Sura, Verse
1 2, 70 | koeien zien er voor ons gelijk uit; en als Allah het wil,
2 2, 118| harten zijn aan elkander gelijk. Wij hebben de tekenen voorzeker
3 2, 259| 259. Of, gelijk degene, die langs een stad
4 2, 275| omdat zij zeggen: "Handel is gelijk aan rente", terwijl Allah
5 3, 36 | voortbracht. "En de man is niet gelijk aan de vrouw. En ik heb
6 3, 113| 113. Zij zijn niet allen gelijk. Onder de mensen van het
7 3, 162| verblijfplaats de hel is, gelijk? Deze (laatste) is een slechte
8 4, 42 | wensen, dat de aarde met hen gelijk zou worden gemaakt en zij
9 4, 85 | kwade bijvalt zal er een gelijk aandeel aan hebben; En Aliah
10 4, 89 | verworpen, zodat gij aan hen gelijk zult worden. Neemt derhalve
11 4, 95 | der onbekwamen, zijn niet gelijk aan degenen die met hun
12 4, 140| houden, anders zoudt gij hun gelijk zijn. Voorzeker, Allah zal
13 5, 31 | zeide: "Ware ik maar de raaf gelijk, zodat ik het lijk van mijn
14 5, 95 | vergoeding is een huisdier gelijk aan hetgeen hij heeft gedood -
15 5, 95 | arme mensen voeden, of een gelijk aantal dagen vasten, opdat
16 5, 100| bozen en de goeden zijn niet gelijk, ofschoon de overvloed der
17 6, 50 | Kunnen de blinde en de ziende gelijk zijn? Wilt gij dan niet
18 6, 93 | zal iets nederzenden dat gelijk is aan hetgeen Allah heeft
19 6, 122| onder de mensen wandelt, gelijk aan hem, wiens toestand
20 7, 193| zij u niet volgen. Het is gelijk of gij hen roept of zwijgt. ~
21 9, 19 | bezoeken van de heilige Moskee gelijk aan de werken van hem die
22 9, 19 | in de ogen van Allah niet gelijk. En Allah leidt het onrechtvaardige
23 11, 17 | 17. Is hij dan (aan hen gelijk), die een duidelijk bewijs
24 11, 24 | Staat het geval van beiden gelijk? Wilt gij dan geen lering (
25 13, 10 | 10. Voor Hem is hij gelijk die onder u het woord verbergt
26 13, 16 | Kunnen de blinde en de ziende gelijk zijn?" Of kan de duisternis
27 13, 16 | zijn?" Of kan de duisternis gelijk zijn aan het licht? Of schrijven
28 13, 16 | zodat beide scheppingen hun gelijk voorkomen? Zeg: "Allah is
29 13, 19 | geopenbaard de waarheid is, gelijk aan hem die blind is? Alleen
30 14, 21 | geleid. Het is voor ons gelijk of wij ongeduld tonen of
31 16, 17 | Is dan Hij, Die schept gelijk aan iemand die niet schept?
32 16, 71 | ondergeschikten, zodat deze er gelijk in zullen worden. Willen
33 16, 75 | openlijk van besteedt. Zijn zij gelijk? Alle lof komt Allah toe!
34 16, 76 | niets goeds mee. Kan deze gelijk zijn aan hem die rechtvaardigheid
35 17, 11 | mens vraagt om het kwade gelijk hij om het goede vraagt;
36 18, 110| Ik ben slechts een mens gelijk gij, doch mij wordt geopenbaard
37 19, 7 | voordien niemand aan hem gelijk gemaakt." ~
38 20, 58 | een plaats (voor beiden) gelijk." ~
39 21, 104| zijn geschriften oprolt. Gelijk Wij de schepping eerst begonnen,
40 22, 25 | Moskee (te Mekka) - die Wij gelijk voor alle mensen hebben
41 22, 47 | Voorwaar bij uw Heer is één dag gelijk duizend jaren van uw berekening. ~
42 23, 34 | 34. En indien gij een man gelijk aan uzelf gehoorzaamt dan
43 23, 47 | geloven in twee mannen aan ons gelijk terwigl hun volk onze slaaf
44 26, 98 | 98. Toen wij u gelijk stelden aan de Heer der
45 28, 61 | hij (vervuld) zal zien, gelijk met degenen, die Wij van
46 32, 18 | 18. Zou dan de gelovige gelijk zijn aan hem die ongehoorzaam
47 32, 18 | Zij zijn (stellig) niet gelijk. ~
48 35, 12 | De twee wateren zijn niet gelijk; het ene zoet, smakelijk
49 35, 19 | 19. De blinde is niet gelijk aan de ziende; ~
50 35, 20 | 20. Noch is de duisternis gelijk aan het licht; ~
51 35, 21 | zijn de schaduw en de hitte gelijk; ~
52 35, 22 | 22. Noch zijn de levenden gelijk aan de doden. Voorzeker,
53 38, 28 | godvruchtigen en de bozen gelijk stellen? ~
54 39, 9 | Zeg: "Zijn zij die weten gelijk aan hen die niet weten?"
55 40, 58 | en de zienden zijn niet gelijk; noch zijn zij, die geloven
56 40, 58 | geloven en goede werken doen gelijk aan hen die kwaad doen.
57 41, 34 | goede en kwade zijn niet gelijk. Daarom weerstaat (het kwade)
58 41, 44 | Arabisch en niet-Arabisch gelijk?" Zeg: "Het is een leiding
59 42, 11 | Hij u. Er is niets aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende,
60 44, 46 | 46. Gelijk het koken van ziedend water. ~
61 45, 21 | zodat hun leven en hun dood gelijk zullen zijn? Verkeerd is
62 47, 15 | van hun Heer. Kunnen zij gelijk zijn aan degenen die in
63 51, 59 | der onrechtvaardigen is gelijk aan dat van hun gezellen.
64 52, 34 | hen dan een woord hieraan gelijk naar voren brengen, als
65 53, 56 | 56. Deze waarschuwer is gelijk aan de vroegere waarschuwers. ~
66 54, 42 | tekenen, daarom grepen Wij hen gelijk het grijpen van een krachtige
67 57, 10 | de overwinning zijn niet gelijk maar hoger in rang dan degenen
68 57, 21 | paradijs, waarvan de breedte gelijk is aan de breedte tussen
69 59, 20 | van het paradijs zijn niet gelijk: de bewoners van het paradijs
70 78, 33 | 33. En jeugdige gezellen, gelijk in leeftijd. ~
71 91, 14 | maakte het land met de grond gelijk. ~
72 112, 4 | niemand is Hem in enig opzicht gelijk." ~~
|