Sura, Verse
1 2, 40 | houden en Mij alleen zult gij vrezen. ~
2 2, 229| hebt gegeven, tenzij beiden vrezen, Allah's bepalingen niet
3 2, 274| hun Heer; zij zullen niet vrezen, noch zullen zij treuren. ~
4 2, 282| hij moet Allah, zijn Heer vrezen en niets daaraan afdoen.
5 2, 283| laat hem Allah zijn Heer vrezen. Verbergt geen getuigenis;
6 3, 15 | Voor degenen, die God vrezen, zijn er tuinen bij hun
7 3, 198| Maar zij, die hun Heer vrezen, zullen tuinen hebben, waar
8 4, 9 | 9. En laat hen Allah vrezen, die, indien zij hun eigen
9 4, 9 | zijn. Laat hen Allah daarom vrezen en laat hen het juiste woord
10 4, 77 | zoals men Allah behoort te vrezen, of zelfs nog erger en zij
11 4, 131| ook u geboden: Allah te vrezen. Maar als gij verwerpt -
12 5, 52 | haasten, zeggende: "Wij vrezen, dat ons rampspoed zal overkomen."
13 5, 54 | verwijt van een berisper niet vrezen. Dit is Allah's genade;
14 5, 93 | zij eten mits zij Allah vrezen en geloven en goede werken
15 5, 93 | werken doen en nogmaals vrezen en geloven en zelfs nogmaals
16 5, 93 | geloven en zelfs nogmaals vrezen en goeddoen. En Allah heeft
17 5, 94 | die Hem in het verborgene vrezen. Derhalve zal voor hen,
18 5, 108| naar de feiten, of hen doen vrezen, dat andere eden na hun
19 6, 32 | Doch voor degenen die God vrezen, is het tehuis van het Hiernamaals
20 6, 51 | Waarschuw daarmede degenen die vrezen, dat zij tot hun Heer worden
21 6, 51 | hebben, opdat zij (God) mogen vrezen. ~
22 6, 69 | 69. En degenen die God vrezen, zijn in het geheel niet
23 6, 81 | En hoe kan ik uw afgoden vrezen, terwijl gij zelf uw afgoderij
24 7, 35 | voordragen, dan, wie Allah zal vrezen en goede daden verrichten,
25 7, 65 | Wilt gij dan niet (God) vrezen?" ~
26 7, 116| der mensen en deden hen vrezen en toonden hun grote toverkunst. ~
27 7, 154| voor degenen, die hun Heer vrezen. ~
28 7, 156| verordenen voor degenen die Mij vrezen en de Zakaat betalen en
29 7, 169| voor degenen, die (God) vrezen. Begrijpt gij dat niet? ~
30 7, 201| 201. Degenen die (God) vrezen, wanneer hen een boze neiging
31 8, 56 | verbond telkens weer en zij vrezen niet. ~
32 9, 13 | waardig, dat gij Hem zoudt vrezen als gij gelovigen zijt. ~
33 9, 64 | 64. De huichelaars vrezen, dat een Soerah tegen hen
34 12, 57 | degenen die geloven en God vrezen. ~
35 12, 109| beter voor degenen, die vrezen. Wilt gij dan niet begrijpen? ~
36 13, 21 | te worden en die hun Heer vrezen en de kwade afrekening duchten. ~
37 15, 52 | antwoordde: "Voorwaar, wij vrezen u." ~
38 16, 50 | 50. Zij vrezen hun Heer boven hen en doen
39 16, 52 | gij dan iets buiten Allah vrezen? ~
40 16, 128| is met degenen, die (God) vrezen en goeddoen. ~~
41 18, 49 | zult gij de schuldigen zien vrezen wegens hetgeen daarin staat
42 20, 44 | lering uit moge trekken, of vrezen." ~
43 20, 45 | antwoordden: "Onze Heer, wij vrezen dat hij tegenover ons gewelddadig
44 20, 77 | zee. Gij behoeft niet te vrezen, dat gij zult worden ingehaald,
45 20, 112| ongerechtigheid of verlies te vrezen. ~
46 20, 113| uiteengezet, opdat men (God) moge vrezen en opdat het hen tot nadenken
47 21, 49 | hun Heer in het verborgene vrezen en het Uur duchten. ~
48 23, 23 | buiten Hem. Wilt gij dan niet vrezen?" ~
49 23, 32 | dan Hem. Wilt gij dan niet vrezen?" ~
50 24, 37 | de Zakaat te betalen, zij vrezen de Dag waarop harten en
51 24, 50 | hart? Of twijfelen zij, of vrezen zij dat Allah en Zijn boodschapper
52 26, 11 | Pharao. Zullen zij (Mij) niet vrezen?" ~
53 26, 106| zeide: "Wilt gij niet (God) vrezen?" ~
54 27, 10 | niet, voorwqwaar bij Mij vrezen de boodschappers niet." ~
55 33, 37 | heeft dat gij Hem zoudt vrezen. Toen Zaid van haar scheidde,
56 33, 39 | s boodschappen brengen, vrezen Hem en buiten Allah niemand.
57 35, 18 | hun Heer in het verborgene vrezen en het gebed onderhouden.
58 35, 28 | dienaren die kennis bezitten, vrezen Allah. Voorwaar, Allah is
59 36, 11 | Barmhartige in het verborgene vrezen. Geef hem daarom blijde
60 39, 20 | Maar voor hen die hun Heer vrezen zijn woningen boven elkaar
61 39, 23 | huid van hen die hun Heer vrezen ineenkrimpt, daarna ontspant
62 39, 36 | En zij trachten u te doen vrezen voor hen (de afgoden) die
63 42, 18 | verhaasten maar de gelovigen vrezen er voor en weten dat het
64 45, 14 | de dagen van Allah niet vrezen, moeten vergeven, zodat
65 51, 28 | Daarop begon hij hen te vrezen. Zij zeiden: "Vrees niet"
66 51, 37 | die de pijnlijke straf vrezen. ~
67 65, 4 | zijn. En degenen die Allah vrezen, zal Hij van het nodige
68 67, 12 | hun Heer in het verborgene vrezen, zullen vergiffenis en een
69 70, 27 | die de straf van hun Heer vrezen ~
70 74, 53 | 53. Voorwaar, zij vrezen het Hiernamaals niet! ~
71 76, 7 | vervullen de gelofte, en vrezen een Dag waarvan het kwaad
72 76, 10 | 10. Wij vrezen van onze Heer een moeilijke
73 79, 19 | leiden opdat gij Hem moogt vrezen." ~
|