Sura, Verse
1 2, 61 | wij verdragen niet langer één soort voedsel, bid daarom
2 2, 163| 163. En uw God is één God, er is geen God buiten
3 2, 180| dat wanneer de dood tot één uwer komt, en hij een vermogen
4 2, 213| 213. De mensheid was één gemeenschap. Daarna verwekte
5 2, 240| levensonderhoud gedurende één jaar, zonder dat zij worden
6 2, 246| Israëls na Mozes, toen zij tot één hunner profeten zeiden: "
7 2, 252| waarheid. Voorzeker, gij zijt één der boodschappers. ~
8 2, 282| geen twee mannen zijn, dan één man en twee vrouwen van
9 2, 282| aanstaan, zodat, wanneer één der twee vrouwen zich zou
10 2, 283| worden gegeven. En indien één uwer de ander iets toevertrouwt,
11 3, 46 | middelbare leeftijd en hij zal één der rechtvaardigen zijn." ~
12 3, 64 | mensen van het Boek, komt tot één woord, waarin wij met elkander
13 4, 1 | vreest uw Heer, Die u van één enkele ziel schiep en daaruit
14 4, 3 | rechtvaardig zult handelen, dan één of wat uw rechter handen
15 4, 11 | nalatenschap en als er slechts één is, voor haar is de helft.
16 4, 20 | wenst te nemen en gij hebt één harer een schat gegeven,
17 4, 129| Maar neigt niet geheel tot één, zodat gij de andere in
18 4, 171| en zegt niet: "Drie (in één)." Houdt op, dat is beter
19 5, 27 | offer brachten en het van één hunner werd aangenomen en
20 5, 48 | gewild zou Hij u allen tot één volk hebben gemaakt, maar
21 5, 51 | vrienden neemt, is inderdaad één hunner. Voorwaar, Allah
22 5, 106| gelooft, wanneer de dood één uwer nadert, ten tijde dat
23 6, 35 | zou Hij hen zeker onder één leiding hebben verzameld.
24 6, 94 | 94. Nu zijt gij één voor één tot Ons gekomen
25 6, 94 | 94. Nu zijt gij één voor één tot Ons gekomen zoals Wij
26 6, 98 | Hij is het, Die u van uit één ziel heeft voortgebracht
27 8, 7 | 7. En toen Allah u één der twee partijen beloofde
28 9, 6 | 6. En als één der afgodendienaren u om
29 9, 40 | hem verdreven - toen hij één van de twee was - en zij
30 10, 19 | het mensdom was slechts één gemeenschap, daarna verschilden
31 10, 34 | 34. Zeg: "Is er één uwer afgoden die de schepping
32 10, 35 | 35. Zeg: "Is er één uwer afgoden, die tot de
33 11, 118| het mensdom voorzeker tot één volk hebben gemaakt, maar
34 12, 41 | twee medegevangenen, wat één uwer betreft, hij zal wijn
35 12, 67 | mijn zonen, gaat niet door één poort binnen maar gaat door
36 12, 78 | oude vader, neem daarom één onzer in zijn plaats, want
37 13, 4 | korenvelden en dadelpalmen, met één wortel of met verschillende
38 16, 58 | 58. En wanneer aan één hunner (de geboorte) van
39 16, 93 | zou Hij u voorzeker tot één volk hebben gemaakt; maar
40 17, 23 | jegens de ouders. Indien één hunner bij u een hoge leeftijd
41 18, 19 | gebleven zijt. (Het is beter) één van ons met deze zilveren
42 18, 22 | ingaande en vraag evenmin van één hunner inlichtingen over
43 18, 50 | doch Iblies niet. Hij was één der djinn, derhalve was
44 18, 110| geopenbaard dat uw God slechts één God is. Laat daarom degene,
45 20, 104| beweert: "Gij zijt slechts één dag gebleven." ~
46 21, 92 | dit is uw gemeenschap: één gemeenschap; en Ik ben uw
47 22, 47 | Voorwaar bij uw Heer is één dag gelijk duizend jaren
48 23, 52 | weet dat uw gemeenschap één gemeenschap is en dat Ik
49 30, 46 | 46. En één onder Zijn tekenen is dat
50 33, 40 | Mohammed is niet de vader van één uwer mannen, maar de boodschapper
51 34, 46 | Ik raad u aan slechts één ding te doen; dat gij paarsgewijze
52 36, 3 | 3. Gij zijt inderdaad één der boodschappers ~
53 37, 4 | Voorwaar, (voorwaar), uw God is één (enig God), ~
54 37, 19 | 19. Er zal slechts één roep zijn en ziet, zij zullen
55 37, 81 | 81. Hij was voorzeker één Onzer gelovige dienaren. ~
56 37, 111| 111. Voorwaar, hij was één Onzer gelovige dienaren. ~
57 37, 132| 132. Voorwaar, hij was één Onzer gelovige dienaren. ~
58 37, 164| 164. En er is niet één onzer of hij heeft een vaste
59 38, 5 | Heeft hij van vele Goden één God gemaakt? Dit is voorzeker
60 38, 23 | negentig ooien, en ik heb maar één ooi. Toch zegt hij: 'Geef
61 39, 6 | 6. Hij schiep u uit één ziel, dan maakte Hij daaruit
62 39, 29 | en een man die geheel aan één man toebehoort. Zijn zij
63 41, 6 | geopenbaard dat uw God slechts één God is; weest derhalve oprecht
64 43, 33 | gevaar) dat alle mensen één groep zouden vormen, Wij
65 44, 31 | Pharao: want hij was trots en één der buitensporigen.
66 49, 9 | schikking onder hen, maar indien één hunner tegen de andere in
67 51, 36 | Maar Wij vonden er slechts één huis der Moslims.
68 54, 50 | 50. En Ons gebod komt in één oogwenk. ~
69 63, 10 | voorzien hebben voordat de dood één uwer overvalt en deze zegt: "
70 68, 50 | verkoos hem en maakte hem tot één der goeden. ~
71 79, 13 | 13. Daar is slechts één dreigende roep. ~
|