemand dan Allah
11 12, 26| 26. Hij (Jozef) zeide: "Zij
12 13, 26| 26. Allah vergroot en vermindert
13 14, 26| 26. En een slecht woord is
14 15, 26| 26. Waarlijk Wij schiepen de
15 16, 26| 26. Degenen, die vóór hen waren,
16 17, 26| 26. Geef de verwanten, de armen
17 18, 26| 26. Zeg: "Allah weet het best,
18 19, 26| 26. "Eet en drink en koel uw
19 20, 26| 26. "En maak mij mijn taak
20 21, 26| 26. En zij zeggen: "De Barmhartige
21 22, 26| 26. En toen Wij Abraham de
22 23, 26| 26. Noach zeide: "O mijn Heer,
23 24, 26| 26. Slechte vrouwen zijn voor
24 25, 26| 26. Het ware Koninkrijk zal
25 26 | 26. De Dichters (Asj-Sjoaraa)
26 26, 26| 26. Mozes zeide: "Uw Heer,
27 27, 26| 26. Allah! Er is geen God naast
28 28, 26| 26. Een der twee vrouwen zeide: "
29 29, 26| 26. En Lot geloofde in hem.
30 30, 26| 26. En aan Hem behoort een
31 31, 26| 26. Aan Allah behoort al hetgeen
32 32, 26| 26. Komen zij niet tot inzicht (
33 33, 26| 26. En Hij deed de mensen van
34 34, 26| 26. Zeg: "Onze Heer zal ons
35 35, 26| 26. Dan greep Ik de ongelovigen
36 36, 26| 26. Er werd gezegd: "Ga het
37 37, 26| 26. Neen, op die Dag zullen
38 38, 26| 26. (Wij zeiden): "O David,
39 39, 26| 26. En Allah vernederde hen
40 40, 26| 26. En Pharao zeide: "Laat
41 41, 26| 26. En de ongelovigen zeggen: "
42 42, 26| 26. En Hij verhoort de gelovigen
43 43, 26| 26. En (gedenkt) hoe Abraham
44 44, 26| 26. En de korenvelden en de
45 45, 26| 26. Zeg: "Het is Allah, Die
46 46, 26| 26. En Wij hadden hen stevig
47 47, 26| 26. Dat is doordat zij tot
48 48, 26| 26. Toen de ongelovigen verwaandheid
49 50, 26| 26. "Die een andere God naast
50 51, 26| 26. Maar hij ging rustig naar
51 52, 26| 26. Zij zullen zeggen: "Voorheen
52 53, 26| 26. En hoevele engelen zijn
53 54, 26| 26. Morgen zullen zij weten
54 55, 26| 26. Al hetgeen is, zal vergaan. ~
55 56, 26| 26. Doch het woord "vrede,
56 57, 26| 26. En Wij zonden Noach en
57 67, 26| 26. Zeg: "De kennis daarvan
58 68, 26| 26. Maar toen zij de tuin zagen,
59 69, 26| 26. En had ik maar niet geweten
60 70, 26| 26. En degenen die de Dag des
61 71, 26| 26. En Noach had gezegd: "Mijn
62 72, 26| 26. Hij is de Kenner van het
63 74, 26| 26. Weldra zal Ik hem in het
64 75, 26| 26. Ja! Als de ziel van de
65 76, 26| 26. En aanbid Hem gedurende (
66 77, 26| 26. De levenden en de doden
67 78, 26| 26. Een passende vergelding (
68 79, 26| 26. Waarlijk daarin is een
69 80, 26| 26. Dan de aarde splijten, ~
70 81, 26| 26. Waarheen richt gij u dan? ~
71 83, 26| 26. Welks zegel muskus is.
72 88 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 26 strofen. ~In naam van Allah,
73 88, 26| 26. Dan zullen Wij rekenschap
74 89, 26| 26. Noch boeit iemand zoals
|