Sura, Verse
1 2, 22 | hemel tot een gewelf en Die water van de wolken deed nederkomen
2 2, 60 | 60. En toen Mozes om water voor zijn volk bad zeiden
3 2, 74 | die splijten en er vloeit water uit. En sommige zijn er
4 2, 164| voordeel strekt; en in het water dat Allah van de hemel nederzendt,
5 4, 43 | aangeraakt en gij vindt geen water, neemt dan uw toevlucht
6 5, 6 | aangeraakt en gij vindt geen water, zoekt dan uw toevlucht
7 6, 70 | zullen een drank van kokend water en een smartelijke straf
8 6, 99 | 99. En Hij is het, Die water uit de wolken nederzendt
9 7, 50 | paradijs roepen: "Giet wat water over ons uit of iets, waarmnee
10 7, 57 | drijven, daarna zenden Wij er water uit neder, dan brengen Wij
11 7, 163| aan de oppervlakte van het water, maar de dag waarop zij
12 8, 11 | als beveiliging van Hem en water van de wolken over u nederzond,
13 9, 109| een afbrokkelende, door water aangetaste rand stichtte,
14 10, 4 | zullen een drank van kokend water en een pijnlijke straf ontvangen,
15 10, 24 | tegenwoordige leven is slechts als water, dat Wij uit de wolken nederzenden,
16 11, 7 | en Zijn troon rustte op water, opdat Hij u moge beproeven
17 11, 43 | zoeken, die mij tegen het water zal beschermen." Hij antwoordde: "
18 11, 44 | O, aarde, slok op uw water en o, hemel, houd op (met
19 11, 44 | op (met regenen)." En het water werd tot zakken gebracht
20 13, 4 | zij worden met hetzelfde water besproeid en toch doen Wij
21 13, 14 | handen uitstrekt naar het water, opdat het zijn mond zal
22 13, 17 | 17. Hij zendt water van de hemel neder, zodat
23 14, 16 | worden gedwongen kokend water te drinken. ~
24 14, 32 | hemelen en de aarde schiep en water uit die wolken doet nederkomen
25 15, 22 | winden, daarna zenden Wij water uit de wolken neder en geven
26 16, 10 | 10. Hij is het, Die water voor u uit de wolken zendt,
27 16, 65 | 65. En Allah heeft water uit de hemel nedergezonden
28 18, 29 | zullen zij worden begoten met water als gesmolten lood, dat
29 18, 41 | 41. "Of het water er van in de grond doen
30 18, 45 | dezer wereld: het is als Wij water uit de hemel nederzenden,
31 18, 86 | in een bron van modderig water zag ondergaan, waarbij hij
32 21, 30 | hetgeen leeft, hebben Wij uit water gemaakt. Willen zij dan
33 22, 19 | over hun hoofd zal kokend water worden uitgegoten. ~
34 22, 63 | gij niet gezien, dat Allah water uit de hemel nederzendt
35 23, 18 | 18. Wij zenden water uit de hemel neer in bepaalde
36 24, 39 | De dorstige denkt dat het water is, wanneer hij er bij komt
37 24, 45 | Allah heeft elk dier uit water geschapen. Sommigen hiervan
38 25, 48 | uitzendt en Wij zenden zuiver water uit de wolken neer. ~
39 25, 54 | Hij is het Die de mens uit water heeft geschapen en heeft
40 27, 44 | dacht zij dat het een massa water was, en zij raakte in verwarring.
41 27, 60 | hemelen en de aarde schiep en water uit de hemelen nederzendt
42 29, 63 | gij hun vraagt: "Wie zendt water uit de hemel neder en geeft
43 30, 24 | vrees en hoop. En dat Hij water uit de hemel nederzendt
44 31, 10 | over verspreid. Wij hebben water uit de wolken nedergezonden
45 32, 27 | niet gezien dat Wij het water naar het droge land voeren
46 35, 27 | gij niet gezien, dat Wij water van de hemel nederzenden
47 37, 67 | bovendien een drank van kokend water ontvangen. ~
48 38, 42 | uw voet aan, hier is koel water om u er mee te wassen en
49 39, 21 | gij niet gezien, dat Allah water van de hemel nederzendt
50 40, 72 | 72. In kokend water; dan zullen zij in het vuur
51 41, 39 | ziet, maar wanneer Wij er water op nederzenden, beweegt
52 43, 11 | 11. En Die water in juiste maat van de hemel
53 44, 46 | Gelijk het koken van ziedend water. ~
54 44, 48 | daarna als marteling kokend water op zijn hoofd." ~
55 47, 15 | er zijn daarin stromen water dat niet bederft; en stromen
56 47, 15 | vertoeven en die kokend water te drinken krijgen zodat
57 50, 9 | 9. En Wij zenden water vol zegeningen uit de hemel
58 54, 11 | hemel voor het stromende water. ~
59 54, 28 | 28. En zeg hun, dat het water tussen hen is verdeeld en
60 55, 44 | tussen vuur en fel kokend water rondgaan. ~
61 55, 66 | ook twee bronnen zijn die water in overvloed spuiten. ~
62 56, 42 | verschroeiende winden en kokend water. ~
63 56, 54 | 54. En daama kokend water drinken, ~
64 56, 68 | 68. Ziet, het water dat gij drinkt, ~
65 56, 93 | hem een onthaal op kokend water ~
66 67, 30 | Vertel mij, indien uw water diep in de aarde wegzakt,
67 67, 30 | zal u dan helder stromend water kunnen brengen?" ~~
68 72, 16 | pad houden zullen Wij hun water in overvloed te drinken
69 78, 25 | 25. Behalve kokend water en een stinkende vloeistof
70 79, 31 | 31. Daaruit bracht Hij water en weide voort. ~
71 80, 25 | 25. Hoe Wij water doen neerstromen, ~
72 83, 27 | zal vermengd worden met water van Tasniem; ~
|