Sura, Verse
1 2, 17 | verlichtte, nam Allah hun licht weg en liet hen in diepe
2 2, 257| uit de duisternis tot het licht. Maar de vrienden der ongelovigen
3 2, 257| zij brengen hen uit het licht in de duisternis; dezen
4 4, 174| en Wij hebben een helder licht tot u nedergezonden. ~
5 5, 15 | van Allah inderdaad een licht en een duidelijk Boek tot
6 5, 16 | uit de duisternis tot het licht door Zijn gebod en leidt
7 5, 44 | neder, waarin leiding en licht was, waarmede de profeten
8 5, 46 | gaven hem het Evangelie, dat licht en leiding bevatte, bevestigende
9 6, 1 | en de duisternis en het licht deed ontstaan; toch stellen
10 6, 91 | Boek dat Mozes bracht als licht en leiding voor de mensen -
11 6, 122| gaven en voor wie Wij een licht maakten waardoor hij onder
12 7, 9 | 9. En zij, wier schalen licht zullen zijn, deden hun zielen
13 7, 157| eren en ondersteunen en het licht dat met hem is nedergezonden
14 9, 32 | 32. Zij wensen het licht van Allah door hun mond
15 9, 32 | belet dit. Hij zal Zijn licht vervolmaken, zelfs al mogen
16 9, 41 | 41. Gaat voort licht of zwaar, streeft met uw
17 9, 64 | hetgeen gij vreest aan het licht brengen." ~
18 10, 5 | de zon tot een stralend licht maakte en de maan tot een
19 10, 5 | en de maan tot een helder licht en er stadia voor verordende,
20 10, 67 | rusten en de dag vol van licht. Voorzeker, daarin zijn
21 11, 84 | geef geen korte maat of licht gewicht. Ik zie u in voorspoed
22 12, 18 | gij hebt de zaak veel te licht opgevat. Daarom is geduld
23 12, 51 | Nu is de waarheid aan het licht gekomen. Ik was het die
24 13, 16 | duisternis gelijk zijn aan het licht? Of schrijven zij aan Allah
25 13, 17 | een soortgelijk schuim. Zo licht Allah de waarheid en de
26 14, 1 | uit de duisternis tot het licht moogt brengen op het pad
27 14, 5 | uit de duisternis tot het licht en herinner hen aan de dagen
28 16, 80 | woonplaatsen voor u gemaakt die gij licht vindt, op de tijd waarop
29 17, 12 | teken van de dag hebben Wij licht gemaakt, opdat gij overvloed
30 20, 102| en hun ogen zullen zonder licht zijn. ~
31 21, 48 | het Onderscheid, tot een licht en een gedachtenis voor
32 23, 103| 103. Doch zij, wier werken licht zijn - dit zijn degenen
33 24 | 24. Het Licht (An-Noer) Geopenbaard nà
34 24, 35 | 35. Allah is het Licht van de hemelen en de aarde.
35 24, 35 | De gelijkenis van Zijn Licht is als een nis waarin een
36 24, 35 | al raakte vuur haar niet. Licht op Licht. Allah leidt tot
37 24, 35 | vuur haar niet. Licht op Licht. Allah leidt tot Zijn Licht
38 24, 35 | Licht. Allah leidt tot Zijn Licht wie Hij wil. - Allah geeft
39 24, 40 | en hij, wie Allah geen licht geeft, voor hem is er geen
40 24, 40 | geeft, voor hem is er geen licht. ~
41 27, 25 | aarde verborgen is aan het licht brengt en Die weet wat gij
42 27, 86 | mogen rusten, en de dag om licht te geven. Daarin zijn voorwaar
43 28, 71 | er naast Allah die u een licht kan brengen? Wilt gij dan
44 33, 37 | uw hart wat Allah aan het licht zou brengen, en gij vreesdet
45 33, 43 | de duisternissen tot het licht moge leiden. En Hij is voor
46 35, 20 | duisternis gelijk aan het licht; ~
47 35, 40 | 40. Zeg: "Licht (mij) in over de goden,
48 36, 66 | hadden gewild, konden Wij het licht in hun ogen hebben gedoofd;
49 39, 22 | heeft verruimd, is in het licht van zijn Heer. Wee dan degenen,
50 39, 69 | En de aarde zal door het licht van haar Heer schitteren,
51 40, 61 | moogt rusten en de dag om u licht te geven. Voorwaar, Allah
52 42, 52 | Wij maakten het tot een licht waarbij Wij leiding verlenen
53 47, 29 | boosaardigheden niet aan het licht zou brengen? ~
54 47, 37 | boosaardigheden aan het licht brengen. ~
55 53, 16 | 16. Toen het goddelijke Licht de Lotusboom overstraalde ~
56 57, 9 | de Duisternissen in het Licht te brengen en voorwaar,
57 57, 12 | en vrouwen zult zien, hun licht vóór hen en aan hun rechter
58 57, 13 | zeggen: "Laat ons iets van uw licht nemen," zal er gezegd worden: "
59 57, 13 | worden: "Gaat terug en zoekt licht." Dan zal er tussen hen
60 57, 19 | zullen hun beloning en hun licht ontvangen. Maar zij die
61 57, 28 | barmhartigheid geven en u een licht verschaffen waarin gij wandelen
62 61, 8 | 8. Zij wensen Allah's licht door hun mond te doven,
63 61, 8 | doven, maar Allah zal Zijn licht vervolmaken, hoewel de ongelovigen
64 64, 8 | boodschapper, en in het Licht dat Wij nedergezonden hebben.
65 65, 11 | uit de duisternis in het licht moge brengen; en wie in
66 66, 8 | niet zal vernederen. Hun licht zal vóór hen en van hun
67 66, 8 | Onze Heer, volmaak ons licht voor ons en vergeef ons;
68 71, 16 | hoe Hij de maan daarin als licht heeft geplaatst en de zon
69 91, 1 | 1. Bij de zon en haar licht, ~
70 101, 8 | Doch hij, wiens schalen licht zijn, ~
|