Sura, Verse
1 2, 32| 32. Zij zeiden: "Heilig zijt
2 3, 32| 32. Zeg: "Gehoorzaamt Allah
3 4, 32| 32. En begeert niet datgene,
4 5, 32| 32. Deswegen schreven Wij de
5 6, 32| 32. Het wereldse leven is niets
6 7, 32| 32. Zeg: "Wie heeft de tooi
7 8, 32| 32. En toen zij zeiden: "O
8 9, 32| 32. Zij wensen het licht van
9 10, 32| 32. Zo is Allah, uw ware Heer.
10 11, 32| 32. Zij antwoordden: "O Noach,
11 12, 32| 32. Zij zeide: "Dit is hij
12 13, 32| 32. Voorzeker boodschappers
13 14, 32| 32. Allah is Hij, Die de hemelen
14 15, 32| 32. Hij zeide: "O Iblies, wat
15 16, 32| 32. Tot degenen, die de engelen
16 17, 32| 32. En houdt u verre van overspel;
17 18, 32| 32. En geef hun de gelijkenis
18 19, 32| 32. "En dat ik gehoorzaam zou
19 20, 32| 32. "En laat hem mijn arbeid
20 21, 32| 32. En Wij hebben de hemel
21 22, 32| 32. Zo zij het. En wie de heilige
22 23, 32| 32. En Wij zonden onder hen
23 24, 32| 32. En huwt uw weduwen en de
24 25, 32| 32. En de ongelovigen zeggen: "
25 26, 32| 32. Daarop wierp Mozes zijn
26 27, 32| 32. Zij zeide: "Gij leiders,
27 28, 32| 32. "Steek uw hand in uw boezem;
28 29, 32| 32. Hij zeide: "Maar Lot is
29 30, 32| 32. Noch tot degenen die hun
30 31, 32| 32. En wanneer de golven hen
31 32 | 32. De Aanbidding (As-Sadjdah) ~
32 33, 32| 32. O vrouwen van de profeet,
33 34, 32| 32. De hoogmoedigen zullen
34 35, 32| 32. Dan gaven Wij het Boek
35 36, 32| 32. Maar gewis, allen zullen
36 37, 32| 32. En wij deden u dwalen omdat
37 38, 32| 32. Dat hij zeide: "Ik houd
38 39, 32| 32. Wie is onrechtvaardiger
39 40, 32| 32. En o mijn volk, ik vrees
40 41, 32| 32. Als onthaal van de Vergevensgezinde,
41 42, 32| 32. En onder Zijn tekenen zijn
42 43, 32| 32. Delen deze de barmhartigheid
43 44, 32| 32. En Wij verkozen hen doelbewust
44 45, 32| 32. En toen er werd gezegd: "
45 46, 32| 32. En wie aan Allah's verkondiger
46 47, 32| 32. Voorzeker, zij die niet
47 50, 32| 32. Dit is hetgeen was beloofd
48 51, 32| 32. Zij antwoordden: "Wij zijn
49 52, 32| 32. Is het hun verstand, dat
50 53, 32| 32. Zij, die behalve kleine
51 54, 32| 32. En Wij hebben inderdaad
52 55, 32| 32. Welke van de gunsten van
53 56, 32| 32. En overvloedig fruit, ~
54 68, 32| 32. Het kan zijn dat onze Heer
55 69, 32| 32. Bindt hem vervolgens met
56 70, 32| 32. En degenen die het hun
57 74, 32| 32. Neen, bij de maan, ~
58 75, 32| 32. Doch hij verloochende (
59 77, 32| 32. Ziet! Het (Vuur der hel)
60 78, 32| 32. Beschutte tuinen en wijnbergen. ~
61 79, 32| 32. En Hij maakte de bergen
62 80, 32| 32. Voorziening voor u en uw
63 83, 32| 32. En wanneer zij hen zagen,
|