Sura, Verse
1 2, 53 | 53. En toen gaven Wij Mozes het Boek en het
2 2, 87 | 87. Voorwaar, Wij gaven Mozes het Boek en deden
3 2, 87 | voetsporen volgen. En Wij gaven aan Jezus, zoon van Maria,
4 2, 212| opstanding: Allah schenkt Zijn gaven overvloedig aan wie Hij
5 2, 253| verhief Hij in rang. En Wij gaven Jezus, zoon van Maria duidelijke
6 3, 169| bij hun Heer worden hun gaven geschonken. ~
7 4, 54 | heeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven aan de kinderen van Abraham
8 4, 54 | Boek en de Wijsheid en Wij gaven hun ook een groot koninkrijk. ~
9 4, 163| openbaring zonden en Wij gaven een openbaring aan Abraham
10 4, 163| Aäron en Salomo en Wij gaven David een psalmen. ~
11 5, 46 | was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie, dat licht
12 6, 20 | Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen hem (de Profeet),
13 6, 83 | Abraham tegen zijn volk gaven. Wij verheffen graadsgewijze,
14 6, 84 | 84. En Wij gaven hem Izaäk en Jacob; Wij
15 6, 89 | heerschappij en het profetenambt gaven. Maar nu dezen er ondankbaar
16 6, 114| degenen, wie Wij het Boek gaven weten dat het van uw Heer
17 6, 122| was en wie Wij het leven gaven en voor wie Wij een licht
18 6, 146| hun voor hun opstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig. ~
19 6, 154| 154. En Wij gaven Mozes het Boek, als voltooiing
20 7, 175| man die Wij Onze tekenen gaven, maar hij wendde zich af,
21 9, 54 | niets verhindert, dat hun gaven worden aangenomen behalve
22 11, 71 | van de geboorte van Izaak gaven en na Izaak van Jacob. ~
23 11, 110| 110. En Wij gaven Mozes voorzeker het Boek,
24 13, 38 | boodschappers vóór u en Wij gaven hun vrouwen en kinderen.
25 15, 81 | 81. En Wij gaven hun Onze tekenen, maar zij
26 16, 43 | aan wie Wij een openbaring gaven - vraagt daarom aan degenen,
27 17, 2 | 2. Wij gaven Mozes het Boek en maakten
28 17, 6 | 6. Nadien gaven Wij u macht over hen en
29 17, 20 | genen - verstrekken Wij onze gaven. De gaven van uw Heer zijn
30 17, 20 | verstrekken Wij onze gaven. De gaven van uw Heer zijn niet beperkt. ~
31 17, 59 | hebben verloochend. En Wij gaven aan de Samoed de kamelin
32 17, 60 | volk in Zijn hand." Wij gaven het visioen dat Wij u toonden
33 18, 13 | hun Heer geloofden en Wij gaven hun meer leiding. ~
34 19, 59 | hun hartstochten gehoor gaven. Weldra zullen zij hun ondergang
35 20, 115| 115. En waarlijk wij gaven voorheen Adam een bevel,
36 21, 84 | hem van moeilijkheden en gaven hem de zijnen en het gelijke
37 25, 35 | 35. Wij gaven Mozes het Boek (der Wet)
38 25, 39 | 39. Wij gaven aan ieder hunner allerlei
39 26, 59 | Zo geschiedde het; en Wij gaven die als een erfenis aan
40 27, 15 | 15. En Wij gaven kennis aan David en Salomo,
41 27, 36 | Neen, gij verheft u op uw gaven. ~
42 28, 13 | 13. Zo gaven Wij hem aan zijn moeder
43 28, 14 | volle kracht had bereikt, gaven wij hem wijsheid en kennis;
44 28, 41 | 41. En Wij gaven hun leiders die tot het
45 28, 43 | 43. En Wij gaven het Boek aan Mozes nadat
46 28, 52 | wie Wij het Boek voordien gaven, geloven er in. ~
47 29, 27 | 27. En Wij gaven hem Izaak en Jacob, en Wij
48 29, 27 | zijn nageslacht, en Wij gaven hem zijn beloning in dit
49 32, 23 | 23. Voorzeker, Wij gaven Mozes het Boek - twijfel
50 34, 44 | 44. En Wij gaven hun geen boek dat zij bestudeerden,
51 34, 45 | bereikt van hetgeen Wij hun gaven - zij verloochenden Mijn
52 35, 32 | 32. Dan gaven Wij het Boek als erfdeel
53 35, 37 | Men zal hun antwoorden): "Gaven Wij u niet een leven, lang
54 37, 101| 101. Dan gaven Wij hem de blijde tijding
55 37, 112| 112. Wij gaven hem het blijde nieuws van
56 37, 117| 117. En Wij gaven hun het duidelijke boek. ~
57 37, 148| En zij geloofden, daarom gaven Wij hun voor een korte tijd
58 38, 20 | versterkten zijn koninkrijk en gaven hem wijsheid en een beslissend
59 38, 25 | 25. Daarom gaven Wij hem bescherming en inderdaad
60 40, 53 | 53. En Wij gaven Mozes de leiding, en deden
61 41, 17 | wat de Samoed betreft, Wij gaven leiding, maar zij verkozen
62 41, 45 | 45. En Wij gaven Mozes het Boek, maar men
63 44, 33 | 33. En Wij gaven hun tekenen, waar een duidelijke
64 45, 16 | 16. Wij gaven het Boek en de heerschappij
65 45, 17 | 17. En Wij gaven hun duidelijke uitleg over
66 51, 28 | zeiden: "Vrees niet" en zij gaven hem blijde tijding over
67 52, 18 | 18. Genietende van de gaven, die hun Heer hun heeft
68 53, 55 | 55. Over welke gaven van uw Heer wilt gij dan
69 57, 27 | van Maria, opvolgen en Wij gaven hem het Evangelie. En Wij
70 57, 27 | zoals het behoorde. Toen gaven Wij de gelovigen onder hen
71 67, 15 | paden en geniet van haar gaven. En tot Hem zal de Opstanding
72 102, 8 | worden ondervraagd over de gaven. ~~
|