bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 31| 31. En Hij leerde Adam al de
2 3, 31| 31. Zeg: "Indien gij Allah
3 4, 31| 31. Als gij de grootste dingen
4 5, 31| 31. Toen zond Allah een raaf,
5 6, 31| 31. Voorzeker, zij, die de
6 7, 31| 31. O, kinderen van Adam, let
7 8, 31| 31. En wanneer Onze verzen
8 9, 31| 31. Zij hebben naast Allah
9 10, 31| 31. Zeg: "Wie voorziet u van
10 11, 31| 31. "En ik zeg u niet: 'Ik
11 12, 31| 31. En toen zij van hun plannen
12 13, 31| 31. En als er een Koran was,
13 14, 31| 31. Zeg tot mijn gelovige dienaren
14 15, 31| 31. Maar Iblies weigerde tot
15 16, 31| 31. Tuinen der eeuwigheid zullen
16 17, 31| 31. En doodt uw kinderen niet
17 18, 31| 31. Voor dezulken zijn de Tuinen
18 19, 31| 31. "Hij heeft mij gezegend
19 20, 31| 31. "Vergroot mijn kracht door
20 21, 31| 31. En Wij hebben op aarde
21 22, 31| 31. Oprecht zijnde voor Allah,
22 23, 31| 31. Toen verwekten Wij een
23 24, 31| 31. En zeg tot de gelovige
24 25, 31| 31. Zo maken Wij voor elke
25 26, 31| 31. Pharao zeide: "Breng het
26 27, 31| 31. Weest niet laatdunkend
27 28, 31| 31. Werp uw staf neder." En
28 29, 31| 31. En toen onze boodschappers
29 30, 31| 31. U tot Hem bekerende, vreest
30 31 | 31. De Wijzen (Loqmaan) Geopenbaard
31 31, 31| 31. Hebt gij niet gezien, dat
32 33, 31| 31. Maar wie van u aan Allah
33 34, 31| 31. En de ongelovigen zeggen: "
34 35, 31| 31. En hetgeen Wij u hebben
35 36, 31| 31. Hebben zij niet gezien,
36 37, 31| 31. Nu is het woord van onze
37 38, 31| 31. Herinnert u, toen er renpaarden
38 39, 31| 31. Dan zult gij op de Dag
39 40, 31| 31. Zoals hoe geval was bij
40 41, 31| 31. "Wij zijn uw vrienden in
41 42, 31| 31. En gij kunt op aarde niet
42 43, 31| 31. En men zegt: "Waarom is
43 44, 31| 31. Door Pharao: want hij was
44 45, 31| 31. Maar tot de ongelovigen (
45 46, 31| 31. "O, ons volk, geef gehoor
46 47, 31| 31. En Wij zullen u zeker beproeven
47 50, 31| 31. En de Hemel zal dicht bij
48 51, 31| 31. Abraham zeide: "Wat is
49 52, 31| 31. Zeg: "Wacht! Ik wacht ook
50 53, 31| 31. En aan Allah behoort hetgeen
51 54, 31| 31. Wij zonden een enkele straf
52 55, 31| 31. Wij zullen spoedig met
53 56, 31| 31. En stromende wateren, ~
54 68, 31| 31. En zeiden: "Wee ons, wij
55 69, 31| 31. Werpt hem dan in de hel. ~
56 70, 31| 31. Maar degenen die buiten
57 74, 31| 31. En Wij hebben niets dan
58 75, 31| 31. Want hij (mens) nam de
59 76 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 31 strofen. ~In naam van Allah,
60 76, 31| 31. Hij laat tot Zijn barmhartigheid
61 77, 31| 31. Die geen koelte geeft,
62 78, 31| 31. Voorwaar, er is triomf
63 79, 31| 31. Daaruit bracht Hij water
64 80, 31| 31. En vruchten en weiden, ~
65 83, 31| 31. En wanneer zij tot de hunnen
|