bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 34| 34. En toen Wij tot de engelen
2 3, 34| 34. Afstammelingen, de een
3 4, 34| 34. Mannen zijn voogden over
4 5, 34| 34. Dit, met uitzondering van
5 6, 34| 34. Gewis, de boodschappers
6 7, 34| 34. En er is voor elk volk
7 8, 34| 34. Waarom zal Allah hen niet
8 9, 34| 34. O, gij die gelooft, velen
9 10, 34| 34. Zeg: "Is er één uwer afgoden
10 11, 34| 34. "En als ik u raad geef
11 12, 34| 34. Daarom verhoorde zijn Heer
12 13, 34| 34. Er is voor hen een straf
13 14, 34| 34. En Hij gaf u al hetgeen
14 15, 34| 34. God zeide: "Ga dan heen,
15 16, 34| 34. Het boze dat zij deden
16 17, 34| 34. En raakt het eigendom van
17 18, 34| 34. En hij had overvloed,en
18 19, 34| 34. Aldus was Jezus, de zoon
19 20, 34| 34. "En U zeer indachtig mogen
20 21, 34| 34. Wij hebben aan niemand
21 22, 34| 34. En voor elk volk hebben
22 23, 34| 34. En indien gij een man gelijk
23 24, 34| 34. En Wij hebben duidelijke
24 25, 34| 34. Zij die vernederd naar
25 26, 34| 34. Pharao zeide tot de vooraanstaanden
26 27, 34| 34. Zij zeide: "Voorzeker,
27 28, 34| 34. Maar mijn broeder Aäron
28 29, 34| 34. Wij zullen gewis een straf
29 30, 34| 34. Zodat zij ondankbaar worden
30 31 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 34 strofen. ~In naam van Allah,
31 31, 34| 34. Voorwaar, Allah alleen
32 33, 34| 34. En herinnert u de woorden
33 34 | 34. De Stad van Saba (Saba)
34 34, 34| 34. En Wij zonden geen waarschuwer
35 35, 34| 34. En zij zullen zeggen: "
36 36, 34| 34. En Wij hebben er tuinen
37 37, 34| 34. Zo behandelen Wij de schuldigen; ~
38 38, 34| 34. Voorzeker Wij beproefden
39 39, 34| 34. Zij zullen van hun Heer
40 40, 34| 34. En voordien kwam Jozef
41 41, 34| 34. Het goede en kwade zijn
42 42, 34| 34. Of Hij kan ze vernietigen:
43 43, 34| 34. En deuren voor hun huizen;
44 44, 34| 34. Deze mensen (de ongelovigen)
45 45, 34| 34. En er zal worden gezegd: "
46 46, 34| 34. En de Dag, waarop de ongelovigen
47 47, 34| 34. Waarlijk, de ongelovigen,
48 50, 34| 34. Gaat hier in vrede binnen.
49 51, 34| 34. Door uw Heer gemerkt (ter
50 52, 34| 34. Laat hen dan een woord
51 53, 34| 34. En die weinig geeft en
52 54, 34| 34. En Wij zonden een storm
53 55, 34| 34. Welke van de gunsten van
54 56, 34| 34. En edele vrouwen. ~
55 68, 34| 34. Inderdaad, voor de rechtvaardigen
56 69, 34| 34. Noch moedigde hij aan,
57 70, 34| 34. En degenen die hun gebeden
58 74, 34| 34. En de dageraad wanneer
59 75, 34| 34. "Wee u! Wee dus over u." ~
60 77, 34| 34. Wee op die Dag degenen
61 78, 34| 34. En een gevulde beker. ~
62 79, 34| 34. Maar als de grote ramp
63 80, 34| 34. De Dag waarop een man van
64 83, 34| 34. Daarom zullen op deze Dag
|